Schildklierhormoontoediening bij prematuren

Onderzoek
E.M. van de Putte
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:746-7
Download PDF

artikel

Voorbijgaande hypothyroxinemie (verlaagd T4) bij prematuren is een bekend verschijnsel in de eerste postnatale weken. Het betreft een secundaire of tertiaire hypothyroxinemie met een normaal thyreoïd-stimulerend hormoon. Een verband tussen deze hypothyroxinemie en een vertraagde mentale en psychomotorische ontwikkeling in verschillende leeftijdsfasen is aangetoond in diverse prospectieve onderzoeken.

Eén daarvan is een Nederlands onderzoek van 717 neonaten 1 In dit onderzoek werd een relatie gevonden tussen zeer lage thyroxinewaarden en educatieniveau op het 9e jaar, ook bij correctie voor enkele perinatale factoren. Als de gevonden relatie tussen hypothyroxinemie en ontwikkelingsscore causaal is, zou men verwachten dat toediening van schildklierhormoon zou leiden tot een betere ontwikkeling. Dit was de vraagstelling in een Nederlands gerandomiseerd dubbelblind placebo-gecontroleerd onderzoek bij 200 premature neonaten (2 Elke neonaat kreeg 8 µg per kg geboortegewicht schildklierhormoon dan wel placebo toegediend vanaf de 1e levensdag tot en met de 6e week. Op de leeftijd van 6, 12 en 24 maanden werd de score op de Bayley-ontwikkelingsschalen bepaald.

In de totale groep (n = 158) kon geen effect worden aangetoond van de toediening van schildklierhormoon. De scores op de verschillende tests van de met placebo behandelde groep waren vergelijkbaar met die van de met schildklierhormoon behandelde groep, namelijk rond de 100 voor zowel de mentale als de psychomotorische ontwikkeling. Alhoewel dus eerdere onderzoeken aangeven dat er een verband tussen lage thyroxinewaarden bij prematuren en het ontwikkelingsniveau bestaat, kan tijdelijke toediening van thyroxine in de eerste postnatale weken geen betere ontwikkeling induceren, gemeten tot en met de 24e maand. Een mogelijke verklaring is het feit dat alle neonaten schildklierhormoon of placebo ontvingen onafhankelijk van hun uitgangswaarde voor het vrije T4. Dit kan het mogelijke effect van toediening van schildklierhormoon gemaskeerd hebben, omdat ook neonaten met normale T4-waarden behandeld werden.

Opvallend is dat de scores op de Bayley-ontwikkelingsschalen gemiddeld genomen net onder de 100 liggen, dus niet erg afwijkend zijn van die van normale kinderen. Mogelijk is het meetinstrument niet gevoelig genoeg om de te verwachten verschillen vast te leggen. Ook kan men twijfelen aan de causaliteit van de relatie tussen lage (totale) thyroxinewaarden en mentale en psychomotorische ontwikkeling. Mogelijk is de lage thyroxinewaarde een weerspiegeling van een andere – nog niet omschreven – factor in de neonatale periode die een ontwikkelingsstoornis tot gevolg kan hebben. Op grond van dit onderzoek is er voorlopig geen reden om prematuren met lage thyroxinewaarden te behandelen met schildklierhormoon.

Literatuur
  1. Ouden AL den, Kok JH, Verkerk PH, Brand R,Verloove-Vanhorick SP. The relation between neonatal thyroxine levels andneurodevelopmental outcome at age 5 and 9 years in a national cohort of verypreterm andor very low birth weight infants. Pediatr Res1996;39:142-5.

  2. Wassenaer AG van, Kok JH, Vijlder JJM de. Briët JM,Smit BJ, Tamminga P, et al. Effects of thyroxine supplementation onneurologic development in infants born at less than 30 weeks‘gestation. N Engl J Med 1997;336:21-6.

Ook interessant

Reacties