Urgentiegeneeskunde; een nieuwe discipline die dringend nodig is

H. Delooz
J. Bierens
P.Th. Smit
W. Buylaert
J. de Boer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:1464-6

Zie ook het artikel op bl. 1439.

Inleiding

In vele gevallen kunnen acute geneeskundige problemen door een huisarts of een op de polikliniek aanwezige arts van een ziekenhuis adequaat gediagnostiseerd en behandeld worden. Bij acute aandoeningen die tevens leven-, orgaan- of lidmaatbedreigend zijn, moeten echter zeer specifieke medische kennis en vaardigheden aangewend worden, vaak onder tijdsdruk en onder ongebruikelijke omstandigheden. Voordat een definitieve diagnose gesteld is of voordat een in consult gevraagde specialist de patiënt heeft gezien, kan dringende therapie nodig of zelfs levenreddend zijn. In de huidige maatschappij mogen slachtoffers en patiënten verwachten dat bij acuut bedreigende situaties onmiddellijk optimale medische hulp voorhanden is.

Omdat acute geneeskundige problemen niet leeftijdgebonden zijn en variëren in ernst, aard en ogenblik van optreden (circulatiestilstand, intoxicaties, respiratoire insufficiëntie, polytrauma, psychiatrische aandoeningen), kan alleen door een concentratie van medische kennis en ervaring met betrekking tot de zeer specifieke, uitgebreide en gelijktijdig optredende problemen een…

Auteursinformatie

Universitair Ziekenhuis Gasthuisberg, Spoedgevallendienst, Herestraat 49, 3000 Leuven, België.

Prof.dr.H.Delooz en dr.J.Bierens, anesthesiologen.

Koninklijke Nationale Bond voor Reddingwezen en Eerste Hulp bij Ongelukken ‘Het Oranje Kruis’, 's-Gravenhage.

Dr.P.Th.Smit, huisarts

Universitair Ziekenhuis, dienst Spoedopname, Gent.

Dr.W.Buylaert, internist-farmacoloog.

Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, 's-Gravenhage.

Dr.J.de Boer, chirurg, medisch adviseur.

Contact prof.dr.H.Delooz

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Leiden, augustus 1990,

In het artikel van de collegae Delooz et al. wordt gesteld ‘dat de urgentiegeneeskunde zich dient te ontwikkelen tot een volwaardige discipline’ (1990;1464-6). Terecht wordt gewezen op een aantal lacunes in de acute zorgverlening in Nederland en België en de verschillen met de ons omringende landen, alsmede op de noodzaak alle patiënten met acute geneeskundige problematiek primair te behandelen in een speciale ziekenhuisafdeling, die de ‘spoedgevallendienst’ genoemd wordt. In het creëren van een ‘ziekenhuisafdeling’ binnen de afdeling ‘spoedgevallendienst’ schuilt onzes inziens echter het gevaar van een ‘ziekenhuis in een ziekenhuis’. Observatie behoort niet plaats te vinden binnen de organisatiestructuur van zo'n afdeling die primair is uitgerust voor behandeling van acute problemen en stabilisatie van vitale orgaansystemen. Hierdoor wordt onnodig beslag gelegd op hooggespecialiseerd (verpleegkundig) personeel, hetgeen de beoogde beschikbaarheid voor acute zorg ondermijnt.

Voor ernstige, levensbedreigende traumata, zijn de directe beschikbaarheid en snelle aanwezigheid van een hoog-gekwalificeerde chirurg/traumatoloog, anesthesioloog en radioloog op de resuscitatiekamer van de afdeling spoedeisende gevallen een conditio sine qua non. Patiënten met acute levensbedreigende problemen van niet-traumatologische aard worden in de huidige situatie voor een groot deel rechtstreeks door de desbetreffende specialist gezien bij binnenkomst op de afdeling spoedeisende gevallen (cerebrovasculair accident, myocardinfarct), omdat de oorzaak van de problemen veelal bekend is bij aanmelding. Dat hierbij een breder aspect dan alleen het eigen vakgebied aan de orde kan komen, maakt opneming van de patiënt via een centrale afdeling voor spoedeisende gevallen die over verschillende specialisten kan beschikken, zeker wenselijk.

Onzes inziens is de horizontale integratie van de traditionele verticale zuilen in de geneeskunde, zoals de auteurs hun artikel besluiten, inderdaad noodzakelijk en alleen mogelijk binnen een algemene afdeling die als enige en duidelijk herkenbare ‘voordeur’ van het ziekenhuis voor acute geneeskundige problemen dient te functioneren. Dat wil echter niet zeggen, dat hiervoor een apart specialisme in het leven moet worden geroepen. Daar is in Nederland geen enkele behoefte aan.

Conform de aanbevelingen van de Nederlandse Vereniging voor Traumatologie, een subvereniging van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde, menen wij dat een chirurg als medisch hoofd van de eerste hulp, c.q. afdeling spoedeisende gevallen moet functioneren.1 Hij dient tevens voorzitter van een brede gebruikerscommisie te zijn. Een zekere mate van autonomie lijkt ons hierbij zeker wenselijk. Een volledig onafhankelijk functioneren zonder enige andere klinische taak, zoals door de auteurs als een absolute noodzaak wordt omschreven, lijkt ons verwerpelijk en niet tot voordeel van de patiënt.

A.B. van Vugt
A. Zwaveling
Literatuur
  1. Nederlandse Vereniging voor Traumatologie. Organisatie traumatologie in Nederlandse algemene ziekenhuizen. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Traumatologie, 1985.

Leuven, september 1990,

Ik ben blij te vernemen dat de collegae Van Vugt en Zwaveling grotendeels onze mening delen: medische urgenties verdienen onze aandacht binnen een geëigende structuur.

Een ziekenhuisafdeling binnen de spoedgevallendienst is vereist, omdat ‘behandeling van de acute problemen en stabilisatie van vitale orgaansystemen’ nu eenmaal soms meer dan een paar uur vragen. Uit onze ervaring blijkt dat het hiervoor aanwenden van hooggespecialiseerd personeel effectief is in het beperken van sterfte en morbiditeit. Eén patiënt op drie die onze dienst bereikt in kritieke toestand, kan na een kort verblijf in de spoedgevallendienst worden ontslagen en overgebracht worden naar een gewone ziekenhuisafdeling, waar dit hooggespecialiseerd personeel niet voorhanden is.

De horizontale integratie van de verticale zuilen en het verzekeren van de beschikbaarheid, de kennis en de ervaring nodig voor de acute opvang van de echte urgenties (zij krijgen immers meestal geen tweede kans) zullen slechts worden verzekerd, indien de medicus die de leiding heeft van deze dienst dit als zijn voornaamste opdracht ziet. Wat het oorspronkelijk specialisme van deze medicus betreft, hebben de auteurs geen voorkeur aangegeven: enthousiasme en toewijding na een extra vorming in de ‘discipline’ urgentiegeneeskunde blijken doorslaggevend.

H. Delooz