Leeftijd van de menopauze als risicofactor voor cardiovasculaire sterfte

Y.T. van der Schouw
Y. van der Graaf
E.W. Steyerberg
M.J.C. Eijkemans
J.D. Banga
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:1986-9
Abstract

Samenvatting

Doel

Nagaan of de menopauzeleeftijd als maat voor de duur van endogene oestrogeenproductie een risicofactor is voor cardiovasculaire sterfte.

Onderzoeksopzet

Prospectief cohortonderzoek.

Plaats

Utrecht.

Methode

Een cohort van 12.115 50-65-jarige vrouwen uit Utrecht die deelnamen aan een experimentele screening naar borstkanker, werd gevolgd van 1977 tot 1995. Tijdens de screeningsbezoeken werden gegevens verzameld over onder andere menopauzale status, menopauzeleeftijd, medicijngebruik, cardiovasculaire risicofactoren en ovariële functie. Doodsoorzaken van patiënten die tijdens de onderzoeksperiode overleden, werden verkregen via de huisarts. Met behulp van levenstafelanalyse en Cox-regressieanalyse werd de relatie tussen menopauzeleeftijd en cardiovasculaire sterfte bestudeerd.

Resultaten

Tijdens de observatieperiode stierven 824 vrouwen aan cardiovasculaire aandoeningen. Het risico op cardiovasculaire sterfte was hoger bij een vroege menopauze dan bij een late. De voor leeftijd gecorrigeerde ‘hazard ratio’ voor de menopauzeleeftijd was 0,982 (95-betrouwbaarheidsinterval: 0,968-0,996; p = 0,01), dat wil zeggen dat voor ieder jaar dat de menopauze later optreedt, het cardiovasculaire sterfterisico met 2 afneemt. Het extra risico van een vroege menopauze bleek af te nemen met toenemende biologische leeftijd (p voor interactie 0,07); voor 60-jarigen bedroeg de reductie van de jaarlijkse hazard 3 en voor 80-jarigen was deze reductie 0. Correctie voor bekende cardiovasculaire risicofactoren resulteerde niet in veranderingen van de risicoschatting.

Conclusie

Deze resultaten ondersteunen de hypothese dat langere blootstelling aan lichaamseigen oestrogenen bescherming biedt tegen cardiovasculaire aandoeningen. Het effect van een vroege menopauze is mogelijk sterker op jongere biologische leeftijd.

Auteursinformatie

Universiteit Utrecht, vakgroep Algemene Gezondheidszorg en Epidemiologie, Postbus 80.035, 3508 TA Utrecht.

Mw.dr.ir.Y.T.van der Schouw, epidemioloog; mw.dr.Y.van der Graaf, arts-epidemioloog.

Erasmus Universiteit, Instituut voor Maatschappelijke Gezondheidszorg, Rotterdam.

Dr.E.W.Steyerberg en ir.M.J.C.Eijkemans, medisch besliskundigen.

Academisch Ziekenhuis, afd. Interne Geneeskunde, Utrecht.

Dr.J.D.Banga, internist.

Contact mw.dr.ir.Y.T.van der Schouw

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, oktober 1996,

Blijkens het cohortonderzoek van Van der Schouw et al. betreffende 12.115 vrouwen (50-65 jaar) uit Utrecht is bij een vroege menopauze het risico op cardiovasculaire sterfte hoger dan bij een late (1996;1986-9). Voor ieder jaar dat de menopauze later begint, neemt het sterfterisico met 2% af. De onderzoeken naar effecten van endogene oestrogenen op cardiovasculaire aandoeningen laten geen eenduidige conclusies toe en een omgekeerd effect wordt bij exogene oestrogenen steeds duidelijker.1 De suggestie wordt gewekt dat langduriger blootstelling aan lichaamseigen oestrogenen bescherming biedt.

