Onbekende primaire tumor opsporen met ‘whole genome sequencing’

Foto: Hurca/shutterstock
J.J.M. (Koos) van der Hoeven
Kim Monkhorst
A.J. (Yes) van de Wouw
Paul Roepman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2023;167:D7625
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Jaarlijks worden er in Nederland bij ongeveer 1300 patiënten uitzaaiingen van kanker vastgesteld zonder dat er een primaire tumor gevonden wordt (‘carcinoma of unknown primary origin’, CUP). Het diagnostisch traject bij deze patiënten is lang. Slechts de helft van hen krijgt een actieve behandeling en de overleving is meestal kort.

‘Whole genome sequencing’ (WGS) van het tumorweefsel kan bij patiënten met een CUP bijdragen aan het vinden van de primaire tumor. Dat bekort het diagnostisch traject en vermindert mogelijk de psychosociale last voor deze patiënten.

WGS kan bij patiënten met een CUP aanknopingspunten vinden voor een behandeling die gericht is tegen de in de tumor gedetecteerde DNA-veranderingen.

Er is een protocol dat de diagnostiek van patiënten met CUP moet versnellen en dat het mogelijk maakt om WGS vroeg in het diagnostische traject in te zetten.

artikel

Een goede behandeling begint met een goede diagnose. De diagnostiek naar kanker begint meestal omdat er klachten zijn of aanwijzingen op basis van een bevolkingsonderzoek dat de patiënt een tumor heeft. Soms presenteert een patiënt zich echter met symptomen van metastasen zonder dat er op dat moment of in de voorgeschiedenis aanwijzingen zijn voor een primaire tumor. De diagnostiek bestaat dan meestal uit het nemen van een biopt van de voor metastase verdachte afwijking. Daarnaast wordt er aanvullend beeldvormend onderzoek gedaan om de primaire tumor te vinden.

Soms kan bloedonderzoek met bepaling van biomarkers aanknopingspunten geven. Een verhoogde PSA-waarde bijvoorbeeld wijst in de richting van prostaatkanker, een verhoogde CA125-waarde in de richting van een ovariumcarcinoom en bij uitzaaiingen van borstkanker is de CA-15.3-waarde vaak verhoogd. Bij sommige patiënten kan er geen diagnose worden gesteld. Er is dan sprake van ‘cancer of unknown primary origin’ (CUP), oftewel ‘primaire tumor onbekend’ (PTO).

De begeleiding en behandeling van patiënten met een maligniteit is tot nu toe gebaseerd op de diagnose van de primaire tumor. Zolang de primaire tumor niet gevonden is, kan geen gerichte behandeling worden gegeven. Het vaak lange diagnostische traject geeft veel onzekerheid bij deze patiënten. Aan de hand van de volgende casus bespreken wij het diagnostisch traject bij CUP en de bijdrage die ‘whole genome sequencing’ (WGS) daaraan kan leveren.

Casus

Patiënt, een 64-jarige man zonder relevante medische voorgeschiedenis, werd onderzocht wegens een recidiverende hematurie en postrenale nierinsufficiëntie. Na plaatsing van percutane nefrostomie-katheters herstelde de nierfunctie zich. Er volgde nader onderzoek naar de oorzaak.

Bij beeldvormend onderzoek werd een tumor gevonden die zich tussen blaas, rectum en prostaat bevond, mogelijk primair uitgaand van de blaaswand. Biopten uit de tumor lieten het beeld zien van een slecht gedifferentieerd carcinoom, mogelijk een urotheelcelcarcinoom en dan passend bij een primair blaascarcinoom. De patholoog kon geen zekerheid geven over deze diagnose. Er werd nog aan de mogelijkheid van een primair prostaatcarcinoom gedacht, maar omdat de tumorcellen niet aankleurden voor PSA werd deze diagnose in eerste instantie verworpen.

Het diagnostisch traject duurde twee maanden. Daarna werd de patiënt onder de waarschijnlijkheidsdiagnose van een blaascarcinoom in stadium T4N0M1 (geen kliermetastasen, maar wel verdenking op botmetastasen) behandeld met chemotherapie. Deze bestond uit cisplatine en gemcitabine. Na zes kuren chemotherapie was er sprake van een stabiele situatie.

