Spontane bacteriële peritonitis, een ernstige complicatie van levercirrose

Klinische praktijk
P.H.G.M. Stadhouders
J.J. Kuiper
H.R. van Buuren
R.A. de Man
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:509-13
Abstract

Dames en Heren,

Spontane bacteriële peritonitis is een bacteriële infectie van vrij vocht in de buik bij patiënten met levercirrose, zonder een intra-abdominale, chirurgisch behandelbare bron van deze infectie. De prognose van spontane bacteriële peritonitis is de laatste twintig jaar aanzienlijk verbeterd.1 Er is echter nog steeds een hoge sterfte, met name ten gevolge van de mogelijke complicaties, zoals nierfalen (hepatorenaal syndroom)2 3 en progressief leverfalen.4 Wij presenteren een drietal casussen; daarna gaan wij dieper in op de epidemiologie, de pathogenese, de diagnostiek en de behandeling van spontane bacteriële peritonitis.

Patiënt A, een 65-jarige man, die sinds 2 jaar bekend was wegens een gedecompenseerde alcoholische levercirrose, werd naar ons verwezen in verband met progressieve sufheid. Hij was 2 maanden tevoren opgenomen wegens een toename van de ascites. Er was een ontlastende paracentese verricht en de dosering van diuretica was aangepast. Bij de laatste poliklinische controle, 2 weken…

Auteursinformatie

St. Antonius Ziekenhuis, afd. Maag-, Darm- en Leverziekten, Nieuwegein.

Hr.P.H.G.M.Stadhouders, maag-darm-leverarts.

Erasmus MC-Centrum, afd. Maag-, Darm- en Leverziekten, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam.

Mw.J.J.Kuiper, hr.dr.H.R.van Buuren en hr.dr.R.A.de Man, maag-darm-leverartsen.

Contact hr.dr.R.A.de Man (r.deman@erasmusmc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Gouda, april 2007,

Stadhouders et al. (2007:509-13) geven in hun klinische les een goed overzicht van de pathofysiologie en de behandeling van spontane bacteriële peritonitis.

Ten aanzien van het intraveneuze gebruik van albumine, zoals beschreven in de paragraaf over behandeling, lijken enkele kritische kanttekeningen echter op hun plaats.

Gesteld wordt dat in twee gerandomiseerde studies is aangetoond dat de additionele toediening van albumine bij patiënten met spontane bacteriële peritonitis het optreden van nierfunctieverlies en het ontstaan van hepatorenaal syndroom significant reduceert met 20% en dat dit gepaard gaat met een betere overleving. Daarbij wordt gerefereerd aan twee artikelen: ten eerste het ‘landmark’-artikel aangaande het intraveneuze gebruik van albumine van Sort et al., gepubliceerd in 1999,1 en ten tweede het artikel van Fernandez et al., gepubliceerd in 2005.2 Het eerste artikel betreft inderdaad een gerandomiseerde studie van 126 patiënten met levercirrose en een spontane bacteriële peritonitis, waarbij één groep (63 patiënten) werd behandeld met intraveneus cefotaxim in combinatie met intraveneus albumine en de andere groep (eveneens 63 patiënten) met alleen intraveneus cefotaxim. Uitkomstmaten waren het optreden van nierfunctieverlies en sterfte. Het tweede artikel betreft echter een pilotstudie, waarbij (bij 10 patiënten) de systemische hemodynamica van albumine vergeleken werd met het gebruik van hydroxyethylzetmeel. Aanleiding voor dit tweede artikel was de voornaamste kritiek op het artikel van Sort et al.,3-6 die luidde dat in de controlegroep geen andere plasma-expander dan albumine werd gebruikt. Het optreden van nierfunctieverlies, het ontstaan van hepatorenaal syndroom en sterfte waren echter geen uitkomstmaten in deze studie. De stelligheid waarmee Stadhouders et al. het intraveneuze gebruik van albumine bij spontane bacteriële peritonitis poneren, lijkt dan ook onvoldoende gefundeerd.

