Neostigmine voor de behandeling van acute pseudo-obstructie van het colon (Ogilvie-syndroom)

Klinische praktijk
Abstract
J.J. Koornstra
N.S. Klaver
J.C. ter Maaten
A.J. Limburg
E.J. van der Jagt
T.S. van der Werf
Download PDF

Samenvatting

Bij een 77-jarige man met de ziekte van Parkinson en met acute pseudo-obstructie van het colon (Ogilvie-syndroom) faalde conservatieve behandeling. Onlangs is de veiligheid en effectiviteit aangetoond van neostigmine voor de behandeling van het Ogilvie-syndroom. Intraveneuze behandeling met neostigmine leidde bij de patiënt tot snelle klinische en radiologische verbetering. Vroege herkenning van het ziektebeeld en tijdige toediening van neostigmine bij falende conservatieve maatregelen kunnen de kans op een darmperforatie aanzienlijk reduceren.

artikel

Inleiding

Acute pseudo-obstructie van het colon, ook wel bekend als het Ogilvie-syndroom, wordt gedefinieerd als een pathologische dilatatie van het colon zonder de aanwezigheid van een mechanische obstructie.1 Het voornaamste gevaar van de aandoening schuilt in de kans op perforatie, optredend bij circa 3 van de patiënten, met een sterfte van 50.2 De eerstelijnsbehandeling van het syndroom bestaat uit conservatieve maatregelen als maagzuigdrainage, wisselligging, vocht- en elektrolytensubstitutie en het behandelen van eventueel onderliggend lijden. Daarnaast wordt, zowel als onderdeel van eerstelijnstherapie als in geval van onvoldoende respons op de genoemde maatregelen, colonoscopische decompressie gepropageerd.3 Recentelijk is uit een aantal onderzoeken duidelijk geworden dat neostigmine (een cholinesteraseremmer en parasympathicomimeticum) een belangrijke medicamenteuze aanvulling is bij de behandeling van pseudo-obstructie van het colon indien conservatieve therapie faalt.4-8

In dit artikel beschrijven wij een patiënt met acute pseudo-obstructie van het colon, die niet reageerde op conservatieve therapie en bij wie een indrukwekkende klinische en radiologische verbetering optrad na toediening van neostigmine.

ziektegeschiedenis

Patiënt A, een 77-jarige man, bekend wegens de ziekte van Parkinson en angina pectoris, werd opgenomen wegens langzaam progressieve buikpijn die gepaard ging met een moeizame defecatie sinds circa 4 weken. De defecatiefrequentie was in deze periode afgenomen van tevoren 3-4 keer per week tot 1 maal per 7 tot 10 dagen. Patiënt had geen bloed- of slijmbijmenging bij de feces gezien. Als medicatie gebruikte hij pramipexol, amantadine, levodopa-benserazide, diltiazem, imipramine, lactulose en nitroglycerine sublinguaal zo nodig. Bij lichamelijk onderzoek was de buik soepel, bij percussie hypertympanisch en bij auscultatie werd hoogklinkende peristaltiek gehoord. Er waren geen palpatoire afwijkingen, met name geen weerstanden. Rectaal toucher gaf geen afwijkende bevindingen. Laboratoriumonderzoek liet evenmin afwijkingen zien. Een blanco buikoverzichtsfoto bij opname toonde een diffuus verwijd colon met een maximale diameter van circa 12 cm. Aanvullende sigmoïdoscopie liet geen aanwijzingen zien voor een mechanische obstructie. Met de werkdiagnose ‘pseudo-obstructie van het colon bij ziekte van Parkinson’ werd patiënt opgenomen. Hij werd behandeld met maagzuigdrainage, wisselligging, ruime infusie van vocht en elektrolyten en een rectumcanule (achtergelaten bij sigmoïdoscopie). Daarnaast werd het gebruik van de medicamenten met mogelijk negatieve invloed op de darmmotiliteit (pramipexol, diltiazem en imipramine) gestaakt.

