Verband tussen persisterend humaan papillomavirus en ontstaan, persistentie en progressie van premaligne afwijkingen van de baarmoedermond; een prospectief onderzoek

Onderzoek
M.A.E. Nobbenhuis
J.M.M. Walboomers†
Th.J.M. Helmerhorst
L. Rozendaal
F.J. Voorhorst
C.J.L.M. Meijer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:1684-8
Abstract

Samenvatting

Doel

Volgen van het cytologische beeld en de eventuele aanwezigheid van hoog-risico-HPV(hrHPV)-typen in de baarmoedermond bij vrouwen met als uitslag van cytologisch onderzoek Pap-klasse 3a/b (lichte tot ernstige dyskaryosis) en bepalen van de samenhang daarvan met het ontstaan van cervicale intra-epitheliale neoplasie (CIN).

Opzet

Prospectief.

Methode

Vrouwen van 18-55 jaar die in de periode 1 juni 1990-31 december 1992 wegens afwijkende cytologische bevindingen werden verwezen naar de polikliniek Gynaecologie van het Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, Amsterdam, kwamen in aanmerking voor het onderzoek. Bij inclusie en daarna elke 3-4 maanden werden bij hen uitstrijkjes afgenomen voor cytologisch onderzoek en hrHPV-test en werd colposcopisch onderzoek verricht. Een biopt van de baarmoedermond voor histologisch onderzoek werd genomen aan het einde van het onderzoek in december 1996, of eerder, bij ernstige cytologische of colposcopische afwijkingen.

Resultaten

Er voldeden 353 vrouwen aan de inclusiecriteria met een gemiddelde leeftijd van 32 jaar. Van hen maakten 181 het onderzoek niet af; de mediane follow-upduur was 33 maanden. Klinische progressie werd waargenomen bij 33 van de 122 vrouwen met een persistente hrHPV-infectie en niet bij de 81 vrouwen bij wie hrHPV niet werd aangetoond. De vrouwen met een persisterende hrHPV-infectie hadden veel vaker een CIN-3-afwijking (ernstige dysplasie) dan de vrouwen die hrHPV-negatief bleven (oddsratio: 327; 95-betrouwbaarheidsinterval (BI): 42-2468). Bij vrouwen met Pap-klasse 3a (lichte tot matige dyskaryosis) was een hrHPV-test na 6 maanden beter om de vrouwen met CIN-3-afwijking op te sporen dan herhaald cytologisch onderzoek (sensitiviteit: 97 versus 70); ook was de negatief voorspellende waarde beter (99 versus 87).

Conclusies

Een persistente hrHPV-infectie lijkt essentieel voor het ontstaan en het blijven bestaan van een CIN-3-afwijking. Een hrHPV-test is gevoeliger dan herhaald cytologisch onderzoek in het opsporen van histologische afwijkingen in de baarmoedermond.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam.

Afd. Pathologie: mw.M.A.E.Nobbenhuis, assistent-geneeskundige (tevens: Academisch Ziekenhuis, afd. Verloskunde en Vrouwenziekten, Rotterdam); prof.dr.J.M.M.Walboomers†, moleculair bioloog; dr.L.Rozendaal, assistent-geneeskundige; prof.dr.C.J.L.M.Meijer, klinisch patholoog.

Afd. Verloskunde en Gynaecologie: prof.dr.Th.J.M.Helmerhorst, gynaecoloog.

Afd. Epidemiologie en Biostatistiek: dr.F.J.Voorhorst, gynaecoloog-epidemioloog.

Contact prof.dr.C.J.L.M.Meijer (cjlm.meijer@azvu.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties