Vroege uitsluiting van ischemische myocardschade met behulp van nieuwe biochemische hartmerkstoffen

Klinische praktijk
R.J. de Winter
R.W. Koster
G.T. Sanders
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:940-4
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Nieuwe immunochemische bepalingsmethoden voor de hartmerkstoffen creatinekinase(CK)-MB-massa, myoglobine, troponine T (TnT), troponine I (TnI) vetzuurbindend eiwit (‘fatty acid binding protein’; FABP) maken een herevaluatie van hun bruikbaarheid bij vroegdiagnostiek van hartschade noodzakelijk.

Hartmerkstoffen spelen een belangrijke rol bij het uitsluiten van myocardbeschadiging bij patiënten met pijn op de borst en een non-diagnostisch opname-ECG.

Een seriële CK-MB-massameting is voor die uitsluiting van myocardbeschadiging zeer geschikt.

De sensitiviteit van TnT kort na een infarct is vergelijkbaar met die van CK-MB-massa; een enkele meting bij opname is onvoldoende.

De merkstof myoglobine heeft beperkte waarde door het korte tijdsvenster van myoglobineverhoging en onvoldoende hartspecificiteit.

Een verhoogde TnT- of TnI-waarde heeft bij patiënten met instabiele angina pectoris een negatieve prognostische betekenis. Onduidelijk is nog hoe deze prognose te verbeteren.

Een negatieve troponineuitslag lijkt complicaties op de korte termijn niet uit te sluiten.

Op de afdeling Eerste Harthulp van het Academisch Medisch Centrum wordt op dit moment de voorkeur gegeven aan het serieel meten van CK-MB-massa, terwijl een troponinemeting in de toekomst hierop mogelijk een aanvulling kan worden.

artikel

Zie ook het artikel op bl. 962.

De laatste jaren is een aantal snelle, meest immunochemische, bepalingsmethoden beschikbaar gekomen om de concentratie van serummerkstoffen te meten teneinde na te gaan of ischemische myocardschade of een acuut myocardinfarct aanwezig is. Het vroeg vaststellen van de diagnose ‘acuut myocardinfarct’ zou kunnen leiden tot een betere behandeling. Tegelijkertijd zou het vroeg identificeren van patiënten zonder myocardschade, die een laag risico hebben op complicaties, resulteren in snelle triage en het voorkómen van onnodige opname op een hartbewakingsafdeling. De mogelijkheden die deze nieuwe bepalingsmethoden bieden, hebben geleid tot onderzoeken naar vroege diagnostiek van myocardschade met behulp van myoglobine,1 creatinekinase(CK)-MB-massa,2 CK-isovormen,3 troponine T (TnT),4 troponine I (TnI),5 en vetzuurbindend eiwit (‘fatty acid binding protein’; FABP).6 De eigenschappen van de merkstoffen staan vermeld in de tabel.

Welke van deze merkstoffen is in de praktijk nu voor de diagnostiek en de risicostratificatie van patiënten met pijn op de borst het beste? Daarvoor dient men zich af te vragen hoe vroeg myocardschade moet worden vastgesteld of uitgesloten en hoe dit kan worden ingepast in de (lokale) logistiek van eerstehulp- en hartbewakingsvoorzieningen. Hartmerkstoffen worden behalve voor de diagnostiek van myocardinfarct ook gebruikt voor die van hartspiercelbeschadiging in andere klinische situaties. Hierbij valt te denken aan het vaststellen van perioperatieve beschadiging na openhartoperatie of in combinatie met skeletspiertrauma, het vaststellen van reïnfarcering bij patiënten die een hartinfarct doormaakten en aan risicostratificatie bij patiënten met instabiele angina pectoris. Al deze situaties stellen verschillende eisen aan de hartmerkstof. Dit overzichtsartikel betreft vooral de plaats van nieuwe hartmerkstoffen voor het zo vroeg mogelijk aantonen of uitsluiten van hartspiercelbeschadiging en de implicaties voor triage en behandeling van patiënten in de eerste 12-24 uur na een cardiale gebeurtenis.