Na 36 uur behandeling was er geen duidelijke verbetering van de klinische toestand. Een controlebuikoverzichtsfoto toonde een toegenomen dilatatie van het colon tot circa 14 cm diameter (figuur). Er werd besloten om neostigmine toe te dienen onder cardiopulmonale bewaking op de intensive-careafdeling, gezien het risico op bradycardieën. Neostigmine (2 mg, opgelost in 100 ml fysiologisch zout) werd in 5 min geïnfundeerd. Tegen het einde van de infusieperiode was er een klinische respons met passage van flatus, waarna dunne feces geloosd werd.

Op een buikoverzichtsfoto, 5 min na infusie van neostigmine gemaakt, werden geen tekenen meer gezien van colondilatatie (zie de figuur). Behoudens voorbijgaande buikkrampen traden geen bijwerkingen op, met name geen bradycardieën. In verband met een eventueel optredende bradycardie was een atropine-injectie beschikbaar gehouden, maar die bleek niet nodig te zijn. In de volgende dagen knapte patiënt geleidelijk op. Het bleek noodzakelijk om de medicatie voor de ziekte van Parkinson aan te passen; uiteindelijk moest patiënt hiervoor enkele weken op de afdeling Neurologie geobserveerd worden.

beschouwing

Acute pseudo-obstructie van het colon of Ogilvie-syndroom kan worden gezien bij patiënten met een grote variëteit aan onderliggende internistische of chirurgische pathologische afwijkingen. Zo is het syndroom beschreven als complicatie na operaties (sectio caesarea, artroplastiek, buikwandplastiek), hernia nuclei pulposi en niertransplantatie.9-13 Daarnaast is het syndroom beschreven in samenhang met verschillende medicamenten (tocolytica, theofylline, clonidine, imipramine en oncolytische medicatie), infecties (cytomegalovirus, varizella-zostervirus), brandwonden en de ziekte van Parkinson.14-22 Bij onze patiënt was de oorzaak waarschijnlijk een combinatie van factoren: medicijnengebruik, met name imipramine en diltiazem, en ziekte van Parkinson.

In 1948 beschreef Ogilvie voor het eerst 2 patiënten met pseudo-obstructie van het colon, als gevolg van maligne infiltratie van de plexus coeliacus.1

Het voornaamste risico van de aandoening is de kans op een darmperforatie. Deze kans neemt toe naarmate de dilatatie langer bestaat en bij een diameter van het colon groter dan 12 cm.23 24 De eerste fase van de behandeling bestaat uit conservatieve maatregelen als maagzuigdrainage en wisselligging, waarmee binnen 3 dagen meer dan 90 van de patiënten opknapt.25 26 Hoewel niet bewezen zinvol, wordt endoscopische (colonoscopische) decompressie veelvuldig toegepast, zowel als onderdeel van de eerste behandelfase als in de tweede fase bij falende conservatieve maatregelen, met gerapporteerde succespercentages van 70-95.27-30 Nadelen zijn het risico op een perforatie, dat circa 3 bedraagt versus 0,2 bij colonoscopie voor andere indicaties, en het risico van ongeveer 40 op recidiefdilatatie na decompressie.3 Een andere, recentelijk beschreven manier om decompressie te bewerkstelligen is klysmatoediening van amidotrizoïnezuur.31 Echter, bij een aantal patiënten blijft een respons uit op conservatieve maatregelen en is chirurgische decompressie noodzakelijk, wat gepaard gaat met de nodige morbiditeit en sterfte.24 Chirurgisch ingrijpen is eveneens geïndiceerd bij tekenen van perforatie of van ischemie wanneer deze optreden tijdens conservatieve therapie.3 24

Omdat aangenomen wordt dat de dilatatie van het colon wordt veroorzaakt door een gestoorde darmmotiliteit, is de afgelopen jaren getracht om de darmmotiliteit farmacologisch te beïnvloeden.32 Zo zijn er casuïstische mededelingen in de literatuur over behandelingen met erytromycine, cisapride en nicotinepleisters, zonder dat hiernaar echter gecontroleerde onderzoeken zijn gedaan.33-35