Uitgaande van de studie van Sort et al. is, in afwachting van meer wetenschappelijk bewijs, ons voorstel om de indicaties voor het intraveneuze gebruik van albumine bij patiënten met spontane bacteriële peritonitis en levercirrose (ongeacht de oorzaak), mede gezien de hoge kosten, te beperken tot de groep patiënten bij wie het volgende is vastgesteld: hepatische encefalopathie < graad 3 én albumine < 30 mg /l én bilirubine > 70 μmol/l of creatinine > 90 μmol/l. Deze patiënten komen op grond van de huidige wetenschappelijke gegevens in aanmerking voor intraveneuze toediening van albumine in een dosering van 1,5 g/kg op dag 1 en 1,0 g/kg op dag 3.

Wij erkennen het grote belang van het voorkómen van nierfunctieverlies (een sterke onafhankelijke predictor van sterfte bij spontane bacteriële peritonitis), maar naar onze mening is er, gezien genoemde argumenten, geen indicatie voor het intraveneus toedienen van albumine bij patiënten met spontane bacteriële peritonitis die niet aan de bovengenoemde criteria voldoen.

H.M. Plokker
W.R. ten Hove
J.T.M. van der Heyden
Literatuur
  1. Sort P, Navasa M, Arroyo V, Aldeguer X, Planas R, Ruiz-del-Arbol L, et al. Effect of intravenous albumin on renal impairment and mortality in patients with cirrhosis and spontaneous bacterial peritonitis. N Engl J Med. 1999;341:403-9.

  2. Fernandez J, Monteagudo J, Bargallo X, Jimenez W, Bosch J, Arroyo V, et al. A randomized unblinded pilot study comparing albumin versus hydroxyethyl starch in spontaneous bacterial peritonitis. Hepatology. 2005;42:627-34.

  3. Patch D, Burroughs A. Intravenous albumin in patients with cirrhosis and spontaneous bacterial peritonitis. N Engl J Med. 1999;341:1773-4.

  4. Mogyorosi A, Schubert ML. Intravenous albumin reduces mortality in patients with spontaneous bacterial peritonitis. Gastroenterology. 2000;118:231-3.

  5. Brand RE. Intravenous albumin in patients with cirrhosis and spontaneous bacterial peritonitis: is it worth the cost? Am J Gastroenterol. 1999;94:3404.

  6. Runyon BA. Albumin infusion for spontaneous bacterial peritonitis. Lancet. 1999;354:1838-9.

P.H.G.M.
Stadhouders

Rotterdam, april 2007,

De studie van Fernandez et al. was inderdaad niet opgezet om bij spontane bacteriële peritonitis een effect van albuminetoediening op sterfte vast te stellen.1 Toch laat deze studie, evenals een aantal andere studies van dezelfde groep,2 3 wel overtuigend zien dat albuminesuppletie een gunstig effect heeft op hemodynamische variabelen en met name op het effectieve arteriële bloedvolume, gemeten aan activatie van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem.

Het voorstel om albuminesuppletie te beperken tot patiënten met een verhoogd risico op nierinsufficiëntie en sterfte ondersteunen wij graag. Dit standpunt wordt ook uitgedragen door de auteurs van de genoemde studies; op grond van een recente analyse stellen zij voor om albumine toe te dienen wanneer de serumbilirubineconcentratie > 68 μmol/l en/of de nierfunctie gestoord is.3 Het voorstel van Plokker et al. om daarnaast ook encefalopathie en albumine als behandelingscriteria aan te merken, wordt niet onderbouwd. Voor zover wij weten, zijn er geen studies bekend die deze keus rechtvaardigen.

P.H.G.M. Stadhouders
J.J. Kuiper
H.R. van Buuren
R.A. de Man
Literatuur
  1. Fernandez J, Monteagudo J, Bargallo X, Jimenez W, Bosch J, Arroyo V, et al. A randomized unblinded pilot study comparing albumin versus hydroxyethyl starch in spontaneous bacterial peritonitis. Hepatology. 2005;42:627-34.

  2. Fernandez J, Navasa M, Garcia-Pagan JC, Abraldes JG, Jimenez W, Bosch J, et al. Effect of intravenous albumin on systemic and hepatic hemodynamics and vasoactive neurohormonal systems in patients with cirrhosis and spontaneous bacterial peritonitis. J Hepatol. 2004;41:384-90.

  3. Sigal SH, Stanca CM, Fernandez J, Arroyo V, Navasa M. Restricted use of albumin for spontaneous bacterial peritonitis. Gut. 2007;56:597-9.