Kort na de laatste chemotherapie kreeg de patiënt pijn in zijn skelet en buik. Bij het bloedonderzoek werden een anemie en trombopenie vastgesteld. Daarnaast was de concentratie alkalisch fosfatase gestegen naar meer dan 1000 U/l (referentiewaarde: < 120). Deze uitslag kan passen bij progressie van botmetastasen. Op een CT-scan waren naast de bekende tumor in de blaas en de botmetastasen nu ook pathologische lymfklieren in de buik zichtbaar. De diagnose werd niet veranderd. De patiënt kreeg als tweedelijnsbehandeling immuuntherapie met pembrolizumab en werd gelijktijdig op de tumormassa rond de blaas bestraald. Onder deze behandeling ging de algemene toestand van de patiënt verder achteruit. Hij had het gevoel snel te zullen overlijden en wilde weten of er nog een andere behandelmogelijkheid was en of de diagnose waarvoor hij behandeld werd, wel klopte. Hij vroeg om een tweede mening.

In het kader van die tweede mening werd een botbiopt genomen van een voor metastase verdachte plaats. Dit materiaal werd ingestuurd voor WGS. Het genetische profiel van het tumorweefsel vertoonde grote overeenkomst met dat van een primair prostaatcarcinoom. Daarop begon een hormonale behandeling zoals deze normaal gesproken gegeven wordt aan een patiënt met een gemetastaseerd prostaatcarcinoom. De symptomen van vermoeidheid en pijn verdwenen, het gewicht van de patiënt nam toe, de anemie en trombopenie verdwenen en de alkalisch-fosfatasewaarde daalde van meer dan 1000 naar 200 U/l.

Nu, inmiddels meer dan 2 jaar na het begin van de hormonale therapie, is de patiënt nog steeds in redelijk goede algemene conditie. Wegens progressie is de hormonale therapie inmiddels omgezet in chemotherapie met docetaxel. De patiënt is blij dat er uiteindelijk een juiste diagnose voor zijn ziekte is gesteld. De daarbij passende behandeling heeft zijn kwaliteit van leven aanzienlijk verbeterd.

‘Cancer of unknown primary origin’

Incidentie CUP is laag, maar daalt niet

Volgens cijfers van de Nederlandse Kanker Registratie (NKR) was het aantal nieuwe patiënten met een diagnose CUP de afgelopen tien jaar ongeveer 1500; dat is 1 tot 2% van het totale aantal nieuwe kankergevallen.1 Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) heeft in 2020 een uitgebreid rapport over CUP uitgebracht.2 Ondanks de inzet van betere beeldvormende technieken is de incidentie in Nederland in deze periode niet gedaald.

Uitzaaiingen bij CUP worden het vaakst gevonden in de lever, lymfklieren, longen, botten en het buikvlies. De mediane leeftijd van de patiënten met een CUP in Nederland is 70 jaar.

Diagnostisch traject

Patiënten met een CUP leggen bijna zonder uitzondering een lang diagnostisch traject af voordat de primaire tumor wordt gevonden, zoals we zagen in de casus. Vaak worden er meerdere medisch specialisten geconsulteerd, die veelal concluderen dat er op hun gebied geen primaire tumor te vinden is en die de patiënt dan vaak weer doorsturen naar de volgende specialist. In 2021 brachten Nederlandse onderzoekers nauwkeurig in beeld hoe het diagnostisch traject van 161 CUP-patiënten eruit zag in 3 typen ziekenhuizen: een academisch ziekenhuis, een topklinisch ziekenhuis en een algemeen ziekenhuis.3 Deze patiënten waren in de database van de NKR geïdentificeerd. Van biomarkers als PSA en CEA werd wisselend gebruikgemaakt.

