Voedingssupplementen zijn zinvol bij de preventie en de behandeling van decubitus

Klinische praktijk
J.M.G.A. Schols
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1014
Abstract

Zie ook het artikel op bl. 1015.

De directe relatie tussen voeding en decubitus blijft vooralsnog onduidelijk. Multivariate analysen van epidemiologische gegevens tonen evenwel aan dat een lage ‘body mass index’ (BMI), een te laag lichaamsgewicht en een slechte of verminderde voedingsinname onafhankelijke risicofactoren zijn voor het ontstaan van decubitus.1 2 Verder blijkt dat een klinische toestand van ondervoeding bijdraagt aan het ontstaan van decubituswonden enerzijds en aan een slechte genezing daarvan anderzijds.1 Diverse onderzoeken hebben daarnaast gerapporteerd dat de meeste patiënten met decubitus, of zij nu thuis, in het ziekenhuis of in het verpleeghuis verblijven, in een ondervoede toestand verkeren.3 4 De intrinsieke beschikbaarheid van voedingsstoffen die noodzakelijk zijn voor weefselbehoud, versterking van de weefselweerstand en weefselherstel komt daardoor in het gedrang. Het additioneel toedienen van voedingssupplementen om op gemakkelijke wijze het tekort aan eiwitten, energie, vitaminen en mineralen aan te vullen of om extra…

Auteursinformatie

Universiteit Tilburg, Departement Tranzo, Postbus 90.153, 5000 LE Tilburg.

Contact Hr.prof.dr.J.M.G.A.Schols, verpleeghuisarts (jos.schols@hag.unimaas.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

R.J.
Leerling

Badhoevedorp, juli 2007,

Over de toepassing van voedingssupplementen bij decubitus, waarover collega Schols (2007:1014) en collega’s Houwing en Mathus-Vliegen schrijven (2007:1015), zijn geen definitieve uitspraken te doen zonder de generieke aanduiding van deze productgroep nader te differentiëren. Anders dan bij geneesmiddelen, worden bij de toelating tot de markt aan voedingssupplementen geen eisen ten aanzien van wetenschappelijke onderbouwing gesteld. De Warenwet verbiedt het gebruik van medische claims, zelfs als deze met wetenschappelijke studies zijn onderbouwd.1 Consument en arts zullen bij de beoordeling daarom zelf het kaf van het koren moeten scheiden.

Voedingssupplementen zijn veelal gebaseerd op het paradigma van de ontleedbare voeding, naar analogie van de extractie van het werkzame glycoside digoxine uit folium digitalis onder weglating van de onwerkzame componenten. Een dergelijk uitgangspunt doet echter geen recht aan de enorme, en grotendeels nog onbekende, complexiteit van plantaardig voedsel, zowel qua samenstelling als wat betreft de fysiologische rol van met name de tienduizenden micronutriënten.

Wanneer meer en meer wetenschappelijk onderzoek uitwijst dat preparaten die op basis van dit farmaceutische paradigma samengesteld zijn niet werkzaam en soms zelfs schadelijk zijn, behoeft dat dan ook nauwelijks verbazing te wekken.2-4

Er zijn echter ook voedingssupplementen die op basis van een ander paradigma worden ontwikkeld, de zogeheten ‘whole food’ supplementen, in de Angelsaksische literatuur aangeduid als ‘nutraceuticals’ (www.enaonline.org). Hiervan zijn de, gemakkelijk en zonder smaakproblemen in te nemen, groente- en fruitconcentraten in poedervorm het meest onderzocht. Hoewel ook langs farmaceutische weg bereid (volgens normen voor ‘good manufacturing practice’) is het productieproces hierbij gericht op het zoveel mogelijk intact laten van het oorspronkelijke voedselsubstraat, dat met behulp van hightechdroogtechnieken slechts gedehydreerd wordt. De these is dat de micronutriënten in het aldus verkregen poeder na hereniging met water (een ruim glas) door het lichaam worden herkend en verwerkt op eenzelfde wijze als verse groente en vers fruit. De bruikbaarheid van dit uitgangspunt wordt inmiddels ondersteund door diverse goed uitgevoerde studies met op basis van dit model ontwikkelde concentraten.5-7

R.J. Leerling
R.S. van Coevorden
Literatuur
  1. Roos NM, Katan MB. Voeding en gezondheid – zin en onzin van voedingssupplementen en functionele voedingsmiddelen. [LITREF JAARGANG="2003" PAGINA="60-5"]Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:60-5[/LITREF].

