Schildklierfunctie, dagelijks functioneren en overleving van de oudste ouderen; de 'Leiden 85-plus Studie'

Onderzoek
J. Gussekloo
E. van Exel
A.J.M. de Craen
A.E. Meinders
M. Frölich
R.G.J. Westendorp
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:90-6
Abstract

Samenvatting

Doel

Nagaan van de relatie tussen verschillen in schildklierfunctie en veranderingen in dagelijks functioneren en overleving bij oudste ouderen in de algemene populatie, om te zien of screening op en behandeling van subklinische schildklierfunctiestoornissen bij ouderen positieve effecten zal hebben.

Opzet

Prospectieve observationele bevolkingsstudie onder 85-jarigen.

Methode

Binnen de ‘Leiden 85-plus Studie’ werden alle inwoners van Leiden die 85 jaar werden in de periode 1 september 1997-31 augustus 1999 gevolgd (gemiddelde volgperiode: 3,7 jaar; SD: 1,4). Er waren 558 deelnemers. Bij hen werd de schildklierfunctie bepaald en werden jaarlijks beperkingen in het dagelijks leven, depressieve symptomen, cognitief functioneren en sterfte geregistreerd.

Resultaten

Op 85-jarige leeftijd was er geen relatie tussen serumwaarden van thyreoïdstimulerend hormoon (TSH) of vrij thyroxine (FT4 ) en beperkingen in het dagelijks leven, het optreden van depressieve symptomen en cognitieve achteruitgang. Ook gedurende de volgperiode werd deze relatie niet gevonden. Een toegenomen TSH-waarde hing samen met een verlaagd sterfterisico, ook na correctie voor verschillen in functioneren en gezondheid tijdens de basismeting (sterfterisico: 0,77 per SD-toename van TSH; 95-BI: 0,63-0,94). Het sterfterisico per SD-toename van FT4 was 1,16 (95-BI: 1,04-1,30).

Conclusie

Vanaf het 85e levensjaar was de schildklierfunctie niet gerelateerd aan achteruitgang in het dagelijks functioneren, ontstaan van depressieve symptomen of achteruitgang in cognitief functioneren. Daarnaast leefden ouderen met een traag werkende schildklier langer. Dit doet de vraag rijzen of het screenen op en behandelen van subklinische schildklierfunctiestoornissen bij oudste ouderen, zoals aanbevolen, positieve effecten zal hebben.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:90-6

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden.

Afd. Ouderengeneeskunde: mw.dr.J.Gussekloo, huisarts (thans: afd. Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde, Postbus 2088, 2301 CB Leiden); hr.dr.E.van Exel, assistent-geneeskundige (thans: GGZ-Buitenamstel, Amsterdam); hr.dr.A.J.M.de Craen, epidemioloog; hr.prof.dr.R.G.J.Westendorp, internist en epidemioloog.

Afd. Interne Geneeskunde: hr.prof.dr.A.E.Meinders, internist.

Afd. Klinische Chemie: mw.dr.M.Frölich, klinisch chemicus.

Contact mw.dr.J.Gussekloo (jgussekloo@lumc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.W.M.
van der Meer

Nijmegen, februari 2006,

In de voorlichting aan patiënten worden door artsen niet zelden termen als ‘traag werkende schildklier’ en ‘bloedverdunners’ gebezigd. Het behoeft geen uitleg dat deze onjuist zijn, een verkeerd beeld kunnen oproepen bij de patiënt en derhalve vermeden moeten worden. Tot mijn verbazing zag ik dat in het Tijdschrift, dat doorgaans zo zorgvuldig op correct medisch taalgebruik let, in het artikel van Gussekloo et al. sprake is van een ‘traag werkende’ schildklier (2006:90-6) en dat in de rubriek Berichten de ‘bloedverdunner’ clopidogrel (2006:216) aan de orde komt.

J.W.M. van der Meer

Van der Meer heeft gelijk dat ‘traag werkende schildklier’ en ‘bloedverdunner’ strikt genomen onjuist zijn. Maar daarmee getuigen deze aanduidingen niet van onzorgvuldig en incorrect medisch taalgebruik. Dat zouden ze zijn als ze misverstanden oproepen of dubbelzinnig zijn en dat is naar onze mening niet het geval. ‘Traag werkende schildklier’ wordt in het artikel van Gussekloo et al. namelijk gedefinieerd door ‘gemeten met of een te hoge TSH-waarde of een lage FT4-waarde’. Daarmee ligt vast wat wordt bedoeld; de uitdrukking ‘traag werkende schildklier’ heeft betekenis gekregen los van wat de woorden op zich verder nog zouden kunnen betekenen.

Voor ‘bloedverdunner’ geeft Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 14e herziene druk, als betekenis ‘anticoagulans’, naar onze mening een duidelijke en medisch correcte aanduiding. Men kan het woord verkeerd verstaan door te zeggen dat het bloed letterlijk niet echt wordt verdund, maar dan kiest men er bewust voor de gegeven definitie te negeren.

De redactie maakt geen bezwaar tegen deze aanduidingen en synoniemen, zolang ze in medisch-wetenschappelijk opzicht niet tot misverstanden leiden. Met de strikte eisen die Van der Meer aan formulering stelt, zouden allerlei gangbare termen sneuvelen, zoals ‘waterhoofd’, ‘kruisband’, ‘schaambeen’, ‘porseleinen galblaas’, ‘acute buik’, ‘diabetische voet’ en ‘lui oog’.

Redactie