Kunstmatige inseminatie met donorsperma en seksueel overdraagbare aandoeningen

Onderzoek
K.H. Tjiam
A.A. Polak-Vogelzang
PH.H. Rothbarth
Th. van Joost
E. Stolz
M.F. Michel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:1893-6
Abstract

Samenvatting

237 spermamonsters, afkomstig van 10 instituten voor kunstmatige inseminatie met donorsperma (KID) in België en Nederland, werden onderzocht op de aanwezigheid van Neisseria gonorrhoeae, Chlamydia trachomatis, Mycoplasma hominis, Ureaplasma urealyticum, herpes simplex- en cytomegalovirus. De gevonden percentages waren respectievelijk 0, 6,3, 4,6, 35,9, 0 en 0,4. Van alle monsters bleek 40 geïnfecteerd met één of meer van deze micro-organismen. Aangezien de monsters reeds gebruikt waren, respectievelijk zouden worden voor KID-doeleinden, lijkt het op grond van de resultaten noodzakelijk sperma bestemd voor KID vóóraf te onderzoeken op seksueel overdraagbare micro-organismen, evenals de donor die bovendien hepatitis B- en (of) LAVHTLV-III kan herbergen.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, Rotterdam.

Afd. Dermatovenereologie: K.H.Tjiam (thans: Reinier de Graaf Gasthuis, R. de Graafweg 3-11, 2625 AD Delft), prof.dr.Th.van Joost en prof.dr.E.Stolz, dermatologen.

Afd. Virologie: dr.Ph.H.Rothbarth, viroloog.

Afd. Klinische Microbiologie en Antimicrobiële Therapie: prof.dr.M.F.Michel, medisch microbioloog.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Bilthoven.

Dr.A.A.Polak-Vogelzang, bioloog.

Contact K.H.Tjiam

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Groningen, maart 1987,

Met bezorgdheid lazen wij het artikel van Tjiam et al., die 237 spermamonsters van donors uit 10 verschillende instituten onderzochten en vonden dat 40% van de monsters één of meer van de volgende micro-organismen bevatten: Chlamydia trachomatis (6,3%), Mycoplasma hominis (4,6%), Ureaplasma urealyticum(35,9%), en cytomegalovirus (0,4%) (1986;1893-6). Neisseria gonorrhoeae en Herpes simplexvirus werden in geen enkel monster aangetroffen.

De keus van de te onderzoeken micro-organismen lijkt nogal willekeurig. Andere pathogene bacteriën komen vaak voor in spermamonsters. Hoewel de auteurs op geen enkele manier blijk geven daarvan op de hoogte te zijn, is er veel onderzoek gedaan naar het vóórkomen van micro-organismen in spermamonsters van fertiele en infertiele groepen mannen. Ook bij fertiele mannen blijken micro-organismen niet zelden voor te komen. Kennelijk is de cervixbarrière effectief, want infecties komen zelden voor buiten de risicogroepen. De auteurs verwonderen zich erover dat weinig melding gemaakt wordt van door KID veroorzaakte geslachtsziekten, ondanks het grote aantal inseminaties dat jaarlijks plaatsvindt. De verklaring is simpel: het komt vrijwel niet voor indien de donors niet tot een risicogroep behoren. Gedurende de laatste 10 jaar (ca. 1000 inseminaties per jaar) zagen wij eenmaal een salpingitis na donorinseminatie. De auteurs stellen dat de gevonden incidentie van micro-organismen in spermamonsters van donors een bevinding is die bijzondere maatregelen vereist. Zij concluderen namelijk dat het noodzakelijk is om sperma van een donor vooraf te onderzoeken en dat ‘slechts ingevroren spermamonsters voor KID-doeleinden moeten worden gebruikt’. Dit advies is onverkort overgenomen in het rapport van de Gezondheidsraad inzake kunstmatige voortplanting, waarmee het een status van gewicht en objectiviteit krijgt.1 Het feit dat de reeds gesignaleerde willekeurige keus van te onderzoeken micro-organismen in het rapport van de Gezondheidsraad vermeld staat, doet vermoeden dat de auteurs grote invloed hebben gehad op dit advies. In dezelfde maand dat zowel het artikel van de auteurs als het rapport van de Gezondheidsraad uitkwam, verscheen het advies van de gezaghebbende American Fertility Society, dat onzes inziens genuanceerder is.2 De conclusie van de passage die handelt over het gebruik van vers of ingevroren sperma luidt: ‘The low risk associated with the guidelines above warrants the continued use of fresh samples with a higher pregnancy rate’.

Indien de richtlijnen voor de selectie en de screening van donors uit dit Amerikaanse rapport worden opgevolgd, is het onzes inziens (nog) verantwoord om vers sperma voor donorinseminatie te gebruiken.

E.R. te Velde
J. Kremer
Literatuur
  1. Gezondheidsraad: advies inzake kunstmatige voortplanting. 's-Gravenhage: Gezondheidsraad, 1986: 79.

  2. American Fertility Society. New Guidelines for the use of semen donor insemination: 1986. Fertil Steril 1986; (Suppl 2) 46: 98S.

Delft, mei 1987,

Wij danken de collegae Te Velde en Kremer voor hun commentaar op ons artikel. Hoewel het ons uiteraard bekend is dat talloze (an)aërobe bacteriën in sperma van zowel fertiele als infertiele mannen kunnen voorkomen, hebben we ons uitdrukkelijk willen beperken tot micro-organismen die samenhangen met seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA). Wij verwijzen naar de literatuuropgave van ons artikel. Het is ons helaas niet gelukt serum van de donors te bemachtigen voor onderzoek op lues, hepatitis B en HIV-infecties, doch van enige ‘willekeur’ in de keuze van de micro-organismen is natuurlijk geen sprake.

Het is juist dat weinig door KID veroorzaakte infecties bij de recipiënten in de literatuur vermeld worden. Dit kan het gevolg zijn van onderrapportage. Salpingitiden verlopen klinisch lang niet altijd evident, terwijl het onderzoek van de recipiënten hierop niet primair gericht is. Mascola en Guinan schatten het risico op een infectie in de V.S. 6 tot 7 per 1000 inseminaties.1 Het feit dat weinig melding wordt gemaakt van dergelijke accidenten (en het ‘dus’ nogal meevalt) ontslaat de KID-instituten niet van de plicht donor en sperma zorgvuldiger dan tot nu te onderzoeken op mogelijke SOA. Zeker met het oog op HIV-infecties verdient het gebruik van ten minste 3 maanden ingevroren sperma aanbeveling.

Het microbiologische en serologische screenen van elke donor en elk monster bij elke donatie is om praktische redenen uiteraard onmogelijk. Het ontwerpen van een geschikt protocol, dat rekening houdt met zowel de praktijk als met de risico's is onderwerp van een zinniger discussie, die wij liever hadden aangegaan dan de onderhavige. Het gaat er niet om of donor en sperma onderzocht moeten worden op met SOA samenhangende micro-organismen, maar op welke wijze dit het beste kan gebeuren.

K.H. Tjiam
Literatuur
  1. Mascola L, Guinan ME. Screening to reduce transmission of sexually transmitted diseases in semen used for artificial insemination. N Engl J Med 1986; 314: 1354-9.