artikel
Afgelopen najaar congresseerden de Nederlandse huisartsen over het thema ‘De nieuwe huisarts, zo wil ik mijn toekomst!’. Een toekomstvisie in het teken van kleinschalige, persoonsgerichte zorg dicht bij de patiënt, waarbij het versterken van de relatie tussen patiënt en huisarts centraal staat. Op het huisartsencongres mochten Simone Balkenende en ik vertellen wat wij als patiënt van die nieuwe huisarts-patiëntrelatie verwachtten. Simone heeft een longtransplantatie ondergaan en woont op grote afstand van het centrum waar deze plaatsgevonden heeft. Gevolg is een continue worsteling met de vraag: ‘Wanneer bel ik bij iets relatiefs kleins de huisarts of de specialist?’ Want iets kleins kan bij een verkeerde taxatie grote gevolgen hebben voor de nieuwe longen.
Zelf heb ik verschillende specialisten die ik regelmatig zie. Mijn huisarts zie ik eigenlijk alleen bij de inmiddels jaarlijkse griepprik. De specialisten hebben geen contact met elkaar; zij schrijven af en toe een brief aan mijn huisarts. Eigenlijk ben ik de enige die het contact met mijn vele hulpverleners overziet en coördineert. Kortom, de ideale patiënt, die het maximale vermogen aan zelfregie benut. Mijn zorg is vooral wie tijdig herkent wanneer ik over dat maximum heen ga en niet meer goed in staat ben dat zelfmanagement adequaat uit te voeren.
Wat mij betreft zou er voor iedere chronisch zieke met comorbiditeit een individueel zorgplan moeten komen waarin staat wie de behandelend specialisten zijn, wie de huisarts en andere hulpverleners zijn en wie waarvoor verantwoordelijk is. Het plan kan worden aangevuld met een sociale kaart, gegevens over de partner of de naasten, zijn of haar typische eigenschappen – extreme prikangst in mijn geval – en bijvoorbeeld ideeën over hoe te handelen bij een naderend levenseinde.
Bij het ouder worden zal de aandacht verschuiven van de mogelijkheden van de medisch specialisten naar de kennis van de sociale kaart in de eigen omgeving van de patiënt. Daarmee zal de rol van de huisarts geleidelijk aan groter worden. Zeker ook met het oog op de wens van onze overheid om de langdurige zorg meer vanuit de gemeenten te organiseren.
De verwachtingen van deze 2 wat meer door de wol geverfde chronische patiënten waren echt niet zo revolutionair. Op het congres zag hoogleraar Margo Trappenburg het in haar reflectie als een terugkeer naar de huisarts van de jaren 50 van de vorige eeuw. Daarbij past een goed gesprek op zijn tijd, waarin uitgewisseld wordt hoe leven en gezondheid zich ontwikkelen en welke rol zorg, medicijnen en zorgverleners daarin spelen. Oudere patiënten met allerlei kwalen moeten nadenken over wat ze wel en niet willen. Sommigen doen dat, sommigen niet en vooral die laatsten zouden dat wel moeten doen. Omdat ze anders in een medische molen terechtkomen waar ze misschien helemaal niet in willen komen.
Optimale zelfregie
Wij herkennen veel in het verhaal van dhr Smit en denken dat wij zijn ideeen reeds in de praktijk hebben gebracht. In het kader van het Nationaal Programma Ouderenzorg is ten behoeve van proactieve integrale ouderenzorg in de eerste lijn een zorgmodel ontwikkeld waarmee patient, wijkverpleegkundige en huisarts samen werken aan een zorgplan, het FIT zorgmodel (staat voor Functiebehoud In Transitie). Dit zorgplan is niet alleen gericht op (meerdere aanwezige)ziekten maar ook op beperkingen die voort kunnen komen uit deze ziekten. Patienten kunnen prioriteren welke van de bij hun aanwezige problemen die veel voorkomen bij ouderen willen aanpakken om samen met huisarts en wijkverpleegkundige aan te werken. Bijvoorbeeld vallen, ondervoeding of loopstoornissen. Ook is de Vitalitietswijzer ontwikkeld, waarmee ouderen zelf kunnen beoordelen hoe fit ze zijn en wat ze zelf zouden kunnen oppakken om fitter te worden of om fit te blijven. Zie voor meer informatie over dit innovatieve zorgproject ook www.effectieveouderenzorg.nl en www.ouderenacademie.nl
Sophia de Rooij, hoogleraar ouderengeneeskunde, AMC