Gemiddeld ondergingen patiënten vijf keer beeldvormende diagnostiek. Opvallend was dat maar 1 op de 4 patiënten daarbij een PET-CT-scan kreeg, hoewel in de richtlijn ‘Primaire tumor onbekend’ uit 2012 al staat aangegeven dat dit overwogen kan worden bij het zoeken naar een primaire tumor.4 Positronemissietomografie (FDG-PET) meet de metabole activiteit van weefsels aan de hand van positronen uit gelabeld glucose. Deze techniek maakt gebruik van het feit dat tumorcellen meestal meer glucose consumeren dan gewone cellen. Met name in het hoofd-halsgebied kan een FDG-PET-scan helpen bij het identificeren van de primaire tumor.

Het IKNL-rapport liet zien dat 58% van de patiënten met CUP geen systemische of anderszins op de tumor gerichte behandeling krijgt. De overleving is kort; de helft van de patiënten is binnen twee maanden na het stellen van de diagnose overleden, en na een jaar is slechts 17% nog in leven. Dit komt overeen met de gegevens uit de recent herziene richtlijn over CUP van de European Society of Medical Oncology.5 Deze richtlijn geeft in overweging om als mogelijke behandeling voor CUP chemotherapie toe te passen met een combinatie waarin een platina-bevattend cytostaticum is opgenomen.

Weefseldiagnostiek bij patiënten met kanker

Een patholoog maakt tegenwoordig frequent gebruik van moleculaire testen om tot een juiste diagnose te komen. Er bestaan testen die naar een beperkt aantal genen in een tumorcel kijken, en ook bredere testpanels die enkele honderden genen kunnen identificeren. Een heel uitgebreid panel is TruSight Oncology 500, meestal TSO 500 genoemd.6 Dit panel wordt door een aantal ziekenhuizen in Nederland gebruikt.

Met deze genentesten kunnen in het tumorweefsel mutaties gevonden worden die kenmerkend zijn voor bepaalde kankersoorten. Er kunnen ook DNA-veranderingen gevonden worden die aanknopingspunt zijn voor een doelgerichte behandeling met medicijnen. Vaak wordt er een combinatie van testen uitgevoerd. Hiermee kunnen wel aanknopingspunten gevonden worden voor de gerichte medicatie tegen kanker die vandaag de dag beschikbaar is, maar ze helpen niet verder bij het vinden van de oorsprong van de tumor bij patiënten met een CUP.7

Moleculaire diagnostiek bij CUP

Het is inmiddels meer dan 20 jaar geleden dat het volledige humane genoom beschreven werd. Dat bevat 3 miljard basenparen die de code vormen van een voor ieder individu unieke set van 20.000 genen. WGS is de meest uitgebreide en gevalideerde test in tumordiagnostiek.8 De Hartwig Medical Foundation heeft deze techniek in Nederland bij kankerdiagnostiek geïntroduceerd (zie de kadertekst Hartwig Medical Foundation), eerst alleen in onderzoekverband en vanaf 2021 ook in de reguliere patiëntenzorg.

Bij patiënten met kanker wordt de genoomsequentie van de tumorcellen altijd vergeleken met die van gewone cellen van de patiënt. In tumorcellen zijn vaak veel mutaties aanwezig. Een deel daarvan kan het aangrijpingspunt zijn voor doelgerichte medicatie. Een belangrijk deel van de mutaties vormt een ‘vingerafdruk’ van de oorspronkelijke tumorsoort. Met behulp van WGS kunnen primaire en gemetastaseerde kankers goed geclassificeerd worden.9 Zo heeft borstkanker een ander genetisch profiel dan dikkedarmkanker, en onderscheidt longkanker zich genetisch sterk van een melanoom.

Op basis van grote datasets is een aantal jaar geleden het ‘cancer of unknown primary prediction algorithm’ (CUPPA) ontwikkeld (figuur).10 De CUPPA-analyse is prospectief toegepast bij de diagnostiek van 72 patiënten met een CUP. CUPPA kon bij 68% van de patiënten een primaire tumor identificeren. Bij 34 van de 72 patiënten (47%) werden daarnaast DNA-veranderingen gevonden waaruit af te leiden was welke doelgerichte therapie in aanmerking kwam als de behandeling die paste bij de primaire tumor, niet meer werkzaam zou zijn. Daarnaast werd bij ongeveer 10% van de patiënten met een CUP een erfelijke aanleg voor kanker aangetoond met WGS. Dit kan belangrijk zijn voor de familie van de patiënt.11

