De gevolgen van drugsverslaving van de moeder voor haar kind: de huidige stand van zaken met betrekking tot kennis en zorgbeleid in Nederland

Klinische praktijk
A.L. van Baar
K. Boer
S. Soepatmi
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:1811-5

Inleiding

Drugsverslaving van een vrouw heeft gevolgen voor haar kind. Kinderen van vrouwen die drugs gebruiken tijdens de zwangerschap worden in feite ook drugsafhankelijk geboren. De foetus is gewend geraakt aan de stoffen die de moeder gebruikt heeft en na de geboorte krijgt het merendeel van deze kinderen dan ook onthoudingsverschijnselen, samengevat het ‘neonatale abstinentiesyndroom’ (NAS), waarvoor meestal een medicamenteuze behandeling nodig is.

In hun latere ontwikkeling hebben kinderen van drugsverslaafde moeders een grote kans op problemen. Allereerst ondergaan de kinderen de directe, teratologische effecten van de drugs tijdens de embryonale en de foetale fase. Vervolgens zou het NAS of de medicamenteuze behandeling daarvan een verstoring of vertraging in de ontwikkeling kunnen veroorzaken. Ten slotte vormen de bijzondere sociale en maatschappelijke omstandigheden van drugsverslaafden nog een belangrijke risicofactor voor de ontwikkeling van de kinderen. Bovendien zijn al deze biologische en sociale risicofactoren nauw met elkaar verweven.

Over de aard en…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Verloskuhde, Gynaecologie en Neonatologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Mw.dr.A.L.van Baar, psycholoog (tevens: St. Joseph Ziekenhuis, Veldhoven); dr.K.Boer, obstetricus; mw.dr.S.Soepatmi, neonatoloog.

Contact mw.dr.A.L.van Baar

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.N.
van den Anker

Rotterdam, september 1993,

Met belangstelling lazen wij het caput selectum van Van Baar et al. (1993;1811-5). In de inleiding stellen de auteurs dat kinderen van drugsverslaafde moeders een grote kans op problemen in hun latere ontwikkeling hebben door de directe teratologische effecten van de drugs tijdens de embryonale en de foetale fase. Deze teratologische effecten komen vervolgens niet meer aan de orde. Welke directe teratologische effecten bedoelen de auteurs en wat is de betekenis van deze effecten op de ontwikkeling van de drugsafhankelijke zuigeling? In de internationale literatuur is veel discussie over de directe teratologische effecten van verslavende middelen per se.1-5 Alleen lidmaatdefecten door prenatale expositie aan cocaïne lijken aannemelijk.6-8

In de conclusie adviseren de auteurs een aanscherping van het beschreven zorgbeleid door een uitgebreidere postnatale controle en een extra bewaking en stimulering van de verstandelijke ontwikkeling van de kinderen. Uitgebreidere postnatale controles in het ziekenhuis leiden naar onze mening niet tot een verbetering van het zorgbeleid.

Het starten van interventieprogramma's in de thuissituatie met participatie van maatschappelijk werk is de enige aangewezen methode om de zorg voor deze kinderen te optimaliseren. Dergelijke interventieprogramma's, waarbij een maatschappelijk werker met name aandacht heeft voor de ontwikkeling van het kind, werden reeds 5 jaar geleden in Rotterdam geïntroduceerd en worden gecoördineerd vanuit het Centraal Adres, een coördinatiepunt voor de hulp aan verslaafde zwangeren, verslaafde ouders en hun kinderen.

J.N. van den Anker
A.J. Schneider
P.J.J. Sauer
Literatuur
  1. Chasnoff IJ, Burns WJ, Schnoll SH, Burns KA. Cocaine use in pregnancy. N Engl J Med 1985; 313: 666-9.

  2. Madden JD, Payne TE, Miller S. Maternal cocaine abuse and effect on the newborn. Pediatrics 1986; 77: 209-11.

  3. Bingol N, Fuchs M, Diaz V, Stone RK, Gromisch DS. Teratogenicity of cocaine in humans. J Pediatr 1987; 110: 93-6.

  4. Oro AS, Dixon SD. Perinatal cocaine and methamphetamine exposure: maternal and neonatal correlates. J Pediatr 1987; 111: 571-8.

  5. Zuckerman B, Frank DA, Hingson R, et al. Effects of maternal marijuana and cocaine use on fetal growth. N Engl J Med 1989; 320: 762-8.

