Het recht op informatie in de medische praktijk

Opinie
H.D.C. Roscam Abbing
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:1861-3

Zie ook de artikelen op bl. 1888, 1889 en 1892.

Wettelijk regelen van rechten van de patiënt kan soms leiden tot aanpassing van de arts-patiëntrelatie, soms tot het verlangen naar meer duidelijkheid, maar ook wel tot een defensieve attitude. Zo roepen de eisen van informatieverstrekking en toestemming zoals deze worden vastgelegd in de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) verschillende reacties op.1 Het elders in dit nummer geplaatste artikel van Bloem en Maas is hier een voorbeeld van.2Dit ondanks het feit dat in de WGBO aspecten van de rechtspositie van de patiënt worden bevestigd die sinds jaar en dag door de rechter zijn erkend.

‘Het bewust onwetend laten van patiënte en het haar belangen daardoor veronachtzamen .... getuigt immers van een mentaliteit die, zeker bij een medicus, niet mag voorkomen’, aldus in 1989 een uitspraak van het Hof te 's-Gravenhage.3

‘Geen behandeling zonder toestemming’ en ‘geen toestemming…

Auteursinformatie

Rijksuniversiteit, Molengraaff Instituut voor Privaatrecht, Nobelstraat 2a, 3512 EN Utrecht.

Mw.prof.mr.H.D.C.Roscam Abbing.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.L.M.
van der Beek

Eindhoven, oktober 1993,

De drijfveer tot het geven van informatie aan patiënten kwam vooral voort uit de behoefte chronische zieken te helpen omgaan met hun ziekte. In een artikel van Roscam Abbing (1993;1861-3) en tevens in de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst van 1990 en in het KNMG-modelcontract versmalt de discussie zich geheel in de richting van de toestemmingseis. Dit is een ontwikkeling met vele nadelen. De wetgeving is bijvoorbeeld erg toegespitst op de snijdende specialisten; in de psychiatrie is ze zonder aanmerkelijke modificatie vrijwel onwerkbaar in de zwaardere gevallen.1 Een toetsingscriterium als redelijkheid, dat wil zeggen wat zou een andere arts in een dergelijke situatie redelijkerwijze gedaan hebben, is mijns inziens onwerkbaar in een veld dat nog compleet in ontwikkeling is. Wetenschappelijk onderzoek is nauwelijks gestart en geen ziekenhuis heeft een normale ‘informed consent’-procedure ontwikkeld; daarmee hangt het criterium af van nauwelijks te objectiveren factoren; bij een tuchtrechtelijke toetsing is er slechts vaak één specifieke deskundige aanwezig. Het gevaar van subjectivisme is hier wel zeer groot.

Roscam Abbing gaat niet in op de werkelijke problematiek in de praktijk van een ziekenhuis. Ik wil slechts enkele punten noemen:

– Het grote probleem is de afstemming oftewel wie doet er wat in een ziekenhuis. Te denken valt aan de afstemming tussen arts, verpleegkundige en fysiotherapeut; een andere afstemming is die tussen specialist, arts-assistent en consulent;

– Bloem en Maas schrijven in hun artikel dat per patiënt 25 min extra werd besteed.2 Bij een gemiddelde patiënt zal volgens dezelfde strenge opvattingen dit nog meer worden, terwijl tegelijkertijd de overheid de tijd van de arts-assistent terugbrengt tot 48 uur per week: waar komt die tijd vandaan? – Roscam Abbing stelt voor dat bij ingrepen als een bloedprik een informed consent-procedure geldt: is dit wel werkbaar? Is overigens de injectie vlak voor een operatie voor de patiënt emotioneel niet van veel meer gewicht?

Geconcludeerd kan slechts worden, dat het voornemen van overheid en gezondheidsjuristen om het recht op informatie in Nederland ingang te doen vinden van harte toegejuicht moet worden, maar dat de voorwaarden waaronder dit recht kan worden ingevoerd totaal niet vervuld zijn. Het artikel van Roscam Abbing leidt dan ook tot chronische schuldgevoelens bij de arts die weet dat hij het tegenwoordig nooit meer goed kan doen.

Een slotopmerking: in de psychiatrische zorg moet heel veel curatief werk blijven liggen, omdat er onvoldoende mankracht is en dat is weer het gevolg van gebrek aan geld. Het is te hopen dat elk redelijk mens dit mee zal wegen bij het verder aanscherpen van juridische criteria die een heleboel geld vragen dat onttrokken wordt aan de curatieve zorg op allerlei gebieden.

Een goede dokter gaat mij boven uitvoerige informatie; ik streef naar beide maar dan wel voor iedereen!

J.L.M. van der Beek
Literatuur
  1. Beek JLM van der. Informed consent in psychiatrie. Tijdschrift voor Psychiatrie 1991; 33: 262-75.

  2. Bloem JJSM,Maas SM. Patiënteninformatie: overweging, aangepaste werkwijze, evaluatie. [LITREF JAARGANG="1993" PAGINA="1888-9"]Ned Tijdschr Geneeskd, 1993; 137: 1888-9.[/LITREF]