Figuur
Voorbeeld van een CUPPA-analyse
Figuur | Voorbeeld van een CUPPA-analyse
De afkorting ‘CUPPA’ staat voor ‘cancer of unknown primary prediction algorithm’. Als de primaire tumor onbekend is, kan dit algoritme op basis van het genoom van de metastase bepalen wat de meest waarschijnlijke primaire tumor is. De genetische informatie wordt verkregen door ‘whole genome sequencing’ van een biopt uit de metastase. In dit voorbeeld heeft het weefsel uit het biopt de meeste overeenstemming met het genetische profiel van een mammacarcinoom.

Zorgpad ‘Primaire tumor onbekend’

De Nederlandse Vereniging voor Medische Oncologie (NVMO) en Nederlandse Vereniging voor Pathologie (NVvP) hebben een zorgpad ontwikkeld dat meer aandacht gaat geven aan een doelmatige en snelle diagnostiek van patiënten met CUP.12 Wanneer er na uitgebreide diagnostiek geen primaire tumor gevonden kan worden, en als de algemene toestand van patiënten het toelaat, kunnen zij via een van de Nederlandse CUP-centra (NKI/AVL en de UMC’s) een biopt voor WGS naar Hartwig sturen. Het supplement bij dit artikel geeft een voorbeeld van een WGS-rapport na analyse van het biopt.

Voorafgaand aan de WGS wordt in de CUP-centra nog een revisie gedaan van het al verrichte onderzoek. Een strakke regie tussen het oorspronkelijke ziekenhuis en het CUP-centrum met een specialist die ervaring heeft met CUP-patiënten moet tot een korter diagnostisch traject leiden. Hierbij wordt ook beoordeeld wat de waarde is van het vroeg inzetten van WGS bij de zoektocht naar de primaire tumor.

Een korter diagnostisch traject leidt tot een kortere periode van onzekerheid voor patiënten. Uiteraard zal onderzocht moeten worden of er hierdoor meer patiënten voor een op de ziekte gerichte behandeling in aanmerking komen en of dit tot een waardevolle verlenging van het leven gaat leiden.

De implementatie van het protocol gaat langzaam

Vanaf april 2021 bestaat er een vergoeding voor WGS bij de indicatie ‘CUP’ middels een zogenoemde ‘facultatieve prestatie’. Dit is een vergoeding voor zorg die gekoppeld is aan een dbc, maar die buiten de gewone dbc-systematiek gedeclareerd kan worden. Deze vergoeding is bedoeld om maatwerk te kunnen leveren bij nieuwe veelbelovende initiatieven. De prestatie moet door een ziekenhuis en een verzekeraar worden aangevraagd.13 De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft de declaratiecode (Za-code 198503) voor een beperkte periode – in dit geval drie jaar – afgegeven in de veronderstelling dat deze test over enkele jaren tot de reguliere en gewoon vergoede zorg gerekend zal worden (zie de kadertekst Prijsontwikkeling WGS). Op dit moment kunnen alleen de CUP-centra deze test declareren.

Ondanks het feit dat het CUP-zorgpad van de NVMO en de NVvP eind 2021 geïnitieerd is en er een declaratiemogelijkheid voor WGS is, blijkt WGS bij slechts een klein aantal patiënten met een CUP te worden uitgevoerd. De verwachting was dat WGS bij ongeveer de helft van de 1300 patiënten met een CUP zou worden toegepast. In 2022 heeft Hartwig voor 168 patiënten met de diagnose ‘CUP’ WGS uitgevoerd. Meer dan de helft van deze 168 patiënten was afkomstig uit één ziekenhuis; 3 ziekenhuizen hadden meer dan 10 patiënten, en elk van de andere ziekenhuizen minder dan 10. Deze getallen suggereren dat de verwijzing voor WGS en ook verwijzing in zijn algemeenheid naar CUP-centra nog niet overal op gang is gekomen. Een analyse van de data over 2022 vindt nog plaats.