De laatste jaren is in ongecontroleerde onderzoeken en recentelijk in een placebogecontroleerd onderzoek duidelijk geworden dat het parasympathicomimeticum neostigmine een belangrijke aanvulling is bij de behandeling van pseudo-obstructie van het colon.4-8 Neostigmine, dat werkt als remmer van het enzym cholinesterase, wordt in de neurologie toegepast bij myasthenia gravis, en in de anesthesie om spierkrachtherstel te verkrijgen na een niet geheel uitgewerkte neuromusculaire blokkade bij niet-depolariserende spierverslapping.

In 4 ongecontroleerde onderzoeken werden in totaal 52 patiënten behandeld met een- of tweemalige toediening van neostigmine, met een klinische en radiologische respons bij 47 patiënten.4-7 In het recente prospectieve gerandomiseerde placebogecontroleerde en geblindeerde onderzoek bij 21 patiënten zonder respons op conservatieve therapie herstelde de darmmotiliteit bij 10 van 11 patiënten na toediening van neostigmine, terwijl in de placebogroep geen veranderingen werden gezien.8 Omdat neostigmine slechts kort werkt, kon vervolgens met een ongeblindeerde onderzoeksopzet neostigmine worden gegeven aan de patiënten die op de geblindeerde therapie geen respons hadden bereikt. Het betrof hier 8 van de 11 patiënten in de placebogroep en 1 patiënt die actieve therapie had gekregen. Bij deze niet-geblindeerde therapie werd een klinische en radiologische respons van 100 gezien. Bij 17 van de 18 patiënten die uiteindelijk met neostigmine behandeld zijn (geblindeerd ofwel ongeblindeerd), werd een snelle respons (na mediaan 4 min) gezien na de neostigmine-infusie. Bij de patiënt die aanvankelijk niet had gerespondeerd trad alsnog respons op, nadat 3 uur later de neostigmine-infusie was herhaald. Bijwerkingen bestonden voornamelijk uit voorbijgaande buikkrampen, speekselvloed en misselijkheid, naast niet-fatale bradycardieën bij 2 patiënten. Bij 2 patiënten in de neostigminegroep trad na aanvankelijke verbetering op neostigmine niettemin een recidief op. Deze 2 patiënten kregen aansluitend colonoscopische decompressie.

Bij onze patiënt werd besloten om neostigmine te geven wegens onvoldoende respons op de ingestelde conservatieve therapie. Atropine ter voorkoming van bradycardieën was niet nodig.

conclusie

Vroege herkenning van acute pseudo-obstructie van het colon (Ogilvie-syndroom) is van belang om de kans op perforatie te minimaliseren. Bij onvoldoende respons op conservatieve maatregelen is behandeling met neostigmine geïndiceerd, onder bewaking van het hartritme. Atropine moet beschikbaar gehouden worden om eventueel optredende bradycardieën te kunnen behandelen. Als geen gunstig effect wordt waargenomen, kan de therapie na 3 uur herhaald worden. Bij late recidieven is het onduidelijk of neostigmine een plaats in het therapeutisch arsenaal heeft. In dat geval moet men ons inziens terughoudend zijn met medicamenteuze therapie, omdat recidiverende klachten kunnen duiden op ischemie of perforatie van het colon, waarvoor endoscopische of chirurgische exploratie aangewezen is.

Literatuur
  1. Ogilvie H. Large-intestine colic due to sympatheticdeprivation: a new clinical syndrome. BMJ 1948;2:671-3.

  2. Rex DK. Acute colonic pseudo-obstruction (Ogilvie'ssyndrome). Gastroenterologist 1994;2:233-8.

  3. Rex DK. Colonoscopy and acute colonic pseudo-obstruction.Gastrointest Endosc Clin N Am 1997;7:499-508.

  4. Hutchinson R, Griffiths C. Acute colonicpseudo-obstruction: a pharmacological approach. Ann R Coll Surg Engl1992;74:364-7.