acuut myocardinfarct: het ontbreken van een gouden standaard

Voor de diagnose ‘acuut myocardinfarct’ dient volgens de richtlijnen van de WHO uit 1981 aan 2 van de 3 volgende criteria voldaan te worden: (a) typische klachten van pijn op de borst, (b) ECG-veranderingen, en (c) een toename in het bloed van de ‘hartenzymen’.7 Deze criteria zijn destijds echter opgesteld met een epidemiologische doelstelling, namelijk om een vergelijking mogelijk te maken tussen voor onderzoek verzamelde gegevensbestanden.8 In het licht van de huidige kennis is de WHO-definitie niet meer geschikt voor de dagelijkse klinische praktijk. Zo is bij ongeveer eenderde deel van patiënten met instabiele angina pectoris, die niet voldoen aan de WHO-definitie voor myocardinfarct, toch (geringe) hartspiercelbeschadiging aantoonbaar met behulp van de CK-MB-massabepaling, de TnT- of de TnI-test.9-12 Toch wordt in vele onderzoeken naar de waarde voor vroegdiagnostiek van hartmerkstoffen de WHO-definitie gebruikt, waarbij een hartspecifieke merkstof als TnT geleidelijk aan in de literatuur gaat dienen als een plaatsvervangende gouden standaard voor hartspiercelbeschadiging.

Voor de klinische praktijk kunnen wij aannemen dat met de nieuwe hartmerkstoffen myocardcelnecrose wordt aangetoond, en wel met grote accuraatheid. Dit is van belang want doordat de meeste patiënten met pijn op de borst een normaal of non-diagnostisch ECG hebben bij aanmelding, berust de uiteindelijke diagnose ‘hartspiercelbeschadiging’ dus vooral op de uitslag van het merkstofonderzoek.

het opname-ecg

Voor patiënten met evidente ST-elevaties op het opname-ECG die in aanmerking komen voor reperfusietherapie (trombolysebehandeling of primaire percutane transluminale coronaire angioplastiek (PTCA)), is snelle vaststelling van myocardschade met behulp van merkstofonderzoek meestal niet zinvol. In feite is op het moment dat de bepaling van enige hartmerkstof een betrouwbare uitslag geeft het ‘gouden uur’ voor de trombolysebehandeling, wanneer daarvan de meeste winst is te verwachten, reeds voorbij.13 De diagnostische waarde van het opname-ECG is in het algemeen beperkt, terwijl het wel één van de belangrijkste voorspellende variabelen is voor complicaties in het ziekenhuis bij patiënten met pijn op de borst.14 In een onderzoek van Goldman et al. kon het risico op complicaties binnen 72 uur worden geschat op basis van de klinische kenmerken (anamnese, lichamelijk onderzoek en ECG) en de gegevens verzameld gedurende een observatieperiode van 12 uur.15 Hierbij was het meten van hartmerkstoffen geen onderdeel van het model.

geen hartspiercelbeschadiging betekent niet: geen problemen

Patiënten die worden opgenomen met de diagnose ‘instabiele angina pectoris’ lopen het risico dat zich een volledig hartinfarct ontwikkelt. Ook patiënten zonder enige tekenen van hartspiercelnecrose, maar met herhaalde episoden van pijn in rust hebben een hoog risico en moeten worden opgenomen en behandeld. Als bij patiënten met instabiele angina pectoris minimale myocardschade wordt gedetecteerd door de bepaling van TnT, TnI of door een kleine stijging in CK-MB-massa, wijst dat op een extra verhoogd risico op complicaties.11 1216 17 Ook bij patiënten zonder minimale myocardschade is echter het risico op complicaties aanwezig. In een recent onderzoek naar de prognose bij instabiele angina pectoris was het risico op cardiale dood en myocardinfarct binnen 6 maanden in de twee laagste kwintielen van de TnT-uitslag toch 4-11.16 In het onderzoek van Hamm et al. naar de prognostische betekenis van een snelle test aan het ziekbed van TnT en TnI bij patiënten met pijn op de borst zonder ST-elevatie was het risico op een cardiale gebeurtenis voor patiënten zonder troponinestijging zeer laag (respectievelijk 1,1 en 0,3, echter met brede betrouwbaarheidsintervallen).18 Hierbij was de TnT-uitslag echter niet geblindeerd en was de snelle TnI-test achteraf verricht met ingevroren serum. De prognostische betekenis van de TnT- of de TnI-waarde was beter dan die van de CK-MB-massa, maar een kleine stijging van CK-MB-massa in seriële metingen (zogenaamde ‘significante verandering’), was niet in de analyse betrokken. Tevens is de immunochromatografische techniek van deze tests-aan-het-ziekbed naar onze mening nog in onvoldoende mate ontwikkeld: ze gaven althans in ons laboratorium een hoog percentage fout-negatieve uitslagen.19