Deze conclusies zijn enigszins verrassend voor de adepten van de zogenaamde ‘fetal origins hypothesis’, die de oorzaak van constitutionele ziekten op volwassen leeftijd eerder zoeken in prenatale en vroeg-postnatale factoren.23 Perinatale complicaties zijn volgens Crouse een reflectie van sociaal-economische factoren die hun invloed levenslang laten gelden.2 Volgens Barker et al. zou de calorische deprivatie tijdens de zwangerschap leiden tot een te laag geboortegewicht en (of) -lengte of tot een te laag gewicht ten opzichte van de placenta; en verder tot groeiachterstand en verschillende constitutionele ziekten op volwassen leeftijd, zoals diabetes, hypertensie, cardiovasculaire morbiditeit of mortaliteit, et cetera.

Epigenetische factoren rond conceptie in plaats van rond geboorte kunnen bepalend zijn voor latere problemen tijdens zwangerschap, geboorte en neonatale leeftijd (aangeboren afwijkingen), maar ook voor constitutionele ziekten op latere leeftijd.4-6 Er blijkt namelijk een verband te bestaan tussen enerzijds maand van geboorte (of conceptie) en anderzijds vroege menopauze,5 en ook kortere levensduur, bij zowel mannen als vrouwen.6

Bij andere gelegenheden werd uitvoerig ingegaan op latent aanwezige bronstperioden bij de mens, ‘anovulatoire’ en ‘ovulatoire’ seizoenen met inherent hieraan differentiële maturatiegraad van de eicel en het mogelijke verband met seizoensgebonden wachttijd op zwangerschap, geboortegewicht en -lengte, aangeboren afwijkingen, lengte en gewicht en constitutionele ziekten op latere leeftijd.46

Wij vragen ons daarom af of het gesuggereerde verband tussen vroege menopauze en cardiovasculaire morbiditeit of mortaliteit in het genoemde cohortonderzoek ook niet kan worden verklaard door niet-optimale rijping van de eicel. In dit verband zou het aandacht verdienen om bij deze patiënten de relatie met hoogrisicoconcepties te onderzoeken, vooral bij te jonge en (of) vergevorderde maternale leeftijd, te kort en (of) te lang (ongewild) conceptie-interval, stress, ondervoeding, et cetera.46

P.H. Jongbloet
A.L.M. Verbeek
Literatuur
  1. Vandenbroucke JP, Helmerhorst FM. Risk of venous thrombosis with hormone-replacement therapy. Lancet 1996;348:972.

  2. Crouse 3d JR. Reduced height for weight and cardiovascular disease. Lancet 1993;341:931-2.

  3. Barker DJP, Gluckman PD, Godfrey KM, Harding JE, Owens JA, Robinson JS. Fetal nutrition and cardiovascular disease in adult life. Lancet 1993;341:938-41.

  4. Jongbloet PH. Prepregnancy care: background biological effects. In: Chamberlain G, Lumley J, editors. Prepregnancy care: a manual for practice. London: Wiley, 1986:31-52.

  5. Kersemaekers WM, Jongbloet PH, Zielhuis GA, Verbeek ALM. Menstruatiepatroon en geboortemaand. [LITREF JAARGANG="1992" PAGINA="2516-20"]Ned Tijdschr Geneeskd 1992;136:2516-20.[/LITREF]

  6. Jongbloet PH. Seasonal fluctuation of pathological and optimum conceptions, maternal subfecundity, gender dimorphism and survival. Coll Anthropol 1992;16:99-107.

Y.T.
van der Schouw

Utrecht, november 1996,

De hypothese van Jongbloet en Verbeek is uitermate interessant. Wij gaan ervanuit dat de leeftijd waarop de menopauze intreedt een resultante is van verschillende factoren; mogelijk spelen de door Jongbloet en Verbeek genoemde factoren hierbij een rol. Bovendien is het mogelijk dat deze een onafhankelijke risicofactor zijn voor cardiovasculaire sterfte; cardiovasculaire aandoeningen zijn immers multifactorieel bepaald. Dit alles vormt dus geen ontkrachting van de resultaten en de conclusies van ons onderzoek.

Y.T. van der Schouw
Y. van der Graaf
E.W. Steyerberg
M.J.C. Eijkemans
J.D. Banga