  5. Stephenson BM, Morgan AR, Salaman JR, Wheeler MH.Ogilvie's syndrome: a new approach to an old problem. Dis Colon Rectum1995;38:424-7.

  6. Turegano-Fuentes F, Munoz-Jimenez F, Del Valle-HernandezE, Perez-Diaz D, Calvo-Serrano M, De Tomas J. Early resolution ofOgilvie's syndrome with intravenous neostigmine: a simple, effectivetreatment. Dis Colon Rectum 1997;40:1353-7.

  7. Paran H, Silverberg D, Mayo A, Shwartz 1, Neufeld D,Freund U. Treatment of acute colonic pseudo-obstruction with neostigmine. JAm Coll Surg 2000;190:315-8.

  8. Ponec RJ, Saunders MD, Kimmey MB. Neostigmine for thetreatment of acute colonic pseudo-obstruction. N Engl J Med 1999;341:137-41.

  9. Tang PT, Collopy BT, Somerville M. Ogilvie syndrome withcaecal perforation in the post-caesarean patient. Aust N Z J Obstet Gynaecol1995;35:104-6.

  10. ElMaraghy AW, Schemitsch EH, Burnstein MJ, Waddell JP.Ogilvie's syndrome after lower extremity arthroplasty. Can J Surg1999;42:133-7.

  11. Meland NB, Edel C, Devine RM. Ogilvie's syndrome asa complication after abdominoplasty: a case report and review. Plast ReconstrSurg 1995;96:721-4.

  12. Caner H, Bavbek M, Albayrak A, Altinors TC.Ogilvie's syndrome as a rare complication of lumbar disc surgery. Can JNeurol Sci 2000;27:77-8.

  13. O’Malley KJ, Flechner SM, Kapoor A, Rhodes RA,Modlin CS, Goldfarb DA. Acute colonic pseudo-obstruction (Ogilvie'ssyndrome) after renal transplantation. Am J Surg 1999;177:492-6.

  14. Pecha RE, Danilewitz MD. Acute pseudo-obstruction of thecolon (Ogilvie's syndrome) resulting from combination tocolytic therapy.Am J Gastroenterol 1996;91:1265-6.

  15. Brubacher JR, Levine B, Hoffman RS. Intestinalpseudo-obstruction (Ogilvie's syndrome) in theophylline overdose. VetHum Toxicol 1996;38:368-70.

  16. Stieger DS, Canteni R, Frutiger A. Acute colonicpseudoobstruction (Ogilvie's syndrome) in two patients receiving highdose clonidine for delirium tremens. Intensive Care Med1997;23:780-2.

  17. Sood A, Kumar R. Imipramine induced acute colonicpseudo-obstruction (Ogilvie's syndrome): a report of two cases. Indian JGastroenterol 1996;15:70-1.

  18. Delmer A, Cymbalista F, Bauduer F, Martin A, Rio B,Fenaux P, et al. Acute colonic pseudo-obstruction (Ogilvie's syndrome)during induction treatment with chemotherapy and all-trans-retinoic acid foracute promyelocytic leukemia. Am J Hematol 1995;49:97-8.

  19. Shapiro AM, Bain VG, Preiksaitis JK, Ma MM, Issa S,Kneteman NM. Ogilvie's syndrome associated with acute cytomegaloviralinfection after liver transplantation. Transpl Int 2000;13:41-5.

  20. Nomdedeu JF, Nomdedeu J, Martino R, Bordes R, PortorrealR, Sureda A, et al. Ogilvie's syndrome from disseminatedvaricella-zoster infection and infarcted celiac ganglia. J Clin Gastroenterol1995;20:157-9.

  21. Kadesky K, Purdue GF, Hunt JL. Acute pseudo-obstructionin critically ill patents with burns. J Burn Care Rehabil1995;16:132-5.

  22. Marinella MA. Acute colonic pseudo-obstructioncomplicated by cecal perforation in a patient with Parkinson's disease.South Med J 1997;90:1023-6.