uitsluiten van acuut myocardinfarct

Zoals beschreven, levert de vroege detectie van myocardschade door middel van de snelle bepalingsmethoden van nieuwe hartmerkstoffen geen bijdrage aan de beslissing te starten met reperfusietherapie bij patiënten met pijn op de borst. Evenmin levert het vroeg uitsluiten van myocardschade bij patiënten met een instabiel coronair syndroom voldoende zekerheid om vast te kunnen stellen dat het risico op toekomstige complicaties laag is. De beslissing deze patiënten in het ziekenhuis op te nemen, kan worden genomen op basis van anamnese, lichamelijk onderzoek en opname-ECG.15 Na opname is de verdere behandeling van patiënten zónder myocardschade (instabiele angina pectoris) en mét myocardschade (non-Q-golfinfarct) niet belangrijk verschillend in de eerste 24 uur en zal vroege detectie van myocardschade niet leiden tot bijvoorbeeld verkorting van de opnameduur.

Voor welke patiënten is hartmerkstofmeting relevant?

Daarentegen is er een grote groep laagrisicopatiënten met pijn op de borst met een normaal of non-diagnostisch ECG bij opname, die na een ongecompliceerde observatieperiode veilig kunnen worden ontslagen, in afwachting van de uitslagen van de meting van een hartmerkstof. Voor deze groep patiënten met lage prevalentie van myocardschade is de vroege detectie en vooral het uitsluiten van hartspiercelbeschadiging van belang en is een snelle en gevoelige meetmethode van één van de nieuwe hartmerkstoffen relevant.

welke merkstof voor vroege diagnostiek ter uitsluiting van myocardinfarct?

De sensitiviteit van merkstoffen als myoglobine, CK-MB-massa, CK-MB-isovormen, TnT en TnI voor de diagnose ‘myocardinfarct’ is belangrijk beter dan die van totale-CK- of CK-MB-activiteit. 1-520 In de meeste van deze onderzoeken zijn de merkstoffen echter niet gericht getest voor toepassing in de vroege diagnostiek. In de eerste uren na het ontstaan van klachten verandert de sensitiviteit van een merkstofbepaling snel, doordat het vrijkomen van de merkstof in het perifere bloed sterk tijdsafhankelijk verloopt. In de eerste 6 uur na het ontstaan van klachten is voor myoglobine de sensitiviteit hoger dan voor CK-MB-massa of TnT,2 hoewel voor alle drie de merkstoffen de sensitiviteit in deze periode nog onvoldoende is.2 Bovendien vermindert de sensitiviteit van myoglobine vanaf 7 uur na het begin van de klachten, terwijl de sensitiviteit van CK-MB-massa en TnT vrijwel 100 bereikt, echter pas na 10-12 uur na het begin van klachten. De vroege sensitiviteit van CK-MB-massa en TnT voor de diagnose ‘myocardinfarct’ is vergelijkbaar en tevens is het mogelijk de meeste patiënten zonder myocardinfarct, maar met een verhoogde TnT-waarde, te identificeren met seriële CK-MB-massametingen.17 Beide troponinen hebben als voordeel dat ze lang in het bloed aantoonbaar blijven, waardoor myocardbeschadiging kan worden gedetecteerd wanneer de waarde van CK-MB-massa al weer normaal is. Dit is echter ook een belangrijk nadeel, daar (vroege) reïnfarcering met troponinebepaling mogelijk minder betrouwbaar te detecteren is dan met CK-MB-massameting. Verder zijn er aanwijzingen dat bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie de TnT-waarde verhoogd kan zijn,21 terwijl voor de verschillende TnI-bepalingsmethoden een goede standaardisatie ontbreekt. Bovendien zijn er op dit moment geen onderzoeken die aantonen dat een andere behandeling van patiënten met instabiele angina pectoris en een verhoogde troponineuitslag de prognose verbetert.