  6. Lyons Jones K. Developmental pathogenesis of defects associated with prenatal cocaine exposure: fetal vascular disruption. In: Chassnoff IJ, ed. Clinics in perinatology: chemical dependency and pregnancy. Philadelphia: Saunders, 1991: 139-47.

  7. Anker JN van den, Cohen-Overbeek TE, Wladimiroff JW, Sauer PJJ. Prenatal diagnosis of limb-reduction defects due to maternal cocaine use. Lancet 1991; 338: 1332.

  8. Anker JN van den, Sauer PJJ. Effect of cocaine use in the fetus. N Engl J Med 1992; 327: 1394.

Amsterdam, oktober 1993,

Wij danken de collegae Van den Anker et al. voor hun commentaar op ons artikel.

In de introductie van ons artikel worden de vermoedelijke risicofactoren aangegeven voor de kans op ontwikkelingsproblemen voor kinderen van drugsverslaagde moeders. Als een van deze risicofactoren hebben wij de prenatale teratologische effecten van de drugs genoemd. Teratologisch is hier bedoeld in ruime zin, waaronder ook dysfunctie van het centrale zenuwstelsel begrepen kan worden, zoals bij het neonatale abstinentiesyndroom wordt waargenomen.12 In het vervolg van het artikel staan de waargenomen ontwikkelingsproblemen van kinderen van drugsverslaafde moeders centraal, waarbij niet ingegaan wordt op de precieze oorzaken daarvan.

Verder schrijven Van den Anker et al. dat interventie in de thuissituatie door maatschappelijk werkers de enige aangewezen methode is om de zorg voor kinderen van drugsverslaafde moeders te optimaliseren. Uit een evaluatie van een dergelijk interventieprogramma (waarbij gedurende het eerste half jaar na het ontslag van de baby uit het ziekenhuis, een maatschappelijk werkster regelmatig de ouders thuis bezocht en besprak op welke manier het kind gestimuleerd zou kunnen worden, alsmede de ouders bij eventuele sociale problemen ondersteunde) blijkt echter niet dat de ontwikkeling van de kinderen op deze manier bevorderd wordt.3 Dat laat natuurlijk onverlet dat een nadere aanpassing van zo'n interventieprogramma zinvol kan zijn.

Van groter belang is echter dat er voldoende aandacht wordt besteed aan de kwetsbaarheid ten aanzien van de cognitieve ontwikkeling van kinderen van drugsverslaafde moeders, die immers duidelijk uit onze onderzoeken naar voren is gekomen. Met behulp van de gebruikelijke, ook in Nederland genormeerde, onderzoeken zoals de Bayley-ontwikkelingsschalen (BOS 2-30) of de gereviseerde versie van de ‘Amsterdamse kinder-intelligentie test’, kan nagegaan worden of een kind verstandelijk op het niveau van zijn leeftijd blijft functioneren.45 Deze diagnostiek dient dan wel door daartoe opgeleide psychologen te worden uitgevoerd. Uitbreiding van de postnatale controles in het ziekenhuis met systematisch psychologisch onderzoek zal duidelijk maken welke kinderen binnen deze risicogroep inderdaad problemen in hun verstandelijke ontwikkeling hebben, zodat daadwerkelijk ‘zorg op maat’ mogelijk wordt.

A.L. van Baar
K. Boer
S. Soepatmi
Literatuur
  1. Vorhees CV, Mollnow E. Behavioral teratogenesis: long term influences on behavior from early exposure to environmental agents. In: Osofsky JD, ed. Handbook of infant development. New York: Wiley, 1987: 913-71.

  2. Hoegerman G, Schnoll S. Narcotic use in pregnancy. In: Chassnoff IJ, ed. Clinics in perinatology: chemical dependency and pregnancy. Philadelphia: Saunders, 1991: 113-25.

  3. Baar AL van. Development of infants of drug dependent mothers. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1991. Proefschrift Universiteit van Amsterdam.

  4. Meulen BF van der, Smrkovsky M. De Bayley ontwikkelingsschalen (BOS 2-30). Lisse: Swets & Zeitlinger, 1983.

  5. Bleichrodt N, Drenth PJD, Zaal JN, Resing WCM. Revisie van de Amsterdamse kinder-intelligentie test. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1987.