Patiëntenvereniging ‘Missie Tumor Onbekend’

Inmiddels is er ook een patiëntenvereniging voor patiënten met CUP (www.missietumoronbekend.nl). Deze zet zich in voor een betere toegang tot zorg, informatie en onderzoek voor patiënten met uitzaaiingen van een onbekend primaire tumor. Ze pleit ervoor dat het door de NVMO en NVvP aangenomen protocol nauwgezet wordt uitgevoerd.

Conclusie

‘Cancer of unknown primary origin’ (primaire tumor onbekend) blijft voor patiënten en hun artsen een moeilijk ziektebeeld. Door er meer aandacht voor te vragen bij patiënten en alle hulpverleners kan het diagnostische traject verkort worden en vaker tot een definitieve diagnose leiden. Langdurige onzekerheid is voor veel patiënten en hun familie een grote kwelling. Door snel in het diagnostische traject ook ‘whole genome sequencing’ in te zetten, kan er vaak eerder een beslissing genomen worden over de diagnose en de behandelmogelijkheden.

Literatuur
  1. Bron: NKR Cijfers, www.cijfersoverkanker.nl.
  2. Primaire tumor onbekend (PTO). Utrecht: Integraal Kankercentrum Nederland; 2020.
  3. Meijer L, Verhoeven RHA, de Hingh IHJT, et al. Extensive diagnostic work-up for patients with carcinoma of unknown primary. Clin Exp Metastasis. 2021;38:231-8. doi:10.1007/s10585-021-10073-3. Medline
  4. Primaire tumor onbekend [richtlijn]. Utrecht: Federatie Medisch Specialisten; 2012.
  5. Krämer A, Bochtler T, Pauli C, et al; ESMO Guidelines Committee. Electronic address: clinicalguidelines@esmo.org. Cancer of unknown primary: ESMO Clinical Practice Guideline for diagnosis, treatment and follow-up. Ann Oncol. 2023;34:228-46. doi:10.1016/j.annonc.2022.11.013. Medline
  6. TruSight Oncology 500 (TSO500) [factsheet]. Radboudumc; 2022.
  7. Kroeze LI, de Voer RM, Kamping EJ, et al. Evaluation of a hybrid capture-based pan-cancer panel for analysis of treatment stratifying oncogenic aberrations and processes. J Mol Diagn. 2020;22:757-69. doi:10.1016/j.jmoldx.2020.02.009. Medline
  8. Roepman P, de Bruijn E, van Lieshout S, et al. Clinical validation of whole genome sequencing for cancer diagnostics. J Mol Diagn. 2021;23:816-33. doi:10.1016/j.jmoldx.2021.04.011. Medline
  9. Jiao W, Atwal G, Polak P, et al; PCAWG Tumor Subtypes and Clinical Translation Working Group; PCAWG Consortium. A deep learning system accurately classifies primary and metastatic cancers using passenger mutation patterns. Nat Commun. 2020;11:728. doi:10.1038/s41467-019-13825-8. Medline
  10. Schipper LJ, Samsom KG, Snaebjornsson P, et al. Complete genomic characterization in patients with cancer of unknown primary origin in routine diagnostics. ESMO Open. 2022;7:100611. doi:10.1016/j.esmoop.2022.100611. Medline
  11. Samsom KG, Schipper LJ, Roepman P, et al. Feasibility of whole-genome sequencing-based tumor diagnostics in routine pathology practice. J Pathol. 2022;258:179-88. doi:10.1002/path.5988. Medline
  12. DI protocol CUP. NVMO-NVVP, 27 januari 2022.
  13. Prestatiebeschrijvingbeschikking - Whole Genome Sequencing, diagnose en behandeladvies bij Primaire Tumor Onbekend (PTO). Nederlandse Zorgautoriteit, www.nza.nl https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_638877_22/1/, geraadpleegd op 11 september 2023.
Auteursinformatie

Hartwig Medical Foundation, Amsterdam: prof.dr.ir. J.J.M. van der Hoeven, internist-oncoloog; dr.ir. P. Roepman, klinisch moleculair bioloog in de pathologie (tevens: Antoni van Leeuwenhoek, Amsterdam). Antoni van Leeuwenhoek-Nederlands Kanker Instituut, afd. Pathologie, Amsterdam: dr. K. Monkhorst, patholoog. VieCuri, afd. Interne Geneeskunde, Venlo: dr. A.J. (Yes) van de Wouw, internist-oncoloog.

