artikel
Men verwacht dat ik kan reanimeren. Ik studeer geneeskunde. Valt er iemand neer op straat, dan wordt er van mij verwacht dat ik te hulp schiet. Dat is mijn plicht. Ik ben het daarmee eens, maar vraag mezelf wel eens af of ik het ook echt zou kunnen als het zover komt. Hoe vaak heb ik daadwerkelijk gereanimeerd? Nooit. Ja, ‘Rescue Annie’, die pop zonder benen: een aantal keren. Ik weet welke stappen ik moet doorlopen, klopt, maar altijd ging het om een oefensituatie. We kregen alle tijd die we nodig hadden, soms wel een uur. Dan was een echte Annie natuurlijk al dood. Onderling bespraken we wat we zouden doen als er een zwerver in het park zou liggen. Zwarte tanden, lege alcoholflessen naast zich, braaksel op de grond. Beadem je hem? Veel gegiechel, geen antwoord. Iedereen dacht: liever niet. Niemand sprak die woorden uit. Ook ik niet.
Tijdens de bachelor geneeskunde heb ik ontzettend veel geleerd, met name op theoretisch gebied. De coschappen gaven me de kans om het geleerde in praktijk te brengen. Daar leerde ik het pas écht. Tijdens ‘interne’ kwam er een kortademige man op de SEH. Hij zat in een palliatief behandeltraject voor een multipel myeloom. Eens kijken naar die dyspneu. Anamnese, lichamelijk onderzoek… Auscultatie. Rechts, vesiculair ademgeruis: check. Links: niks. Niks? Onmogelijk. Nog eens. Weer niks. Familie en andere patiënten in de kamer tot stilte manen en nog eens luisteren. Ik hoor iets! Nee, toch niet. Verbaasd en in de war naar de arts-assistent: ik snap het niet. De vraag of ik de thoraxfoto had gezien. Nee, niet gezien. Wat bleek? De long zat vol met vocht, waarschijnlijk een exsudaat bij zijn multipel myeloom. Ik had het wel degelijk goed gehoord. Op die voor mij bijzondere dag startte mijn ‘vertrouw op je lichamelijk onderzoek, je kunt het wel’-traject.
Ik kan echter een aantal onderwerpen bedenken waarvoor ik dat traject nog niet gestart ben. Neem bijvoorbeeld acute situaties. Ik heb hieraan nooit actief deelgenomen, dan stond ik als coassistent altijd van een afstandje toe te kijken. Mijn vertrouwen daarin is dan ook zo goed als nul. Ik vind een spoedsituatie eng. Ik ken alleen de theorie. Toepassen is een tweede. Buitenstaanders vinden dat maar raar: een zesdejaarsgeneeskundestudent die niet weet of ze kan handelen als het erop aankomt. Ik weet dat mijn semi-stage nog volgt. Ik weet ook dat ik daarna als basisarts niet alles hoef te kunnen. Er volgt een traject met leren, leren en nog meer leren. Dat geeft moed. Ik heb er zin in. Over een tijdje kan ik hopelijk ook omgaan met spoedsituaties. Niet alleen op papier, maar ook ‘voor het eggie’. Toch hoop ik dat er in de tussentijd niemand neervalt.
Reacties