Borst- en flesvoeding in de eerste 4 levensmaanden van 4438 zuigelingen

Onderzoek
A.M.W. Bulk-Bunschoten
P.C.M. Pasker-de Jong
S. van Bodegom
J.D. Reerink
C.J. de Groot
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:2028-32
Abstract

Samenvatting

Doel

Inventarisatie van het gebruik van borst- en flesvoeding en van de beweegredenen om borstvoeding af te bouwen in de eerste 4 levensmaanden.

Opzet

Beschrijvend.

Methode

121 consultatiebureau-artsen werkzaam bij 40 zorgorganisaties verspreid over het land noteerden gegevens van alle zuigelingen van 0-3 maanden die in de periode 1 april-30 juni 1998 voor het eerst een zuigelingenbureau van deze artsen bezochten: demografische gegevens van de moeder, het kind en het consultatiebureau, de voeding op de dag van de geboorte en op de leeftijd van 2 weken, wijzigingen in voeding tot op de leeftijd van 4 maanden en de redenen daarvoor.

Resultaten

Van de 4438 zuigelingen (51 jongens en 49 meisjes) kreeg 76 op de dag van de geboorte borstvoeding, alleen of in combinatie met flesvoeding. Op de leeftijd van 2 maanden was dit 51 en op de leeftijd van 4 maanden 33. Borstvoeding werd meer gestopt vanwege kindgebonden (63) dan vanwege moedergebonden redenen (46). De meest voorkomende kindgebonden reden was het idee van de moeder dat de baby honger had (24). De daarna meest voorkomende redenen waren huilen (12) en darmkrampen (8). De voornaamste moedergebonden redenen om geheel of gedeeltelijk te stoppen met borstvoeding waren werkhervatting (20), lichamelijke problemen (8) en het gevoel van beperking in de persoonlijke vrijheid (7). 71 van de moeders nam zelf het initiatief om te stoppen met borstvoeding.

Auteursinformatie

Landelijke Federatie van Consultatiebureau-artsenverenigingen, Amsterdam.

Mw.A.M.W.Bulk-Bunschoten, jeugdarts; mw.S.van Bodegom en mw. dr.J.D.Reerink, consultatiebureau-artsen.

Universitair Medisch Centrum St Radboud, afd. Epidemiologie en Biostatistiek, Nijmegen.

Mw.dr.P.C.M.Pasker-de Jong, epidemioloog.

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, locatie Emma Kinderziekenhuis, afd. Kindergeneeskunde, Amsterdam.

Prof.dr.C.J.de Groot, kinderarts.

Contact mw.A.M.W.Bulk-Bunschoten, Keizer Karelweg 428, 1181 RL Amstelveen (amwbulk@worldonline.nl)

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

B.A.
Semmekrot

Nijmegen, oktober 2002,

Zoals Bulk-Bunschoten et al. laten zien (2002:2028-32), kreeg 76% van de zuigelingen op de dag van de geboorte borstvoeding, uitsluitend of in combinatie met flesvoeding. Op de leeftijd van 2 maanden was dit 51% en op de leeftijd van 4 maanden nog slechts 33%. Uit hun onderzoek blijkt dat redenen om te stoppen met borstvoeding meer kind- dan moedergebonden zijn: hongerigheid en huilen werden hierbij het meest genoemd. Het is bekend dat onvoldoende vaak aanleggen en het geven van bijvoeding leiden tot teruglopen van de borstvoeding.1 2 Voor een optimaal inzicht in de door de auteurs gevonden kindgebonden redenen tot staken van de borstvoeding is informatie over de kwaliteit van de borstvoeding daarom van belang.

- Hoe vaak werd aangelegd?

- Welk percentage van de kinderen kreeg uitsluitend borstvoeding, hoeveel kregen bijvoeding?

- Ook informatie over het gewichtsverloop en het aantal natte luiers en poepluiers in relatie tot hongerigheid en huilen zou meer helderheid kunnen geven omtrent de al dan niet voldoende opname van borstvoeding. Hebben Bulk-Bunschoten et al. hier nog gegevens over?

Overigens heb ik waardering voor de gegevens die de auteurs ons melden. Het vroegtijdig staken van borstvoeding is in ons land een groot probleem. Het is goed dat de oorzaken hiervan eens in kaart zijn gebracht. Dit maakt het mogelijk ook werkelijk iets te doen in de zin van betere voorlichting en begeleiding.

B.A. Semmekrot
Literatuur
  1. Yamauchi Y, Yamanouchi I. The relationship between rooming-in/not rooming-in and breastfeeding variables. Acta Paediatr Scand 1990;79:1017-22.

  2. De Carvalho M, Hall M, Harvey D. Effects of water supplementation on physiological jaundice in breast-fed babies. Arch Dis Child 1981;56:568-9.

A.M.W.
Bulk-Bunschoten

Amstelveen, november 2002,

Het geven van borstvoeding hebben wij uitgesplitst in volledige borstvoeding en de combinatie van volledige borstvoeding en flesvoeding. Gemiddeld gaven moeders 1,1 week een combinatie van borst- en flesvoeding. Op de dag van de geboorte kreeg 6% van de zuigelingen en vanaf week 4 tot week 17 circa 12% de combinatie van moedermelk en flesvoeding.1 Het gebruik van andere bijvoeding dan flesvoeding was gering: 1% van de zuigelingen op de leeftijd van 8 weken, oplopend naar 1,9% op de leeftijd van 16 weken. De gewichtstoename hebben wij bepaald op de leeftijd van 4 maanden, waarbij de toename het geringst was bij volledig borstgevoede zuigelingen; hun gewicht op deze leeftijd lag echter hoger dan dat van flesgevoede zuigelingen op grond van een statistisch significant hoger geboortegewicht.2 Helaas hebben wij geen gegevens over de andere, door u genoemde, factoren. Mogelijk kunnen deze facetten meegenomen worden in een uitgebreider onderzoek. Het voordeel van borstvoeding op de gezondheidstoestand van kinderen maakt een dergelijk onderzoek zeker van belang.

A.M.W. Bulk-Bunschoten
Literatuur
  1. Bulk-Bunschoten AMW, Bodegom S van, Reerink JD, Pasker-de Jong PCM, Groot CJ de. Reluctance to continue breastfeeding in the Netherlands. Acta Paediatr 2001;90:1047-53.

  2. Bulk-Bunschoten AMW, Bodegom S van, Reerink JD, Pasker-de Jong PCM, Groot CJ de. Weight and weight gain at 4 months (the Netherlands 1998): influences of nutritional practices socio-economic and ethnic factors. Paediatr Perinat Epidemiol 2002;16:361-9.