  23. Johnson CD, Rice RP, Kelvin FM, Foster WL, Williford ME.The radiographic evaluation of gross cecal distention: emphasis on cecalileus. Am J Roentgenol 1985;145:1211-7.

  24. Vanek VW, Al-Salti M. Acute pseudo-obstruction of thecolon (Ogilvie's syndrome): an analysis of 400 cases. Dis Colon Rectum1986;29:203-10.

  25. Sloyer AF, Panella VS, Demas BE, Shike M, Lightdale CJ,Winawer SJ, et al. Ogilvie's syndrome. Successful management withoutcolonoscopy. Dig Dis Sci 1988;33:1391-6.

  26. Alwan MH, Rij AM van. Acute colonic pseudo-obstruction.Aust N Z J Surg 1998;68:129-32.

  27. Nano D, Prindiville T, Pauly M, Chow H, Ross K, TrudeauW. Colonoscopic therapy of acute pseudoobstruction of the colon. Am JGastroenterol 1987;82:145-8.

  28. Jetmore AB, Timmcke AE, Gathright JB Jr, Hicks TC, RayJE, Baker JW. Ogilvie's syndrome: colonoscopic decompression andanalysis of predisposing factors. Dis Colon Rectum 1992;35:1135-42.

  29. Geller A, Petersen BT, Gostout CJ. Endoscopicdecompression for acute colonic pseudo-obstruction. Gastrointest Endosc1996;44:144-50.

  30. Pham TN, Cosman BC, Chu P, Savides TJ. Radiographicchanges after colonoscopic decompression for acute pseudo-obstruction. DisColon Rectum 1999;42:1586-91.

  31. Schermer CR, Hanosh JJ, Davis M, Pitcher DE.Ogilvie's syndrome in the surgical patent: a new therapeutic modality. JGastrointest Surg 1999;3:173-7.

  32. Hasler WL. Neostigmine for acute colonicpseudo-obstruction: new use for an old drug? Gastroenterology2000;118:443-4.

  33. Rovira A, Lopez A, Cambray C, Gimeno C. Acute colonicpseudo-obstruction (Ogilvie's syndrome) treated with erythromycin.Intensive Care Med 1997;23:798.

  34. MacColl C, MacCannell KL, Baylis B, Lee SS. Treatment ofacute colonic pseudoobstruction (Ogilvie's syndrome) with cisapride.Gastroenterology 1990;98:773-6.

  35. Leuzinger D, Simon O. Un traitement original du syndromed’Ogilvie: le patch de nicotine. Presse Med1995;24:1089.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen.

Afd. Interne Geneeskunde: J.J.Koornstra, assistent-geneeskundige; dr. J.C.ter Maaten, internist.

Afd. Anesthesiologie: mw.N.S.Klaver, assistent-geneeskundige.

Afd. Maag-, Darm- en Leverziekten: A.J.Limburg, gastro-enteroloog.

Afd. Radiologie: dr.E.J.van der Jagt, radioloog.

Afd. Intensive Care-Beademing: dr.T.S.van der Werf, longarts-intensivist.

Contact dr.T.S.van der Werf (t.s.van.der.werf@int.azg.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Zaandam, maart 2001,

Ter completering van de casus van Koornstra et al. (2001:586-9) over de problematiek van het syndroom van Ogilvie staat een buikoverzichtsopname van de betreffende patiënt afgebeeld. Deze opname klopt mijns inziens niet met de beschrijving. In tegenstelling tot wat de auteurs beweren, toont deze foto niet het beeld zoals gezien wordt bij het syndroom van Ogilvie, maar eerder het klassieke beeld van een volvulus van het sigmoïd.1 Bij het syndroom van Ogilvie behoort het gehele colon een duidelijke luchtfiguur te tonen, waarbij de grootste diameter te zien is in het caecum. Dat patiënt na de behandeling goed herstelt, is vermoedelijk meer te danken aan de sigmoïdoscopie, waarbij de niet-herkende volvulus blijkbaar gedetordeerd is, of aan een spontaan terugdraaien van het sigmoïd. In het licht van een volvulus van het sigmoïd is een behandeling met neostigmine niet geïndiceerd.