De verschillen in sensitiviteit tussen genoemde merkstoffen zijn niet groot en wat belangrijker is, de verschillen verdwijnen binnen de noodzakelijke observatieperiode van 12 uur, die voorgesteld is door de auteurs van de Chest Pain Study Group.22

activiteit van totaal ck of ck-mb

In veel ziekenhuizen in Nederland wordt de totale-CK-activiteit gebruikt als een eerste screening voor het uitsluiten van myocardschade, ondanks de beschreven problemen met het vaststellen van een betrouwbare referentiewaarde als gevolg van de invloed van spiermassa, lichamelijke inspanning, sekseverschillen, leeftijd en ras.23 Bovendien is aangetoond dat myocardschade wel degelijk aanwezig kan zijn terwijl normale totale-CK-activiteit wordt gemeten.24 25

De seriële meting van CK-MB-massa is geëvalueerd voor uitsluitingsdiagnostiek op een afdeling voor eerste harthulp.2 Van verschillende fabrikanten zijn bepalingsmethoden voor CK-MB-massa verkrijgbaar die ook voldoende precisie hebben in het lage concentratiegebied rond de bovenste referentiewaarde. De meting kan worden verricht in 20 min en implementatie op grote ‘analyzer’-apparaten maakt het mogelijk deze meting continu, 7 dagen in de week, beschikbaar te hebben.

vroege diagnostiek ter uitsluiting van myocardschade in het academisch medisch centrum

Mede wegens de stijgende kosten en de schaarste van hartbewakingsbedden wordt gezocht naar strategieën om het aantal onnodige opnamen te verminderen en de duur van de opname te bekorten, maar patiënten toch veilig naar huis te sturen. Hierdoor is er hernieuwde belangstelling voor het opzetten van units voor kort verblijf (‘short-stay units’), zogenaamde afdelingen voor eerste harthulp. In Amsterdam werd de afdeling Eerste Harthulp opgericht op het terrein van het toenmalige Wilhelmina Gasthuis door professor Durrer in 1978, waarbij jarenlang een CK-MB-activiteitsmeting is gebruikt. Sinds 1995 is in het Academisch Medisch Centrum een 12-uursprotocol in gebruik in combinatie met een CK-MB-massabepaling direct bij opname en 5, 7 en 10 uur na het begin van klachten (seriële meting). Een myoglobine- of troponinebepaling is geen standaardonderdeel van dit protocol. De overwegingen hiervoor zijn:

Myoglobine is een zeer vroege merkstof voor myocardschade, maar is niet geschikt voor enkelvoudige meting omdat deze merkstof niet hartspecifiek is en vanwege het korte tijdsvenster na het infarct waarbinnen de myoglobinewaarde verhoogd is.

TnT en TnI hebben vergelijkbare verschijningscurven in het bloed en een vroege sensitiviteit en specificiteit die vergelijkbaar is met die van CK-MB-massa,24 26 waarbij vrijwel 100 sensitiviteit wordt bereikt 12 uur na het begin van de klachten. De troponinen zijn ons inziens nog onvoldoende getest voor vroege uitsluitingsdiagnostiek op een eerstehulpafdeling of afdeling voor eerste harthulp. Verder is er, zoals vermeld, de kans op fout-positieve TnT-uitslagen bij patiënten met nierinsufficiëntie, en is er voor de verschillende TnI-bepalingsmethoden (nog) geen goede standaardisatie. De plaats van de troponinebepaling voor triage, behandeling en gebeurtenisvrije overleving van patiënten met pijn op de borst werd in het rapport van het ‘National heart attack alert program’ dan ook beoordeeld als ‘onbekend’. 27

conclusie

Het voorgaande leidt ons tot de conclusie dat tegenwoordig betere diagnostiek van myocardschade mogelijk is dan met totale-CK- en CK-MB-activiteitmeting. De waarde van myoglobine als merkstof voor myocardbeschadiging is beperkt, terwijl die van het vetzuurbindend eiwit FABP nog onvoldoende is bestudeerd. Ook de waarde van de TnT- en TnI-bepalingen vergt nadere onderzoeken, zowel methodologisch als klinisch, om na te gaan of ze een werkelijke aanvulling betekenen bij de vroege detectie van myocardbeschadiging en risicoverbetering van patiënten met een acuut coronair syndroom. Op grond van de huidige inzichten geven seriële CK-MB-massametingen in combinatie met een 12-uursobservatieprotocol ons inziens voldoende informatie voor het vaststellen van hartschade, het uitvoeren van triage op de afdeling voor eerste (hart)hulp en risicoschatting. Een troponinemeting kan hierop mogelijk in de toekomst een aanvulling worden.

