Tien jaar vlokkentest, en de afweging tegen vruchtwaterpunctie

Klinische praktijk
G.C.M.L. Christiaens
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:1757-61

In 1983 werd de transcervicale chorionvlokbiopsie (TC-CVB) in Nederland als alternatieve techniek voor de vruchtwaterpunctie geïntroduceerd.1 Beide technieken laten toe in het 1e zwangerschapstrimester erfelijke afwijkingen bij de foetus op te sporen. Zowel cytogenetische als metabole analyse van de chorionvilli is mogelijk.2 Voor cytogenetisch onderzoek kan de cytotrofoblast gebruikt worden (volgens de zogenaamde directe methode) of de gekweekte mesenchymkern van de vlok; uitslag van het onderzoek volgt na respectievelijk 1 en 2 weken. Met behulp van de vlokkentest kan bovendien een foetale bloedgroeptypering verricht worden.3

Het voordeel van de nieuwe test lag voor de hand: materiaal voor prenatale diagnostiek kan reeds vroeg in het eerste trimester afgenomen worden. Bovendien is de vlokkentest een aanwinst voor moleculair-biologisch onderzoek waarbij de vruchtwaterpunctie niet altijd de benodigde hoeveelheid materiaal levert.

Enkele jaren later werd de transabdominale chorionvlokbiopsie (TA-CVB) geïntroduceerd als een mogelijk veiliger alternatief voor TC-CVB. Deze biopsie is in…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Obstetrie en Gynaecologie, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

Mw.dr.G.C.M.L.Christiaens, gynaecoloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

H.H.H.
Kanhai

Leiden, september 1993,

In haar caput selectum geeft collega Christiaens een evenwichtig overzicht van de voor- en de nadelen van de vlokkentest en de vruchtwaterpunctie (1993;1757-61). Zij stelt dat het zeer aannemelijk is dat transabdominale chorionvlokbiopsie (TA-CVS) veiliger is dan transcervicale chorionvlokbiopsie (TC-CVS). Dit standpunt wordt voornamelijk gebaseerd op de interpretatie van één artikel.1 Hoewel dit ondezoek gerandomiseerd is uitgevoerd en TA-CVS en TC-CVS bij dezelfde zwangerschapsduur werden verricht, is de opzet echter van dien aard dat te verwachten was dat TC-CVS er slechter vanaf zou komen. De gynaecologen moesten weliswaar, alvorens aan de trial mee te kunnen doen, ten minste 20 ingrepen van elke soort succesvol hebben uitgevoerd, maar het is meer dan aannemelijk dat zij veel meer ervaring hadden in amniocentese en TA-CVS. Immers, Smidt-Jensen en Hahnemann zijn de pioniers op het gebied van de TA-CVS.2 Zij hebben sindsdien wereldwijd deze techniek gepropageerd. Het gecorrigeerde verlies van zwangerschap (7,7%) na TC-CVS in hun onderzoek,1 is te vergelijken met de eerste gepubliceerde cijfers over TC-CVS. De bias is derhalve (zoals Christiaens ook zelf aangeeft) dat TC-CVS een ander soort techniek is, waarvoor behalve ervaring ook specifieke gynaecologische handigheid benodigd is. Resultaten van andere onderzoeken, die ook geen van alle perfect zijn uitgevoerd, geven aan dat de risico's van TA- en TC-CVS vergelijkbaar zijn. Bovendien is TC-CVS voor de vrouw minder pijnlijk en is men in het laboratorium gelukkiger met de vlokken verkregen na TC-CVS.3

Het is waarschijnlijk dat voor een optimale veiligheid men bereid en in staat moet zijn om, afhankelijk van de ligging van chorion frondosum en uterus, de ene of de andere techniek toe te passen.

Ten slotte, zolang er niet meer resultaten bekend zijn van prospectief en systematisch follow-up-onderzoek van de kinderen, geboren na dergelijke ingrepen, moeten wij voorzichtig blijven met uitspraken over veiligheid van zowel TA-CVS als TC-CVS.

H.H.H. Kanhai
Literatuur
  1. Smidt-Jensen S, Permin M, Philip J, et al. Randomised comparison of amniocentesis and transabdominal and transcervical chorionic villus sampling. Lancet 1992; 340: 1237-44.

  2. Smidt-Jensen S, Hahnemann N. Transabdominal fine needle biopsy from chorionic villi in the first trimester. Prenat Diagn 1984; 4: 163-9.

  3. Hallak M, Johnson MP, Pryde PG, et al. Chorionic villus sampling: transabdominal versus transcervical approach in more than 4000 cases. Obstet Gynecol 1992; 80: 349-52.