  2. The effect of vitamin E and beta carotene on the incidence of lung cancer and other cancers in male smokers. The Alpha-Tocopherol, Beta Carotene Cancer Prevention Study Group. N Engl J Med. 1994;330:1029-35.

  3. Omenn GS, Goodman GE, Thornquist MD, Balmes J, Cullen MR, Glass A, et al. Risk factors for lung cancer and for intervention effects in CARET, the Beta-Carotene and Retinol Efficacy Trial. J Natl Cancer Inst. 1996;88:1550-9.

  4. Bjelakovic G, Nikolova D, Gluud LL, Simonetti RG, Gluud C. Mortality in randomized trials of antioxidant supplements for primary and secondary prevention: systematic review and meta-analysis. JAMA. 2007;297:842-57.

  5. Kiefer I, Prock P, Lawrence C, Wise J, Bieger W, Bayer I, et al. Supplementation with mixed fruit and vegetable juice concentrates increased serum antioxidants and folate in healthy adults. J Am Coll Nutr. 2004;23:205-11.

  6. Nantz MP, Rowe CA, Nieves jr C, Percival SS. Immunity and antioxidant capacity in humans is enhanced by consumption of a dried, encapsulated fruit and vegetable juice concentrate. J Nutr. 2006;136:2606-10.

  7. Plotnick GD, Corretti MC, Vogel RA, Hesslink jr R, Wise JA. Effect of supplemental phytonutrients on impairment of the flow-mediated brachial artery vasoactivity after a single high-fat meal. J Am Coll Cardiol. 2003;41:1744-9.

Deventer, juli 2007,

Het commentaar van collega’s Leerling en Van Coevorden op ons deel van de discussie hebben wij aandachtig bestudeerd. Er is sprake van een evident misverstand.

Wij bespraken in ons stuk de eventuele waarde van voedingssupplementen bij de preventie van decubitus. Voedingssupplementen, in het Engels ‘oral nutritional supplements’, zijn geen verrijkte voedingsmiddelen en ook geen sondevoeding, maar drink- of bijvoedingen met als kenmerk een verhoogd eiwit- en/of energiegehalte, tezamen met verhoogde hoeveelheden nutriënten die verondersteld worden een positieve invloed op een specifiek ziekteproces te hebben, in ons geval decubitus. Het gaat dan om meer ijzer, vitamine C, vitamine A, proline, arginine et cetera.

Leerling en Van Coevorden hebben het niet over deze voedingssupplementen, maar over geconcentreerde groente- en fruitpreparaten (bijvoorbeeld gevriesdroogde poeders), die steeds meer gebruikt worden door moderne mensen die geen fruit meer zelf eten of geen fruitpers meer kunnen of willen gebruiken (of vooral daar niet meer de tijd voor willen nemen). Wij hebben erop gewezen dat er weliswaar aanwijzingen bestaan dat meer energie en eiwit een positieve rol spelen bij wondgenezing, maar dat deze rol voor micronutriënten niet is aangetoond.

Wellicht is niet begrepen dat het in ons stuk niet gaat over gezonde vrijwilligers, maar over ondervoede mensen in een slechte algemene conditie, die meer kans zouden hebben op het krijgen van decubitus. De door Leerling en Van Coevorden genoemde pillen en drankjes zullen zeker niet effectief zijn bij het voorkómen van deze aandoening.

R.H. Houwing
E.M.H. Mathus-Vliegen