Vragen bij het onderwijs aan co-assistenten

Perspectief
J.W.J. van der Gulden
J.A. Bulte
J.C.M. Metz
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:564-7

Zie ook het artikel op bl. 561.

Inleiding

Van oudsher vindt de praktisch-klinische opleiding van aanstaande artsen plaats tijdens de co-assistentschappen. In deze periode werken zij als ‘jongste bediende’ op een aantal ziekenhuisafdelingen en worden zij geconfronteerd met de dagelijkse praktijk van de gezondheidszorg. Over de kwaliteit en de kwantiteit van de leerervaringen die zij op die wijze opdoen, is maar weinig bekend. Vaak wordt impliciet verondersteld dat de omvang van de co-assistentschappen op zichzelf voldoende waarborg biedt, dat co-assistenten in aanraking komen met de belangrijkste aspecten van de verschillende medische disciplines. Deze veronderstelling wordt nauwelijks gestaafd door feiten. Systematisch verzamelde evaluatiegegevens zijn er vrijwel niet en de huidige wijze van toetsing van co-assistenten op het bereikte eindniveau, die op zichzelf al blootstaat aan kritiek,1 is geen adequaat systeem om de kwaliteit van het onderwijs te kunnen beoordelen. Het aantal vragen over het onderwijs aan co-assistenten neemt intussen toe…

Auteursinformatie

Katholieke Universiteit, Faculteit der Geneeskunde en Tandheelkunde, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Vakgroep Sociale Geneeskunde: J.W.J.van der Gulden.

Faculteitsbureau, sectie Onderwijsontwikkeling: J.A.Bulte, onderwijskundige; dr.J.C.M.Metz, coördinator onderwijsontwikkeling.

Contact dr.J.C.M.Metz

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties