Onzekerheden over het nut van behandeling van subklinische schildklierfunctiestoornissen

Opinie
W.M. Wiersinga
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:71-4
Abstract

Zie ook het artikel op bl. 90.

Subklinische hypo- en hyperthyreoïdie blijft de gemoederen bezighouden. Dit is niet zo verwonderlijk, gezien de onzekerheid over het nut van de behandeling van deze aandoeningen, die zo vaak voorkomen dat vrijwel iedere arts hiermee te maken krijgt. De prevalentie van subklinische hypothyreoïdie (per definitie een verhoogde waarde voor thyreoïdstimulerend hormoon (TSH) bij een normale waarde voor vrij thyroxine (FT4)) in de volwassen bevolking is 5-8 en die van subklinische hyperthyreoïdie (per definitie een verlaagde TSH-waarde bij een normale waarde voor FT4 en T3) is 2-4.1 Voor beide aandoeningen geldt dat ze vaker voorkomen bij vrouwen dan bij mannen, en ook stijgt hun frequentie met de leeftijd. Subklinische schildklierfunctiestoornissen worden gediagnosticeerd op grond van biochemische criteria en geven doorgaans geen klachten; vandaar de ingeburgerde term ‘subklinisch’. Echter, sommige studies vermelden hypothyreotische klachten en verschijnselen bij 24 van…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Endocrinologie & Metabolisme, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Hr.prof.dr.W.M.Wiersinga, internist.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties