Kruitdampen over kuitkrampen

Opinie
L. Offerhaus
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1991;135:740-1

Zie ook het artikel op bl. 759.

Inleiding

Een Nederlandse arts die met de legers van Napoleon mee naar het oostfront was gegaan, beschrijft in zijn dagboek dat hij in de bomkraters langs de Berezina veel plezier had gehad van zijn voorraad gemalen kinabast. Toen hij trachtte daarmee de koortsen van de gewonde soldaten te verlichten, had kinine al een lange historie achter de rug. Het begin van die geschiedenis wordt gekenschetst door verwarring: veelal blijkt men het niet over kinabast te hebben, maar over het schorsextract van de koortsboom (Myroxylonperuiferum, waaruit de perubalsem werd gemaakt). De naamgeving door de mythische gravin van Chinchon, die door een infusie van gemalen schors van haar koortsen genezen zou zijn, en die daarna uit dankbaarheid het middel aan het Portugese hof zou hebben geïntroduceerd, blijkt evenmin historische gronden te hebben.1 Wel zeker is dat jezuïeten die als missionarissen in Peru werkten…

Auteursinformatie

Dr.L.Offerhaus, internist, Postbus 119, 2280 AC Rijswijk.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, mei 1991,

In de inleiding van zijn artikel over het gebruik van kinine bij nachtelijke kuitkrampen (1991;740-1) schetst collega Offerhaus de geschiedenis van dit Zuidamerikaanse geneesmiddel. Hij beweert dat de eerste belangrijke en goed gedocumenteerde patiënt de katholieke Britse koning Karel II was. Ik weet niet of de godsdienst van deze koning relevant is, maar er is geen duidelijk bewijs dat hij katholiek was. Hij was hoofd van de Anglicaanse kerk; in 1684, een jaar voor zijn dood, rapporteerde de dagboekschrijver Evelyn dat Karel II samen met enkele (buitenechtelijke) kinderen en drie bisschoppen bij de Anglicaanse communiedienst aanwezig was. Er wordt beweerd dat hij, liggend op zijn sterfbed, een rooms-katholieke priester liet roepen. De koning was vaak in comateuze toestand in de laatste vijf dagen van zijn leven; het is best mogelijk dat zijn katholieke vrouw de priester geroepen had. Wat betreft de kinine is interessanter dat Karel II dit geneesmiddel tegen het advies van zijn artsen innam. Ik citeer de lezing van Antonia Fraser ter gelegenheid van het 300-jarig bestaan van de Royal College of Physicians te Edinburgh (gesticht door Karel II in 1681): ‘Although the bark had been known in England since the time of Cromwell, the dosage was not fully understood and the established doctors regarded the cure with suspicion. But Charles, being the most inquisitive king in the whole world, who is also the greatest patron of empirics, had looked favourably upon Robert Talbor, an early expert on the subject, and chided his physicians for their lack of interest. Despite this royal reproof, the doctors still tried to deny the King his chosen cure until all other remedies failed. The Jesuits’ powder worked and the King duly knighted Talbor.‘1 Mondige patiënten zijn niet uitsluitend een modern fenomeen.

D.M. Maclaren
Literatuur
  1. Fraser A. King Charles II ‘The Father of his People’. In: Passmore R, ed. Proceedings Royal College of Physicians of Edinburgh, Tercentenary Congress, 1981.