Slechts tijdelijke resultaten van elektroconvulsietherapie bij therapieresistente depressie; retrospectief onderzoek

Onderzoek
A. Lemstra
A.F.G. Leentjens
W.W. van den Broek
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:260-4
Abstract

Samenvatting

Doel

Inventariseren van de indicatie ten aanzien van elektroconvulsietherapie (ECT) voor therapieresistente depressie in engere zin volgens DSM-III-R-criteria, en onderzoek doen naar de effectiviteit en eventuele predictieve kenmerken voor terugval of recidief.

Opzet

Retrospectief.

Plaats

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, Rotterdam.

Methoden

Van alle patiënten die in de periode januari 1988-juni 1993 ECT ondergingen, werden gegevens verzameld uit de medische status en de opgevraagde informatie van behandelaars na ontslag. Elke patiënt werd eenmaal uitgenodigd of bezocht met het oog op de toestemming voor het opvragen van behandelgegevens, het afnemen van een anamnese na ontslag en het beoordelen van het sociale functioneren. Hiertoe werden de scores bepaald op de ‘Global assessment of functioning’ (GAF)- en de ‘Sickness impact profile’ (SIP)-schalen.

Resultaten

In de onderzoeksperiode ondergingen 35 patiënten ECT. De indicatiestelling bleek overeenkomstig de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. De meeste patiënten hadden een intensieve medicamenteuze voorbehandeling gehad. Tijdens opname overleden 2 patiënten (niet door ECT). In de acute fase herstelden 25 van de 33 patiënten die uiteindelijk ontslagen werden; 725 maakten binnen 6 maanden een terugval door. Het aantal patiënten met een terugval of recidief van depressieve symptomen steeg in de loop van het eerste follow-up-jaar tot 12: 7 in de eerste 6 maanden en 5 in het tweede halfjaar. Sociodemografische variabelen en behandelvariabelen hielden geen verband met het behandelresultaat in de acute fase of het optreden van een terugvalrecidief. Meer terugval vond plaats als de voorbehandeling of de nabehandeling minder intensief was.

Conclusie

ECT is in de acute fase een effectieve behandeling voor therapieresistente depressies. De resultaten op langere termijn zijn minder goed.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, afd. Psychiatrie, Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam.

A.Lemstra, co-assistent; A.F.G.Leentjens, assistent-geneeskundige; W.W.van den Broek, psychiater.

Contact W.W.van den Broek

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Arnhem, maart 1996,

Met zeer veel belangstelling las ik de artikelen over de resultaten van elektroconvulsietherapie (ECT) bij therapieresistente depressie van Lemstra et al. (1996;260-4) en Leentjens et al. (1996;241-3). Graag zou ik een aantal kanttekeningen willen maken.

In het onderzoek van Lemstra et al. wordt het terugvalpercentage in de eerste 6 maanden lager genoemd dan algemeen in de literatuur wordt gerapporteerd. Bij deze patiëntengroep was de follow-up-periode echter niet gelijk, zoals de auteurs ook opmerken. Hierdoor kan een scheef beeld ontstaan van het terugvalpercentage. De resultaten zouden relevanter en wellicht beter te vergelijken zijn geweest, als de follow-up-periode van iedere patiënt gelijk was geweest. Evenals Leentjens et al. pleitten Lemstra et al. ook voor prospectief onderzoek naar nabehandeling, bijvoorbeeld naar het effect van voortgezette ECT. Daarbij de volgende opmerkingen.

Van de patiënten met een depressie in engere zin zal 20% niet herstellen,1 en er is een kans op terugval bij 70-80% bij een follow-up van 5 jaar.2 Terugvalpercentages van 50 na ECT steken daar nog altijd gunstig bij af.

Degenen die niet op een eerste antidepressivumbehandeling reageren, hebben een grote kans op chroniciteit en terugval; de meeste kans op herstel is in de eerste maanden van de behandeling. Is het wel juist om patiënten therapieresistent te noemen als zij geen ECT hebben gehad? En behoort ECT niet eerder in de behandeling te worden toegepast ter voorkoming van therapieresistentie?34

In een recent prospectief onderzoek werd onderhouds-ECT toegepast bij therapieresistente depressie: 76% van de patiënten hoefde binnen 6 maanden niet opgenomen te worden.5 Zouden sommige therapieresistente depressies wellicht meer therapieresistent zijn dan andere?

B. Verwey
Literatuur
  1. Keller MB, Lavori PW, Mueller TI, Endicott J, Coryell W, Hirschfeld RMA, et al. Time to recovery, chronicity, and levels of psychopathology in major depression. A 5-year prospective follow-up of 431 subjects. Arch Gen Psychiatry 1992;49:809-16.

  2. Maj M, Veltro F, Pirozi R, Lobrace S, Magliano L. Pattern of recurrence of illness after recovery from an episode of major depression: a prospective study. Am J Psychiatry 1992;149:795-800.

  3. Fink M. Electroconvulsive therapy: the forgotten option in the treatment of therapy-resistant depression. In: Extein IL, editor. Treatment of tricyclic-resistant depression. Washington, D.C.: American Psychiatric Press, 1989:135-50.

  4. Joffe RT, Kellner CH. The role of ECT in refractory depression. Convuls Ther 1995;11:77-9.

  5. Schwarz T, Loewenstein J, Isenberg KE. Maintenance ECT: indications and outcome. Convuls Ther 1995;11:14-23.

W.W.
van den Broek

Rotterdam, maart 1996,

Onder dankzegging voor de constructieve opmerkingen van collega Verwey willen wij hierbij nog het volgende opmerken. Wij zijn het met hem eens dat er enige methodologische tekortkomingen kleven aan de opzet van het retrospectieve onderzoek. In de tekst van het artikel hebben wij deze tekortkomingen zoveel mogelijk willen aangeven. Het beloop van een recidiverende depressieve stoornis is inderdaad minder gunstig dan aanvankelijk gedacht werd, hetgeen uit de door Verwey aangehaalde literatuur overduidelijk blijkt. Hierbij willen wij erop wijzen dat een terugval onderscheiden moet worden van een recidief-depressie. In ons onderzoek bestond er al binnen 1 jaar bij 48% van de patiënten een terugval of recidief. Wij zijn het met Verwey eens dat ECT een zeer effectieve, snelle en veilige behandeling is en dat goede profylaxe het optreden van recidief-depressies kan voorkomen.

In hoeverre een snelle adequate behandeling van een depressie van betekenis is voor het beloop op langere termijn, is nog onduidelijk. De meeste prospectieve onderzoeken naar het beloop van een depressieve stoornis zijn niet gecontroleerd voor behandeling. Vanuit een nuchter klinisch standpunt is men geneigd te veronderstellen dat snelle adequate behandeling het beloop gunstig zou kunnen beïnvloeden. De plaats van ECT in de behandeling van depressies zou onzes inziens prominenter kunnen zijn. Helaas spelen in Nederland naast klinische argumenten ook maatschappelijke en politieke factoren een rol bij de plaatsbepaling van ECT in het behandelarsenaal.

Onze bedoeling was te wijzen op het belang van goed, met name prospectief, wetenschappelijk onderzoek naar de nabehandeling van met ECT behandelde, voor medicatie resistente depressies, zoals deze thans plaatsvindt.

W.W. van den Broek
A.F.G. Leentjens
J.A. Bruijn