R.J.L.F. Loffeld
Literatuur
  1. Rosenbusch G, Reeders JWAJ. Kolon: klinische Radiologie und Endoskopie. Stuttgart: Thieme; 1993. p. 96-8.

Groningen, april 2001,

Volvulus van het sigmoïd komt wereldwijd voor, maar wordt relatief frequent gezien in gebieden in Afrika, India en in de Andes. Patiënten melden zich meestal met acute buikpijn.1-5 De buikoverzichtsfoto bij volvulus van het colon sigmoideum laat meestal een gasfiguur zien van het gedilateerde colon dat in een scherpe plooi ontspringt vanuit de linker onderbuik en met een stompe contour tot aan de rechter bovenbuik reikt.6 7 Bij onze patiënt was de contour van de gasfiguur in de linker onderbuik stomp. Bij het syndroom van Ogilvie is overigens zowel het colon transversum als het caecum gedilateerd.8 Collega Loffeld opent terecht de discussie over de differentiële diagnostiek van acute pseudo-obstructie van het colon (Ogilvie-syndroom). Wij pleiten ervoor een zorgvuldige diagnostische afweging te maken voordat men besluit neostigmine te geven. Hoewel wij daarover geen klinische informatie hebben kunnen vinden, kunnen wij ons voorstellen dat neostigmine ernstige complicaties kan veroorzaken bij mechanische obstructie. Kenmerkend voor de pseudo-obstructie is - zoals ook in onze beschrijving is aangegeven - dat er geen organische obstructie, zoals volvulus, intussusceptie of een obstruerende tumor bestaat. De endoscopie voorafgaand aan de behandeling met neostigmine was in dit opzicht bewijzend voor de door ons gestelde diagnose. In het algemeen wordt röntgendiagnostiek in de klinische context voldoende betrouwbaar geacht,9 10 maar bij twijfel is onzes inziens endoscopisch onderzoek aangewezen, tenzij complicaties, zoals perforatie, worden vermoed op basis van peritoneale prikkeling bij lichamelijk onderzoek.

J.J. Koornstra
N.S. Klaver
J.C. ter Maaten
A.J. Limburg
E.J. van der Jagt
T.S. van der Werf
Literatuur
  1. Gibney EJ. Volvulus of the sigmoid colon. Surg Gynecol Obstet 1991;173:243-55.

  2. Asbun HJ, Castellanos H, Balderrama B, Ochoa J, Arismendi R, Teran H, et al. Sigmoid volvulus in the high altitude of the Andes. Review of 230 cases. Dis Colon Rectum 1992;35:350-3.

  3. Rennie JA. Peptic ulceration and sigmoid volvulus in India. Ann R Coll Surg Engl 1981;63:105-7.

  4. Schagen van Leeuwen JH. Sigmoid volvulus in a West African population. Dis Colon Rectum 1985;28:712-6.

  5. Dulger M, Canturk NZ, Utkan NZ, Gonullu NN. Management of sigmoid colon volvulus. Hepatogastroenterology 2000;47:1280-3.

  6. Agrez M, Cameron D. Radiology of sigmoid volvulus. Dis Colon Rectum 1981;24:510-4.

  7. Bhartia B, Cronin P, Spencer JA. Case of the month. A twist in the tail. Br J Radiol 2000;73:1025-6.

  8. Pham TN, Cosman BC, Chu P, Savides TJ. Radiographic changes after colonoscopic decompression for acute pseudo-obstruction. Dis Colon Rectum 1999;42:1586-91.

  9. Ponec RJ, Saunders MD, Kimmey MB. Neostigmine for the treatment of acute colonic pseudo-obstruction. N Engl J Med 1999;341:137-41.

  10. Paran H, Silverberg D, Mayo A, Shwartz I, Neufeld D, Freund U. Treatment of acute colonic pseudo-obstruction with neostigmine. J Am Coll Surg 2000;190:315-8.