Literatuur
  1. Laurino JP, Bender EW, Kessimian N, Chang J, Pelletier T,Usategui M. Comparative sensitivities and specificities of the massmeasurements of CK-MB2, CK-MB, and myoglobin for diagnosing acute myocardialinfarction. Clin Chem 1996;42:1454-9.

  2. Winter RJ de, Koster RW, Sturk A, Sanders GT. Value ofmyoglobin, troponin T, and CK-MB mass in ruling out an acute myocardialinfarction in the emergency room. Circulation 1995;92:3401-7.

  3. Puleo PR, Meyer D, Wathen C, Tawa CB, Wheeler S, HamburgRJ, et al. Use of a rapid assay of subforms of creatine kinase-MB to diagnoseor rule out acute myocardial infarction. N Engl J Med 1994;331:561-6.

  4. Katus HA, Remppis A, Neumann FJ, Scheffold T, DiederichKW, Vinar G, et al. Diagnostic efficiency of troponin T measurements in acutemyocardial infarction. Circulation 1991;83:902-12.

  5. Pervaiz S, Anderson FP, Lohmann TP, Lawson CJ, Feng YJ,Waskiewicz D, et al. Comparative analysis of cardiac troponin I and creatingkinase-MB as markers of acute myocardial infarction. Clin Cardiol1997;20:269-71.

  6. Nieuwenhoven FA van, Kleine AH, Wodzig WH, Hermens WT,Kragten HA, Maessen JG, et al. Discrimination between myocardial and skeletalmuscle injury by assessment of the plasma ratio of myoglobin over fattyacid-binding protein. Circulation 1995;92:2848-54.

  7. World Health Organization (WHO) criteria for the diagnosisof acute myocardial infarction. Proposal for the multinational monitoring oftrends and determinants in cardiovascular disease. Genève:Cardiovascular Disease Unit of WHO, 1981.

  8. Rowley JM, Hampton JR. Diagnostic critera for myocardialinfarction. Br J Hosp Med 1981;26:253, 255-6, 258.

  9. Winter RJ de, Koster RW, Schotveld JH, Sturk A, StraalenJP van, Sanders GT. Prognostic value of troponin T, myoglobin, and CK-MB massin patients presenting with chest pain without acute myocardial infarction.Heart 1996;75:235-9.

  10. Hamm CW, Ravkilde J, Gerhardt W, Jorgensen P, Peheim E,Ljungdahl L, et al. The prognostic value of serum troponin T in unstableangina. N Engl J Med 1992;327:146-50.

  11. Ohman EM, Armstrong PW, Christenson RH, Granger CB, KatusHA, Hamm CW, et al. Cardiac troponin T levels for risk stratification inacute myocardial ischemia. GUSTO IIA Investigators. N Engl J Med1996;335:1333-41.

  12. Antman EM, Tanasijevic MJ, Thompson B, Schactman M,McCabe CH, Cannon CP, et al. Cardiac-specific troponin I levels to predictthe risk of mortality in patients with acute coronary syndromes. N Engl J Med1996;335:1342-9.

  13. Boersma E, Maas AC, Deckers JW, Simoons ML. Earlythrombolytic treatment in acute myocardial infarction: reappraisal of thegolden hour. Lancet 1996;348:771-5.

  14. Brush jr JE, Brand DA, Acampora D, Chalmer B, Wackers FJ.Use of the initial electrocardiogram to predict in-hospital complications ofacute myocardial infarction. N Engl J Med 1985;312:1137-41.

  15. Goldman L, Cook EF, Johnson PA, Brand DA, Rouan GW, LeeTH. Prediction of the need for intensive care in patients who come to theemergency departments with acute chest pain. N Engl J Med1996;334:1498-504.

