Multidisciplinaire benadering nodig bij neonataal abstinentiesyndroom

Klinische praktijk
W.G. Leeuwenburgh-Pronk
M.C. de Vries
A. Clement-de Boers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:761-5
Abstract

Dames en Heren,

Jaarlijks worden in het Medisch Centrum Haaglanden naar schatting 6 kinderen geboren van wie de moeder afhankelijk is van (hard)drugs. Meestal gaat het daarbij om het gebruik van methadon, cocaïne en heroïne. Deze stoffen passeren de placenta, waardoor zich bij de pasgeborene een neonataal abstinentiesyndroom kan ontwikkelen.

Eerder schetsten Schneider et al. in dit tijdschrift een beeld van de zorg aan zwangere, verslaafde prostituees in Rotterdam.1 In dit artikel bespreken wij aan de hand van 2 ziektegeschiedenissen de diagnostiek en de behandeling van het neonataal abstinentiesyndroom volgens de richtlijnen van het Medisch Centrum Haaglanden (MCH; tabel 1). Tevens lichten wij de multidisciplinaire aanpak toe die bij de begeleiding van de drugsverslaafde ouder en het kind vereist is. Tenslotte stellen wij enkele juridische en ethische aspecten aan de orde. Aspecten die samenhangen met vroeggeboorte, intra-uteriene groeivertraging en overdraagbare infecties van de moeder laten wij buiten beschouwing…

Auteursinformatie

Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde, afd. Kindergeneeskunde, Postbus 432, 2501 CK ’s-Gravenhage.

Mw.W.G.Leeuwenburgh-Pronk, assistent-geneeskundige (thans: Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis, afd. Kindergeneeskunde, Rotterdam); mw.A.Clement-de Boers, kinderarts.

VU Medisch Centrum, sectie Filosofie en Medische Ethiek, Amsterdam.

Mw.M.C.de Vries, arts-onderzoeker en medisch ethicus.

Contact mw.A.Clement-de Boers (a.clement@mchaaglanden.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.F.
Meulmeester

Den Haag, juni 2006,

Collega’s Leeuwenburgh-Pronk et al. vestigen de aandacht op een aantal belangrijke aspecten bij de behandeling van kinderen van drugsverslaafde moeders (2006:761-5). Wat betreft de aanpak zouden wij graag een aanvulling dan wel correctie willen geven.

Binnen de regio Den Haag worden drugsafhankelijke zwangeren na de eerste zwangerschapscontrole volgens het gangbare protocol gemeld bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) van het Bureau Jeugdzorg Haaglanden. Het AMK maakt een inschatting van de opvoedingssituatie inclusief de veiligheid van de toekomstige zuigeling. Hierbij worden ouders in overleg met het ziekenhuis begeleid naar interne of ambulante projecten voor moeder en eventueel kind, zoals in het artikel vermeld. Dit gebeurt in overleg met de maatschappelijk werker van het ziekenhuis. Het AMK blijft in contact met de zwangere en haar begeleiders.

Wanneer er een situatie verwacht wordt van grote instabiliteit en onveiligheid voor het kind of wanneer een dergelijke situatie daadwerkelijk ontstaat, verzoekt het AMK de Raad voor de Kinderbescherming het onderzoek voort te zetten. Afhankelijk van de ernst van de situatie wordt de raad verzocht een voorlopige ondertoezichtstelling aan de rechter te vragen met uithuisplaatsing dan wel een ondertoezichtstelling. Het verzoek tot onderzoek of ingrijpen van de kinderrechter via de raad kan zo nodig binnen enkele uren gedaan worden. In minder urgente situaties doet de raad onderzoek, maar dit neemt bij jonge zuigelingen in deze situatie zelden weken in beslag. Bij een ondertoezichtstelling zal de raad het Bureau Jeugdzorg verzoeken een gezinsvoogd toe te wijzen. Alleen indien buiten kantoortijden de ouder(s) het kind dreigen mee te nemen tegen medisch advies in en er een levensbedreigende situatie is voor het kind, zal het ziekenhuis rechtstreeks de raad verzoeken om in te grijpen.

Wij menen dat in deze klinische les de noodzakelijke schakel in de keten, het AMK als deel van het Bureau Jeugdzorg, onderbelicht is gebleven.

J.F. Meulmeester
R. Huijsen
R. Del Canho,
A.
Clement-de Boers

Den Haag, juni 2006,

Collega’s Meulmeester et al. vestigen terecht de aandacht op de rol van het AMK. Met name indien de verslaafde zwangere al voor de geboorte van haar kind bekend was bij de onderzoekende instanties, is de snelheid waarmee het beslissingstraject doorlopen wordt de afgelopen jaren verbeterd. Het is echter zo dat bijna de helft van de drugsverslaafde zwangeren voor de bevalling niet bekend is, zodat het onderzoekstraject pas na de geboorte gestart kan worden. Er ontstaat dan gedurende enige tijd een onduidelijke situatie die regelmatig door zowel ouders als medewerkers van de kinderafdeling als stressvol wordt ervaren. Indien er een crisissituatie ontstaat waarbij acuut ingrijpen door de Raad voor de Kinderbescherming noodzakelijk is, kost dit alsnog vaak enkele uren. Hierdoor kunnen onwenselijk dreigende situaties op de kinderafdeling ontstaan. Ons voorstel, waarbij een voorwaardelijk ouderschap gecreëerd wordt door middel van het aanvragen van een voorlopige ondertoezichtstelling direct na de geboorte, zou dit soort situaties kunnen voorkomen.

A. Clement-de Boers
W.G. Leeuwenburgh-Pronk
M.C. de Vries