Contact J.J.M. van der Hoeven (koos.vanderhoeven@kpnmail.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: er zijn mogelijke belangen gemeld bij dit artikel. ICMJE-formulieren met de belangenverklaring van de auteurs zijn online beschikbaar bij dit artikel.

Auteur Belangenverstrengeling
J.J.M. (Koos) van der Hoeven ICMJE-formulier
Kim Monkhorst ICMJE-formulier
A.J. (Yes) van de Wouw ICMJE-formulier
Paul Roepman ICMJE-formulier
Informatiekader
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Oncologie
Dit artikel wordt besproken in#22 Zoeken naar de primaire tumor
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Dat een goede behandeling voor kanker start met een goede weefseldiagnose is voor een patholoog een meer dan logische uitspraak. Helaas is er een categorie patiënten waar een eenduidige diagnose lastig is en beschrijft van der Hoeven et al. het gebruik van whole genome sequencing (WGS) als een belangrijke diagnostische toevoeging bij deze groep patiënten. In het artikel wordt aangegeven dat er jaarlijks 1300-1500 patiënten met de diagnose PTO worden geregistreerd. Gedetailleerde analyse van de IKNL getallen laat evenwel zien dat dit aantal niet klopt. In ruim 400 van de patiënten is er überhaupt geen weefsel verkregen voor diagnostiek en in nog eens ruim 300 patiënten is er wel een diagnose (e.g. metastase melanoom, metastase mammacarcinoom) maar is de primaire diagnose niet vastgesteld en worden zij gecodeerd als PTO-patiënten (brondata: IKNL 2018-2021). Het aantal patiënten is dus beduidend lager (600-700 per jaar) dan wordt gesuggereerd in het artikel. WGS is een welkome aanvulling in de ‘gereedschapskist’ van de patholoog en kan soms bijdragen aan het vinden van de primaire origine van de tumor. In onze handen ligt dit percentage rond de 30% en in nog eens 30% bevestigt de WGS de primaire origine zoals gesuggereerd door de patholoog na gebruik van immunohistochemie of andere aanvullend (moleculair onderzoek). Het percentage genoemd door van der Hoeven is dus veel te hoog en geeft daarmee ‘valse hoop’ aan deze patiëntengroep waar de prognose helaas niet goed van is. Het gebruik van WGS vereist vaak een nieuwe invasieve ingreep (nemen van 'vers' biopt) met daarbij een extra complicatie-risico en de kans dat daar andere ‘drugable targets’ gevonden worden is niet veel groter dan de genoemde grote genenpanels (TSO-500, OCA+) die gebruik maken van het reeds beschikbare diagnostische materiaal vaak formaline gefixeerd paraffine ingebed (FFPE-materiaal). Tenslotte is de genoemde prijsontwikkeling helaas ook onjuist. HMF voert deze WGS uit voor ongeveer 2000 euro maar men vergeet te vermelden dat de werkelijke kosten hoger zijn (minimaal 3500 euro). Op dit moment is een realistisch bedrag voor WGS inclusief de analyse en de bespreking in een MTB zo rond de 4000 euro. Hoewel de verwachting is dat deze prijs wel zal gaan dalen de aankomende jaren is het denk ik goed dat het eerlijke verhaal over kosten en meerwaarde van de WGS voor deze patiënten wordt verteld. Of een ex-directielid van Hartwig Medical Foundation daar de aangewezen persoon voor is kun je je afvragen. 

 

Prof.dr. VTHBM Smit, LUMC Leiden
Koos
van der Hoeven

Als antwoord op door V.t.h.b.m.smit…

In zijn reactie op ons artikel over WGS bij CUP suggereert prof. Vincent Smit dat het probleem rondom de diagnostiek van CUP minder groot is dan in het artikel beschreven is. De incidentie hangt erg af van de criteria die voor de diagnose gehanteerd worden. In ons artikel hebben we gerefereerd aan de gegevens die het IKNL in haar rapport over CUP in 2020 heeft aangegeven. De getallen zijn afkomstig van de Nederlandse Kankerregistratie. 