  16. Lindahl B, Venge P, Wallentin L. Relation betweentroponin T and the risk of subsequent cardiac events in unstable coronaryartery disease. Circulation 1996;93:1651-7.

  17. Winter RJ de, Koster RW, Straalen JP van, Gorgels JP,Hoek FJ, Sanders GT. Critical difference between serial measurements of CK-MBmass to detect myocardial damage. Clin Chem 1997;43:338-43.

  18. Hamm CW, Goldmann BU, Heeschen C, Kreymann G, Berger J,Meinertz T. Emergency room triage of patients with acute chest pain by meansof rapid testing for cardiac troponin T or troponin I. N Engl J Med1997;337:1648-53.

  19. Adams R, Winter RJ de, Peters RJG, Gorgels JPMC, SchoutenY, Koster RW, et al. CARDIAC STATus, a new bed-side test for CK-MB andmyoglobin for the ruling out of acute myocardial infarction. Cardiologie1996;3:204.

  20. Collinson PO, Rosalki SB, Kuwana T, Garratt HM,Ramhamadamy EM, Baird IM, et al. Early diagnosis of acute myocardialinfarction by CK-MB mass measurements. Ann Clin Biochem 1992;29(Pt1):43-7.

  21. Hafner G, Thome-Kromer B, Schaube J, Kupferwasser I,Ehrenthal W, Cummins P, et al. Cardiac troponins in serum in chronic renalfailure letter. Clin Chem 1994;40:1790-1.

  22. Lee TH, Juarez G, Cook EF, Weisberg MC, Rouan GW, BrandDA, et al. Ruling out acute myocardial infarction. A prospective multicentervalidation of a 12-hour strategy for patients at low risk. N Engl J Med1991;324:1239-46.

  23. Bhayana V, Henderson AR. Biochemical markers ofmyocardial damage. Clin Biochem 1995;28:1-29.

  24. Yusuf S, Collins R, Lin L, Sterry H, Pearson M, SleightP. Significance of elevated MB isoenzyme with normal creatine kinase in acutemyocardial infarction. Am J Cardiol 1987;59:245-50.

  25. Pettersson T, Ohlsson O, Tryding N. Increased CKMB (massconcentration) in patients without traditional evidence of acute myocardialinfarction. A risk indicator of coronary death. Eur Heart J1992;13:1387-92.

  26. Adams 3rd JE, Schechtman KB, Landt Y, Ladenson JH, JaffeAS. Comparable detection of acute myocardial infarction by creatine kinase MBisoenzyme and cardiac troponin I. Clin Chem 1994;40(7 Pt 1):1291-5.

  27. Selker HP, Zalenski RJ, Antman EM, Aufderheide TP,Bernard SA, Bonow RO, et al. An evaluation of technologies for identifyingacute cardiac ischemia in the emergency department: a report from a NationalHeart Attack Alert Program Working Group. Ann Emerg Med1997;29:13-87.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Afd. Cardiologie: dr.R.J.de Winter en dr.R.W.Koster, cardiologen.

Afd. Klinische Chemie: prof.dr.G.T.Sanders, klinisch chemicus.

Contact dr.R.J.de Winter

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.C.J.M.
Swaanenburg

Groningen, juni 1998,

Wij hebben met belangstelling het artikel gelezen van De Winter et al. (1998:940-4). Naar aanleiding hiervan willen wij het volgende opmerken:

- Omdat myoglobine geklaard wordt door de nieren, is het naar onze mening noodzakelijk om ook de nierfunctie van de patiënt te betrekken bij de interpretatie van de myoglobinewaarden;

- Omdat ‘fatty acid binding protein’ (FABP) in skeletspierweefsel voorkomt en afhankelijk is van de nierfunctie, zijn voor een juiste interpretatie van de FABP-waarden ook een myoglobine- en een creatininebepaling noodzakelijk;

- Dat een test voor creatinekinase(CK)-isovormen volgens de tabel ‘niet beschikbaar’ is, is onzes inziens niet correct en in tegenspraak met andere bevindingen;1

