Radiotherapie verbetert alleen de oogmotiliteit bij matig-ernstige Graves-oftalmopathie

Nieuws
W.W. de Herder
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:1933

De bekendste extrathyreoïdale manifestatie van Graves-hyperthyreoïdie, namelijk Graves-oftalmopathie, heeft zoals andere auto-immuunaandoeningen een actief ontstekingsstadium en een fibrosestadium. Bij Graves-oftalmopathie is er echter een therapeutisch dilemma: afhankelijk van de ernst en het stadium kan men onder andere kiezen voor lokale behandeling van de ogen, systemische glucocorticoïden, retrobulbaire radiotherapie of chirurgische…

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

William
De Laat

In het verleden werd ik geconfronteerd met een te snelwerkende schildklier. Dit ging gepaard met een periorbitale zwelling en matige exoftalmie.Een klassieke behandeling met strumazol resulteerde snel tot een normale werking van de schildklier, wat tot op heden nog steeds het geval is.

Wel ben ik steeds blijven klagen over een pijnlijke oogmodaliteit die alleen belangrijker werd bij bepaalde fysische inspanningen, bijv. arbeid verrichten in gebukte houding of bij langdurig auto rijden. Buiten deze fysische inspanningen ondervond ik geen oogpijn.

Wegens deze klachten werd ik doorverwezen naar een universitair ziekenhuis. Vastgesteld werd dat alle ofthalmologische onderzoeken normaal en stabiel waren, CT-scan negatief.

Toch werd er radiotherapie geïndiceerd en toegepast. Dit bracht echter geen verbetering. Integendeel, halverwege veroorzaakte de radiotherapeutisch behandeling verbranding van de huid, gevoel van droogte en hitte aan de ogen waarvoor oogzalf werd voorgeschreven.

Kort daarna werd ik opgenomen op de afdeling oogheelkunde wegens hoornvliesletsels tengevolge van de verbranding van de radiotherapie. Een prednison(cortisone) kuur van 72mg per dag werd gestart langs intraveneuze weg om de cornea-erosie te reprimeren.

Aangezien de prednison nauwelijks verbetering bracht, werd er voorgesteld om de prednison te combineren met een nog meer agressieve immunosuppressiva, nl. siclosporine. Gezien de mogelijk ernstige bijwerkingen hiervan, werd er toch niet overgegeaan tot deze behandeling.

Uiteindelijk het ik de prednison iets meer dan 3 maanden toegediend gekregen. Dit medicijn heeft op zijn beurt mijn gezondheid ernstige schade toegebracht, bijkomende pijn en ongemak bezorgd met verstrekkende gevolgen van dien: botontkalking, spierverzwakking, enz.

Na de cortisonekuur ondervond ik nog enkele maanden last van de cornea-erosie. Nadien enkele maanden last van bindvliesontsteking.

Behalve dat de bestraling hoornvliesletsels heeft veroorzaakt, heeft de ioniserende straling van de radiotherapie ook schade berokkende aan de levende weefsels achter mijn linkeroog waaruit chronisch weefselontsteking is ontstaan, opgekomen enkele jaren later. Dat zijn gekende langetermijn bijwerkingen die doorgaans optreden na 5 of zelfs 10 jaar na de bestraling (radiation induced fibroses).

In 2010 neemt de ontsteking toe als gevolg van de ioniserende straling van de CT-scan van de orbita van 2009 die ter controle werd genomen. Dit gaat gepaard met een progressieve toename van pijn, exoftalmie(linkeroog), periorbitale zwelling en verhoogde oogdruk (24-25 kwikdruk).

De exoftalmie en de periorbitale zwelling en de oogdruk neemt tot op heden nog steeds toe als gevolg van belasting van medische straling.

 

William de Laat (wdw@hotmail.com)