Neurolues in de psychiatrie: verrassende onderliggende aandoening bij 3 patiënten

Klinische praktijk
W.A. Overbeek
C. Schaapveld
R. Teijeiro Permuy
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:1533-6
Abstract

Dames en Heren,

Neurolues kan ons nog steeds verrassen. De spirocheet Treponema pallidum kan een verscheidenheid van psychiatrische beelden veroorzaken, waaronder manie, depressie en psychose.1 Eind 19e eeuw had men een risico van 5-20 om ooit in het leven lues te krijgen (www.priory.com/psych/neurosyphilis.htm). Begin 20e eeuw vond 5-15 van de opnamen in psychiatrische ziekenhuizen plaats vanwege neurolues.1 Door de introductie van penicilline als behandeling kwam lues na 1940 steeds minder voor; de ziekte leek bestemd te verdwijnen uit de psychiatrie (www.priory.com/psych/neurosyphilis.htm). Na 1980 werd in de grote steden van de Verenigde Staten echter een stijging van de jaarlijkse incidentie van 0,12‰ naar 0,18‰ gerapporteerd.2 Deze toename werd in verband gebracht met aids, riskant seksueel gedrag, onderbehandeling in lagere sociale klassen en het in onbruik raken van serologisch routineonderzoek. In Nederland (en andere West-Europese landen) was de jaarincidentie lager dan in de Verenigde Staten (www.rivm.nl/vtv/data/site_kompas/index.htm). Uit gegevens van…

Auteursinformatie

Zwolse Poort, Instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg West-Overijssel, Zwolle.

Mw.W.A.Overbeek, assistent-geneeskundige (thans: Spatie, Centrum voor Geestelijke Gezondheid, Postbus 928, 7301 BD Apeldoorn); dr.C.Schaapveld, huisarts; R.Teijeiro Permuy, psychiater.

(wieskeoverbeek@hetnet.nl).

Contact mw.W.A.Overbeek (wieskeoverbeek@hetnet.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Rotterdam, augustus 2003,

Als huisarts las ik met veel interesse de klinische les van collega Overbeek et al. (2003:1533-6). Juist huisartsen kunnen door hun kennis van de levensloop van patiënten collega-clinici attenderen op het bestaan van een niet eerder opgemerkte luesinfectie. De auteurs beroepen zich echter op een artikel uit 1990 om hun bewering te staven dat bij het bestaan van een coïnfectie met HIV er een grotere kans op het falen van therapie voor de lues zou bestaan.1 In de veel recenter gepubliceerde CBO-richtlijn ‘Seksueel overdraagbare aandoeningen en herpes neonatorum 2002’ (www.cbo.nl/product/richtlijnen/pdf/soa2002) is deze opvatting weerlegd en wordt gesteld dat de behandeling van de vroege stadia van lues bij personen met een HIV-coïnfectie niet verschillend hoeft te zijn van die bij personen zonder deze coïnfectie. Wél wordt artsen geadviseerd bij een HIV-coïnfectie in een later stadium liquoronderzoek te verrichten om een neurolues uit te sluiten.

A. Steffens
Literatuur
  1. Musher DM, Hamill RJ, Baughn RE. Effect of human immunodeficiency virus (HIV) infection on the course of syphilis and on the response to treatment. Ann Intern Med 1990;113:872-81.

W.A.
Overbeek

Zwolle, augustus 2003,

Het doel van onze klinische les was te benadrukken dat het in de psychiatrie belangrijk is de diagnose ‘neurolues’ niet te missen. De aanvulling van collega Steffens dat ook huisartsen een bijdrage kunnen leveren aan het opsporen van deze ziekte onderschrijven wij volledig. Aan veel instellingen voor klinische psychiatrie is een huisarts verbonden. Onze formulering dat een HIV-infectie de kans op falen van de behandeling en de kans op een recidief van neurolues vergroot, wordt onzes inziens niet weerlegd door de CBO-richtlijn ‘Seksueel overdraagbare aandoeningen en herpes neonatorum’ (zie het genoemde internetadres, bl. 91). Letterlijk wordt geconcludeerd: ‘Er zijn aanwijzingen dat syfilis bij HIV sneller aanleiding geeft tot neurosyfilis en falen van de therapie, al lijkt het risico gering.’

W.A. Overbeek
C. Schaapveld
R. Teijeiro Permuy