- Naast de absolute waarden van de spier-hersenisomeren van CK, CK-MB1- en CK-MB2-isovormen, dient naar onze mening voor een goede interpretatie ook de ratio CK-MB1/CK-MB2 betrokken te worden;2

- Het probleem van standaardisatie geldt niet alleen voor troponine I, maar ook voor de CK-MB-massa.3 Overigens geldt voor troponine I de principiëlere vraag wat gemeten moet worden: het vrije, het gebonden (het zogenaamde troponine-I-troponine-C-complex) of het totale troponine I;4

- Zeer nadrukkelijk beperken de auteurs zich tot de solitaire, ischemische hartschade. Zoals zij ook zelf aangeven, zijn er echter ook andere oorzaken van hartschade (hartcontusie, peri- en postoperatieve infarcering, openhartchirurgie, enzovoort). Veelal gaan deze vormen van hartschade gepaard met andere weefselbeschadigingen, zoals skeletspierschade. Onder deze omstandigheden heeft de CK-MB-massa nauwelijks waarde voor het vaststellen van hartspierschade en is zowel troponine I als troponine T veel betrouwbaarder als marker.5-7

Wij concluderen dat (a) de troponinebepaling een hogere betrouwbaarheid heeft dan de CK-MB-bepaling bij gecombineerde hart-skeletspierschade; (b) beide bepalingen een vergelijkbare betrouwbaarheid hebben bij solitaire, ischemische hartschade; (c) voor de vroegdiagnostiek (de periode tot ongeveer 6 h na infarcering) bepalingen van CK-MB-isovormen en myoglobine, die minder hartspecifiek zijn, de voorkeur verdienen boven de CK-MB-bepaling.

J.C.J.M. Swaanenburg
M.J.L. de Jongste
Literatuur
  1. Swaanenburg JCJM, Pentinga M, Jongste MJL de, Kema IP, Weening MH. Implications of automated creatine kinase (CK)-MM1,2,3/CK-MB1,2 isoform analysis as an early marker for the detection of myocardial tissue damage. Scand J Clin Lab Invest 1996;56:627-33.

  2. Roberts R, Kleiman NS. Earlier diagnosis and treatment of acute myocardial infarction necessitates the need for a ‘new diagnostic mind-set’. Circulation 1994;89:872-81.

  3. Henderson AR, Gerhardt W, Apple FS. The use of biochemical markers in ischaemic heart disease: summary of the roundtable and extrapolations. Clin Chim Acta 1998;272:93-100.

  4. Katrukha AG, Bereznikova AV, Esakova TV, Pettersson K, Lovgren T, Severina ME, et al. Troponin I is released in bloodstream of patients with acute myocardial infarction not in free form but as complex. Clin Chem 1997;43(8 Pt 1):1379-85.

  5. Apple FS, Falahati A, Paulsen PR, Miller EA, Sharkey SW. Improved detection of minor ischemic myocardial injury with measurement of serum cardiac troponin I. Clin Chem 1997;43:2047-51.

  6. Swaanenburg JCJM, Klaase JM, Jongste MJL de, Zimmerman KW, TenDuis HJ. Troponin I, troponin T, CKMB-activity and CKMB-mass as markers for the detection of myocardial contusion in patients who experienced blunt trauma. Clin Chim Acta 1998;272:171-81.

  7. Lee TH, Thomas EJ, Ludwig LE, Sacks DB, Johnson PA, Donaldson MC, et al. Troponin T as a marker for myocardial ischemia in patients undergoing major noncardiac surgery. Am J Cardiol 1996;77:1031-6.

R.J.
de Winter

Amsterdam, juni 1998,

Wij danken de collegae Swaanenburg en De Jongste voor hun reactie. Wij hebben getracht in ons artikel uiteen te zetten welke overwegingen een rol hebben gespeeld in onze kliniek bij de keuze voor de routinematige bepaling van de CK-MB-massa voor vroege uitsluitingsdiagnostiek op onze afdeling Eerste Harthulp. De belangrijkste overweging was dat de verschillen in vroege sensitiviteit tussen CK-MB-massa en troponine T of I niet meer relevant zijn aan het eind van de noodzakelijke observatieperiode (12 h) voor patiënten met pijn op de borst. Men zou dus voor elk van deze hartmerkstoffen kunnen kiezen. Er is echter onzes inziens nog een aantal onbeantwoorde vragen betreffende de troponinebepalingen, zoals wij beschreven in ons artikel. Dit is reden voor ons om op dit moment (behoudend) te kiezen voor de bepaling van de CK-MB-massa, waarbij een troponinemeting wellicht in de toekomst een aanvulling kan worden. Op een aantal punten willen wij graag nog wat verder ingaan.

