Professionele steun is van groot belang bij borstvoeding

Onderzoek
Riet M.E. Haasnoot-Smallegange
Carry M. Renders
Anne Marie Oudesluys-Murphy
Remy A. Hirasing
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B72
Abstract

Samenvatting

Doel

Inzicht krijgen in achtergrondkenmerken die een rol spelen bij de keuze van de moeder voor borst- of kunstvoeding en de rol van sociale en professionele steun daarbij.

Opzet

Beschrijvend onderzoek.

Methode

Zwangere vrouwen die van 1 februari-1 september 2000 in de regio Zuidwest-Overijssel onder controle waren voor hun zwangerschap bij verloskundigen, huisartsen of gynaecologen, werden benaderd voor het onderzoek. Zij vulden vragenlijsten in in de 27e en 36e zwangerschapsweek, op dag 1 na de geboorte en na 1 en 4 maanden. Gegevens werden verzameld over onder andere sociodemografische kenmerken, de ervaren professionele en sociale steun bij de keuze voor borst- of kunstvoeding, en de redenen om vroegtijdig te stoppen met borstvoeding.

Resultaten

Er namen 404 vrouwen deel aan het onderzoek. Van hen maakte 95% tijdens de zwangerschap al een voedingskeuze: circa 80% koos voor borstvoeding. Deze vrouwen waren hoger opgeleid, rookten minder vaak, hadden vaker vroeger zelf borstvoeding gehad en hadden vaker al eerder borstvoeding gegeven dan vrouwen die kozen voor kunstvoeding (p

Conclusie

De voedingskeuze vond vóór de geboorte plaats. De rol van de professional was hierbij belangrijk, ook vlak na de geboorte. Voorlichting en begeleiding vóór én na de geboorte door professionals zouden ertoe kunnen bijdragen dat vrouwen meer en langer borstvoeding geven.

Auteursinformatie

Stafbureau Jeugdgezondheidszorg Regio Twente, Enschede.

Drs. R.M.E. Haasnoot-Smallegange, arts Maatschappij en Gezondheid.

VU Medisch Centrum, EMGO Instituut, afd. Sociale Geneeskunde, Amsterdam.

Dr. C.M. Renders, epidemioloog; prof.dr. R.A. Hirasing, jeugdarts.

Leids Universitair Medisch Centrum, afd. Kindergeneeskunde, Leiden.

Prof.dr. A.M. Oudesluys-Murphy, kinderarts.

Contact dr. C.M. Renders (cm.renders@vumc.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 26 mei 2008

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Het onderzoek bevestigt wat veel bij borstvoeding betrokkenen al dachten. Hopelijk zullen zorgverleners, zorginstellingen en beleidsmakers hieruit, waar nodig, hun conclusies trekken. Ik lees in het artikel niet terug hoeveel vrouwen daadwerkelijk in het ziekenhuis zijn bevallen, maar aannemelijk is dat het het merendeel van de moeders betrof. Te vaak hoor ik, ook anno nu, ervaringen van moeders waaruit blijkt dat de betreffende ziekenhuizen de door de WHO opgestelde ‘Tien vuistregels voor het welslagen van de borstvoeding’ niet naleven.

Door de auteurs wordt een borstvoedingsprotocol genoemd; een borstvoedingsbeleid op papier is de eerste van deze vuistregels. Internationaal is door WHO/UNICEF het Baby-Friendly Hospital Initiative (BFHI) opgezet; in Nederland kunnen instellingen hiertoe het WHO/UNICEF Zorg voor Borstvoeding-certificaat behalen. Een blik op de website van de Stichting Zorg voor Borstvoeding bevestigt dat nog steeds te veel ziekenhuizen de tien vuistregels niet zichtbaar geïmplementeerd hebben. Met helaas desastreuze gevolgen voor de borstvoedingscijfers van dien, en nare persoonlijke ervaringen voor de betrokken moeders en kinderen. Ook binnen zorginstellingen zijn er verschillen: ervaring leert dat bijvoorbeeld de goede werken op een kraamafdeling in een specifiek ziekenhuis tenietgedaan werden door het ontbreken van adequate zorg voor borstvoeding op de kinderafdeling in hetzelfde ziekenhuis. Zorginstellingen zouden hun verantwoordelijkheid moeten nemen en ervoor moeten zorgdragen dat zij voldoen aan de voor WHO/UNICEF-certificering gestelde eisen. Dit is wel het minste wat van een zichzelf respecterende professionele organisatie verlangd kan worden.

Heleen de Vaan, arts Beleid & Advies, Amstelveen

Ik sluit mij helemaal aan bij het betoog van Heleen de Vaan. Ik heb veel contact met jonge moeders, en te vaak moet ik horen hoe slecht moeders geholpen worden bij de borstvoeding door de zorgverleners van wie je zou mogen verwachten dat zij op de hoogte zijn van borstvoeding. Bijscholing van al deze zorgverleners is een must om de begeleiding op een hoger en professioneel niveau te krijgen. Ook zou de rol van de kunstvoedingsindustrie in de zorg op alle niveaus teruggedrongen moeten worden, want deze heeft geen belang bij moeders die (langer) borstvoeding geven. Ondertussen richten wij ons op de moeders en bieden we zowel up-to-date en betrouwbare borstvoedinginformatie als persoonlijke steun bij borstvoeding.

Kenniscentrum Borstvoeding (www.borstvoeding.com)

Stefan Kleintjes, kinderdiëtist

Ik ben als lactatiekundige heel blij met dit artikel. Het komt bijna tegelijkertijd met de beslissingen van de ziektekostenverzekeraars om lactatiekunde te vergoeden in bijna alle aanvullende pakketten. Wij hameren er altijd op dat de eerste winst ligt in goede voorlichting. De verwijzing door huisartsen en verloskundigen helpt hierbij. Naast voorlichting is goede instructie 'face-to-face' ook van belang en doorslaggevend voor de verdere voedingsperiode. Verder sluit ik mij aan bij de mening van Stefan Kleintjes.

Bartina van Schie, lactatiekundige