In 2023 heeft het IKNL een nadere analyse verricht van de incidentie van CUP in 2021. Volgens de NKR waren er in 2021 1725 patiënten die aan de criteria voor CUP voldeden van het totaal aantal van 122.651 nieuwe patiënten met kanker. De verdeling van de CUP-patiënten was als volgt (persoonlijke mededeling dr. O. Visser, hoofd kankerregistratie IKNL, bekend geworden na de inlevering van de definitieve versie van ons manuscript):  

-  geen PA  403

-  waarschijnlijkheidsdiagnose 411.                                                         

 - morfologie bepaalt beleid   339                                                    

 -  restant       572  

 -  totaal    1725

Ook voor patiënten met een waarschijnlijkheidsdiagnose of een beleid op basis van de morfologie van een metastase, maar zonder het bekend zijn van een primaire tumor, kan WGS ondersteunend zijn bij het komen tot een definitieve diagnose. En zelfs in het geval dat er helemaal geen materiaal is voor weefseldiagnostiek heeft de arts een moeilijk gesprek met de patiënten in de spreekkamer. Het exacte aantal patiënten met CUP hangt dus af van de criteria die daarvoor gebruikt worden. Internationaal wordt de incidentie van CUP meestal aangegeven in de orde van 2 tot 5% van het totaal aantal nieuwe patiënten met kanker (1,2,3). Het zouden er in Nederland dan minimaal 2500 kunnen zijn. Volgens de methodiek van Vincent Smit zijn het er 572, volgens de NKR 1725 en volgens de auteurs minstens 1322 bij wie overwogen kan worden om WGS in te zetten.

Smit beschrijft dat in het LUMC in zijn handen WGS slechts in 30% van de gevallen een bijdrage aan de definitieve diagnose levert. Dat is aanmerkelijk lager dan het percentage dat beschreven is in het artikel van Schipper et al. (4). Hierin wordt beschreven dat WGS bij 72 CUP- patiënten in 47% van de gevallen tot een definitieve diagnose had geleid en ondersteunend was bij nog eens 20%, totaal dus 67%. 

Monkhorst et al. presenteren bij ESMO oktober 2023 de resultaten van 156 patiënten uit het Antoni van Leeuwenhoekhuis bij wie vanwege CUP WGS was uitgevoerd. Bij 50% zorgde WGS voor een definitieve diagnose en in 15% van de gevallen kon de onzekerheid over een diagnose aanmerkelijk verminderd worden. In 65% van de gevallen was WGS bijdragend. 

In 2022 had het LUMC voor slechts 14 patiënten met CUP een WGS laten verrichten. Het lage succespercentage om met WGS bij CUP tot een definitieve diagnose te komen, zal waarschijnlijk door selectie en de kleine aantallen bepaald zijn. 

De kosten van WGS zijn nauwelijks hoger dan de door Smit genoemde combinatie van grote genenpanels plus immunohistochemie. Bovendien is er minder weefsel nodig en ben je met 1 test een stuk sneller klaar. Niet onbelangrijk voor deze groep patiënten waarbij de combinatie van onzekerheid over diagnose en het niet kunnen starten van een behandeling voordat definitieve diagnose is gesteld een enorme impact heeft op het leven van patiënt.  

Smit geeft tevens aan dat er voor het verrichten van WGS altijd een nieuw biopt noodzakelijk is. Voor WGS moet het biopt direct in ijs worden opgevangen en niet in formaline, wat gangbaar is. Er zijn centra die bij het nemen van een biopt bij patiënten die verdacht worden van een gemetastaseerde maligniteit een deel van het verwijderde materiaal ook in ijs opvangen. Het kan dan gebruikt worden als er met de andere technieken geen definitieve diagnose gesteld kan worden. Een werkwijze die bijvoorbeeld bij het Antoni van Leeuwenhoekhuis al 3 jaar geleden voor het overgrote deel van haar patiënten is geïmplementeerd.