- De briefschrijvers merken terecht op dat het probleem van standaardisatie ook voor de CK-MB-massabepalingsmethode geldt (de troponine-T-bepalingsmethode is door patenten afgeschermd en er is dus maar één methode). Echter, het standaardisatieprobleem bij troponine I is van een andere orde dan bij CK-MB. Onlangs vergeleken wij 2 troponine-I-bepalingsmethoden en vonden belangrijke discrepanties, vooral in het gebied voor lage concentratie (figuur). Ook Christenson et al. vergeleken 2 methoden voor troponine I met elkaar, waarbij eveneens dergelijke verschillen werden beschreven.1 Dit heeft, zoals de briefschrijvers ook aangeven, waarschijnlijk te maken met verschillen in troponine I die gemeten worden: vrij, gebonden of totaal. Daarnaast is er ook voor troponine I geen ‘normaalwaarde’, zoals wel het geval is voor troponine T. Wij menen dat dit redenen zijn om een troponine-I-bepaling vooralsnog niet routinematig te gebruiken voor uitsluitingsdiagnostiek, ondanks de mogelijk vergelijkbare sensitiviteit en betere hartspecificiteit.

- Zowel myoglobine als FABP wordt door de nieren geklaard en in beide gevallen kunnen fout-positieve uitslagen voorkomen (verhoogd, zonder dat er myocardspiercelbeschadiging bestaat) bij patiënten met een gestoorde nierfunctie. Dit probleem kan deels worden ondervangen door seriële bepalingen (een in de tijd karakteristieke stijging en daling van de hartmerkstof bij myocardschade versus een constant verhoogde waarde bij verminderde klaring). Bij uitsluitingsdiagnostiek is dit minder relevant. In een onderzoek bij 309 opeenvolgende patiënten met pijn op de borst vonden wij een gestoorde nierfunctie bij 3 patiënten (1%),2 hetgeen suggereert dat ook voor een typische eersteharthulppopulatie dit probleem geen grote rol speelt.

- De briefschrijvers geven terecht aan dat door de grotere hartspecificiteit van troponine T en troponine I met deze merkstoffen een beter onderscheid kan worden gemaakt tussen myocardschade en skeletspierschade, zoals bij een stomp thoraxtrauma of na openhartoperaties, waarbij beide vormen van schade mogelijk tegelijkertijd voorkomen. De ratio totaal CK/CK-MB kan hierbij wel een aanwijzing geven, maar is minder gevoelig en kleinere myocardbeschadigingen kunnen dan toch worden opgespoord met een troponinebepaling. Dit viel echter buiten het bestek van ons artikel.

- In onze tabel noemden wij de bepalingsmethode voor de CK-MB-isovormen ‘niet beschikbaar’. Dit is inderdaad niet geheel juist; hier had beter kunnen staan ‘niet voor routinebepalingen beschikbaar’. Het betreft hier een elektroforesebepalingsmethode met hoog voltage, waarmee in verschillende laboratoria ervaring is opgedaan, waaronder het Academisch Ziekenhuis Groningen. Onzes inziens verdienen de huidige immunochemische bepalingsmethoden de voorkeur, zoals die uitgevoerd kunnen worden op grote geautomatiseerde apparatuur.

R.J. de Winter
R.W. Koster
G.T. Sanders
Literatuur
  1. Christenson RH, Apple FS, Morgan DL, Alonsozana GL, Mascotti K, Olson M, et al. Cardiac troponin I measurement with the ACCESS immunoassay system: analytical and clinical performance characteristics. Clin Chem 1998;44:52-60.

  2. Winter RJ de, Koster RW, Sturk A, Sanders GT. Value of myoglobin, troponin T, and CK-MBmass in ruling out an acute myocardial infarction in the emergency room. Circulation 1995;92:3401-7.