Infecties van de parafaryngeale ruimte als complicatie van een keelontsteking

Onderzoek
S. de Marie
R.T.O. Tjon A Tham
A.G.L. van der Mey
G. Meerdink
J.W.M. van der Meer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:1748-53
Abstract

Samenvatting

Bij 9 patiënten ontstond een infectie in de parafaryngeale ruimte na een keelontsteking. Bij 5 van hen was het interval tussen de eerste keelklachten en het ontstaan van een toenemende zwelling onder de kaakhoek twee dagen of korter. Bij hen was er tevens snelle progressie met stridor en ontstond vaak (bij 4 van de 5 patiënten) mediastinitis. Bij 4 patiënten was dit interval vier dagen of langer en bij hen toonde de farynx soms geen afwijkingen en was de infectie meer gelokaliseerd. Computertomografie bleek zeer waardevol voor het stellen van de diagnose, het vaststellen van de uitbreiding van de infectie naar andere halsruimten en het mediastinum en het onderscheid tussen diffuse cellulitis en abcedering. Ook voor de beoordeling van het resultaat van de therapie was computertomografie nuttig.

Op geleide van CT-scans werden ontlastende puncties of beperkte incisies uitgevoerd. Gecombineerd met intensieve behandeling met antibiotica, met in ieder geval benzylpenicilline in hoge dosering, bleek deze gerichte benadering zeer succesvol: alle patiënten, ook degenen met abcessen in hals of mediastinum, genazen volledig. Uitgebreide chirurgische incisie en drainage werd slechts bij 1 patiënt uitgevoerd.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Afd. Infectieziekten: dr.S.de Marie en dr.J.W.M.van der Meer, internisten.

Afd. Radiodiagnostiek: R.T.O.Tjon A Tham, radiodiagnost.

Afd. KNO: A.G.L.van der Mey, KNO-arts.

Afd. Medische Microbiologie: G.Meerdink, bacterioloog.

Contact dr.S.de Marie

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.G.E.M.
Lindner

Bilthoven, september 1988,

Verheugd moet men zijn als collegae De Marie et al. een beschouwing wijden aan infecties van de parafaryngeale ruimten (1988;1748-53). Gezien de datering van de referenties is men daar ook dringend aan toe (gemiddelde ‘leeftijd’ 17,8 jaar). Helaas houden de auteurs zich niet aan de door henzelf onderschreven indicaties voor antibioticumgebruik: hoeksteen van de antibiotische behandeling is benzylpenicilline; alleen op basis van Gram-preparaat en kweek zijn antibiotica tegen Gram-negatieve bacteriën en stafylokokken geïndiceerd. De praktijk leverde het tegendeel: Voor gentamicine, voor clindamycine en voor co-trimoxazol vindt men in de ziektegeschiedenis van patiënt D geen indicatie. Penicilline werd hem pas op de 2e dag toegediend en tot de 26e dag kreeg hij een onbekend antibioticum.

J.G.E.M. Lindner

Rotterdam, november 1988,

Onze aanbevelingen omtrent de antibiotische behandeling van infecties van de parafaryngeale ruimte zijn mede gebaseerd op de ervaringen bij de door ons beschreven patiënten. Aangezien het om een retrospectief onderzoek ging, bleek in de praktijk de behandeling niet bij alle patiënten gelijk te zijn geweest. Patiënt D was de enige van de 9 patiënten, bij wie penicilline G niet vanaf het eerste moment in de behandeling was begrepen, maar één dag later werd toegevoegd. De argumentatie voor de andere bij patiënt D toegepaste antibiotica is in de tekst weergegeven. Helaas is er een zetfout in de tekst ingeslopen: conform de gegevens van de tabel werd de antibiotische therapie op de 16e dag en niet op de 26e dag gestaakt.

S. de Marie