Vervolgens stelt Smit dat de prijs van € 2000, exclusief BTW, die door Hartwig Medical Foundation gehanteerd wordt, geen reële prijs is. De kosten voor WGS bedroegen blijkend uit een eerdere publicatie van Pasman et al. in 2019 (5) € 2940.  De kosten van WGS worden, in tegenstelling tot andere vormen van moleculaire diagnostiek, grotendeels bepaald door de kostprijs van de reagentia. Deze zijn de afgelopen periode aanmerkelijk gedaald. Illumina, de producent van deze reagentia, heeft in 2023 met een introductie van de NovaseqX gezorgd voor een aanzienlijke daling van die reagentiakosten. De benchmark van € 2000 ex BTW geeft een reële voorstelling van de huidige kosten van WGS voor tumordiagnostiek. Er kan een groot verschil bestaan tussen een kostprijs van een stichting en de verkoopprijs die een commerciële organisatie. Voor de prijsontwikkeling van WGS en andere vormen van moleculaire diagnostiek is in ons artikel reeds verwezen naar een publicatie van Vintura over dit onderwerp (6).  

Tot slot vraagt Smit zich af of een ex-directielid van Hartwig een artikel over WGS bij CUP mag schrijven. Eigenlijk zou deze vraag aan het NTvG gesteld moeten worden. Veel mensen zouden de opmerking van Smit als vervelend en insinuerend opvatten. We volstaan met een feitelijk antwoord. De eerste auteur van het artikel is in 2022 door de hoofdredacteur van het NTvG gevraagd een artikel over WGS bij CUP te schrijven. Hij was van 2020 tot 1 juli 2023 medisch directeur bij Hartwig. Nadat er een eerste opzet was gemaakt, heeft het NTvG gevraagd of het schrijversteam kon worden uitgebreid met een patholoog, een KMBP’er en een internist-oncoloog uit een perifeer ziekenhuis. Dat is gebeurd. De eerste auteur heeft een heel uitgebreide, 40 jaar lange ervaring in de oncologische patiëntenzorg, ook voor patiënten met CUP. Hij heeft er eerder over gepubliceerd (7). Voordat hij ging werken bij Hartwig, was hij 7 jaar hoogleraar Medische Oncologie. De casus die in het artikel beschreven werd, is van een patiënt die hij als second opinion heeft gezien. Van 2020-2023 nam hij wekelijks deel aan de Molecular Tumor Board van het Antoni van Leeuwenhoekhuis.

 

Concluderend blijft de noodzaak om de diagnostiek voor patiënten met CUP te verbeteren onverminderd aanwezig en WGS kan hierbij een belangrijke rol spelen. 

 

Mede namens dr. K. Monkhorst, dr.ir. P. Roepman en dr. A.J. van de Wouw,

 

Prof.dr.ir. J.J.M. van der Hoeven

 

J.J.M. van der Hoeven
K. Monkhorst
P.Roepman
AJ van de Wouw
Literatuur
  1. Moon J, LoPiccolo J, Baca SC et al. Machine learning for genetics-based classification and treatment response prediction in cancer of unknown primary. Nature Medicine 2023;29: 2057-2067
  2. Laprovitera N, Riefolo M, Ambrosini E et al. Cancer of Unknown Primary: Challenges and Progress in Clinical Management. Cancers 202113, 451.
  3. Krämer A, Bochter T, Pauli C et al. Cancer of unknown primary: ESMO clinical guideline for diagnosis, treatment and follow-up. Ann Oncol. 2023 Mar;34(3):228-246.
  4. Schipper L, Samson KG et al. Complete genomic characterization in patients with cancer of unknown primary origin in routine diagnostics. EsmoOpen.2022;7:100611
  5. Pasmans, et al. Micro-costing diagnostics in oncology: from single gene testing to whole- genome sequencing. Expert Rev Pharmacoecon Outcomes Res. 2021 Jun;21(3):413-414.
  6. WGS in kanker diagnostiek, betaalbaar beter, Vintura; 2022
  7. Joshi U, van der Hoeven JJ, Comans EF, et al. In search of an unknown primary tumour presenting with extracervical metastases: the diagnostic performance of FDG-PET. Br J Radiol. 2004;77(924):1000-6.