Het syndroom van Frey

Klinische praktijk
W.G.M. Franken
D.B. Tuinzing
W.A.M. van der Kwast
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:1329-30

Dames en Heren,

Het goedaardige maar in sociaal opzicht onplezierige verschijnsel van overmatige zweetsecretie, roodheid en soms pijn in een duidelijk begrensd pre-auriculair en temporaal gebied werd in 1757 voor het eerst door Duphenix beschreven. Nadat diverse auteurs in de negentiende eeuw de symptomen al hadden onderzocht, publiceerde de Franse neurologe Lucy Frey in 1929 haar inmiddels klassieke verslag.1 Bij een patiënt met een geïnfecteerde schotwond in het gebied van de glandula parotidea bestond voor en gedurende de maaltijden overmatige zweetsecretie voor het oor. Frey schreef dit toe aan de N. auriculotemporalis, waardoor de afwijking ook wel het N. auriculotemporalis-syndroom wordt genoemd. In dit tijdschrift werd door Van Dishoeck in 1967 uitgebreid op dit onderwerp ingegaan.2 Synoniemen zijn ‘gustatory sweating syndrome’, hyperhydrosis parotidea masticatoria, syndroom van Dupuy, neuralgie van de N. auriculotemporalis en hyperhydrosis faciei.

Het syndroom van Frey wordt vooral gezien na operatie of verwondingen in het…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, afd. Mondziekten en Kaakchirurgie, Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam.

W.G.M.Franken, tandarts; dr.D.B.Tuinzing en prof.dr.W.A.M.van der Kwast, kaakchirurgen.

Contact dr.D.B.Tuinzing

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, augustus 1987,

Met veel genoegen las ik de klinische les van de collegae Franken, Tuinzing en Van der Kwast waarin zij aandacht besteden aan het syndroom van Frey (1987;1329-30). Een intrigerend, veelal iatrogeen beeld, waarvoor alleen symptomatische, palliatieve therapie voorhanden is. Helaas is van alle – op theoretische gronden: definitieve – chirurgische therapieën een hoog recidiefpercentage bekend. Tot voor kort was niet duidelijk of dit voor de fascia lata-interpositietechniek ook gold. De bovengenoemde auteurs sluiten een ‘succesvol zijn’ van deze techniek niet uit, ofschoon de techniek slechts ‘in uitzonderlijke gevallen’ aangewezen zal zijn.

Onze eigen resultaten met deze interpositietechniek waren alleen op korte termijn gunstig; op langere termijn recidiveerde het syndroom van Frey bij beide geopereerde patiënten.1 Vermoedelijk is dit ook bij de drie groepen auteurs die de techniek eerder beschreven, het geval geweest: slechts één van hen beantwoordde destijds onze schriftelijke vraag om late follow-up-gegevens.2-4 Dat antwoord luidde, dat de late follow-up bij de geopereerde patiënten niet aanwezig was. De conclusie van ons, destijds, was conform de bovengenoemde klinische les: lokale applicatie met glycopyrronium verdient, zo nodig, de voorkeur, en wel als zalf in een concentratie van 1%.

Th.A.A. van den Broek
Literatuur
  1. Broek TAA van den, Mreyen FW. Het syndroom van Frey na parotischirurgie. [LITREF VOLGNR="02" JAARGANG="1983" PAGINA="177-84"]Ned Tijdschr Geneeskd 1983; 127: 181.[/LITREF]

  2. Roark DT, Sessions RB, Alford BR. Frey's syndrome – a technical remedy. Ann Otol Rhinol Laryngol 1975; 84: 734-9.

  3. Wallis KA, Gibson T. Gustatory sweating following parotidectomy – correction by a fascia lata graft. Br J Plast Surg 1978; 31: 68.

  4. Baddour HM. Treatment of Frey's syndrome by an interpositional fascia graft. J Oral Surg 1980; 38: 778-81.

Utrecht, augustus 1987,

Franken et al. vragen nog eens aandacht voor het auriculotemporale syndroom van Frey (overmatige zweetsecretie pre-auriculair na ingrepen in het gebied van de glandula parotidea (1987;1329-30)). In tegenstelling tot de auteurs heb ik wel vele patiënten gezien die er ernstig door werden gehinderd.

Als mogelijke therapie wijzen zij op: lokale applicatie van scopolamine (veel bijwerkingen), intracraniële doorsnijding van de N. auriculotemporalis (grote ingreep) en subcutaan aanbrengen van fascia lata (dubieus effect op de lange duur?). Niet noemen zij de mogelijkheid van doorsnijding van de N. caroticotympanicus (ook wel: plexus tympanicus van Jacobson) die over de mediale wand van de middenoorholte verloopt. In deze zenuw verloopt een belangrijk gedeelte van de parasympathische preganglionaire secretomotore vezels die via het ganglion oticum en de N. auriculotemporalis de glandula parotidea bereiken. Deze therapie is door zeer velen met succes toegepast, ook door ons te beginnen met de ziektegeschiedenis die door mijn leermeester Van Dishoeck werd gepubliceerd en door schrijvers werd aangehaald.1 De methode werd oorspronkelijk door Hemenway aangegeven, het eerst door GoldingWood uitgevoerd en sindsdien is er in de literatuur over oorheelkunde zeer vaak over gerapporteerd.23 De ingreep bestaat uit het onder lokale of algehele anesthesie onder de microscoop opklappen van het trommelvlies, gevolgd door resectie van het verticaal over het promontorium verlopende gedeelte van de zenuw. Ook deze methode slaagt niet altijd. Men kan echter het waarschijnlijke effect tevoren vaststellen door met de genoemde jodium-stijfseltest het gebied van de zweetsecretie te bepalen en te fotograferen en dit onderzoek daarna te herhalen na anesthesie van het middenoor. De ingreep vereist geen grotere chirurgische vaardigheid dan die welke nodig is voor andere middenooroperaties.

E.H. Huizing
Literatuur
  1. Dishoeck HAE van. The auriculotemporal or Frey syndrome and tympanic neurectomy. Laryngoscope 1968; 78: 122-33.

  2. Hemenway WG. Gustatory sweating and flushing (the auriculo-temporal syndrome – Frey's syndrome). Laryngoscope 1960; 70: 84-90.

  3. Golding-wood PH. Tympanic neurectomy. J Laryngol Otol 1962; 76: 683-93.