Het ene antistofpreparaat is het andere niet: de plaats van passieve immuuntherapie bij de behandeling van HIV-infecties

Klinische praktijk
M.A. Leverstein-van Hall
J. Goudsmit
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:316-20

Inleiding

Onder passieve immunisatie wordt verstaan het aan patiënten toedienen van specifieke antistoffen ter preventie (passieve immuunprofylaxe) of ter behandeling (passieve immuuntherapie) van een bepaalde infectieziekte. Voor een aantal virusinfecties is passieve immunisatie reeds effectief gebleken en wordt deze in de praktijk toegepast, onder meer bij infecties met het varicella zoster-, rabies-, hepatitis A- en hepatitis B-virus. Op grond hiervan is er de afgelopen jaren uitgebreid onderzoek verricht ten behoeve van de toepassing van passieve immunisatie bij HIV-infecties.

Dat het toedienen van antistoffen ter preventie of behandeling van HIV-infecties mogelijk werkzaam is, is gebaseerd op de hypotheses dat: infectie van de primaire targetcellen, T-lymfocyten en macrofagen, door antistoffen wordt voorkomen; vrij virus door immuuncomplexvorming wordt weggevangen; HIV-geïnfecteerde cellen, die virusspecifiek antigeen op de celmembraan tot expressie brengen, door antistoffen worden herkend en vervolgens vernietigd via ‘antibody-dependent Cellmediated cytotoxicity’ (ADCC). Omdat het onderzoek naar passieve immunisatie bij HIV-infecties zich nog grotendeels…

Auteursinformatie

Universiteit van Amsterdam, Academisch Medisch Centrum, vakgroep Medische Microbiologie, afd. Virologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Mw.M.A.Leverstein-van Hall, assistent-geneeskundige; prof.dr.J.Goudsmit. medisch microbioloog.

Contact mw.M.A.Leverstein-van Hall

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Muiden, maart 1995,

Vanaf de introductie van de passieve immuuntherapie (PIT) met plasma afkomstig van HIV-geïnfecteerden met een normaal CD4&plus;-celaantal bestaat er in Nederland een (te) grote scepsis over de mogelijke werkzaamheid. Met het caput selectum van Leverstein-van Hall en Goudsmit valt hierin een kentering te bespeuren, ondanks hun conclusie dat het buiten onderzoeksverband toedienen van gepoold donorplasma als PIT bij HIV-geïnfecteerden op grond van de resultaten uit klinische onderzoeken niet verantwoord lijkt (1995;316-20). Zij baseren zich daarbij op de resultaten van de hun bekende klinische onderzoeken. Opvallend is dat een omvangrijk Amerikaans onderzoek door beide auteurs niet wordt vermeld, waarschijnlijk doordat de definitieve versie van dit onderzoek is gepubliceerd ruim 1 week na het aanvaarden van het caput.1 Beide auteurs waren evenwel voorzien van een voorlopige versie van dit onderzoek. Eerder waren de resultaten al in abstract gepubliceerd.2 In hun publikaties beschrijven Levy et al. de 1-jaars-resultaten van de maandelijkse toediening van resp. 500 ml gepoold hyperimmuun plasma, 250 ml gepoold hyperimmuun plasma (aangevuld met 250 ml 5&percnt;-albumineoplossing = halve dosis) en 500 ml van een 5&percnt;-albumineoplossing (placebo) in dubbelblinde opzet. Vooral bij mensen met een CD4&plus;-celaantal > 50 x 106&sol;l worden positieve effecten gevonden, waaronder een verminderde sterfte. Verder bleek in de behandelde groep na 1 jaar het CD4&plus;-celaantal te zijn gestegen in tegenstelling tot de placebogroep, waar een daling optrad. Bij een celaantal < 50 x 106&sol;l werd deze trend niet waargenomen. Op de 1e internationale conferentie voor PIT (oktober 1994 in Londen) presenteerde Blick de 2,5-jaarsresultaten van de PIT.3 Vooral bij mensen met een CD4&plus;-celaantal > 50 x 10&sol;l waren de resultaten positief: de sterfte was nihil en het CD4&plus;-celaantal was gestegen van 90 naar 140 x 106&sol;l. De resultaten van beide onderzoeken bevestigen opnieuw de veiligheid van het toedienen van gepoold hyperimmuun plasma (bij strikte veiligheids- en kwaliteitscriteria) alsook het geringe aantal bijwerkingen.

Naar mijn oordeel kan deze vorm van PIT thans beschouwd worden als een eerste beloftevolle en veilige stap op het terrein van de passieve immunisatie met HIV-antistoffen. Een ander voordeel van de passieve immuuntherapie door middel van de toediening van gepoold (humaan) plasma is een gedeeltelijke bescherming tegen opportunistische infecties door de aanwezigheid van antistoffen gericht tegen deze infecties. Deze bescherming tegen opportunistische infecties is niet aanwezig bij de toediening van HIV-antistoffen van animale origine of van monoklonale HIV-antistoffen.

H.M. Laane
Literatuur
  1. Levy J, Youvan T, Lee ML, the Passive Hyperimmune Therapy Study Group. Passive hyperimmune plasma therapy in the treatment of acquired immunodeficiency syndrome: results of a 12-month multicenter double-blind controlled trial. Blood 1994;84:2130-5.

  2. Levy J, Youvan T. Efficacy and safety of passive hyperimmune therapy (PHT) in HIV-disease: results of a 12-month study. IXth International Conference on AIDS. Berlin, 1993,Vol I,PO-B28-2149:493.

  3. Blick G. Special report on passive immunotherapy and the first international conference on passive immunotherapy. London, 1994;3, nr 5:1-5.

M.A.
Leverstein-van Hall

Amsterdam, maart 1995,

Laane merkt op dat wij het onderzoek van Levy et al. niet in ons caput hebben opgenomen.1 In het abstract en de voorlopige versie van de verslaglegging van dit onderzoek ontbraken onzes inziens echter te veel gegevens en was de statistische bewerking van de resultaten te ondoorzichtig om de resultaten objectief te kunnen beoordelen. Samen met de beperkte toevoegende waarde van dit onderzoek deed dit ons besluiten het niet in ons overzicht op te nemen. Het lezen van de uiteindelijk gepubliceerde versie heeft onze mening over het stuk niet veranderd.

Verder stelt Laane dat de tendens tot uitstel van het optreden van opportunistische infecties die wordt waargenomen na passieve immuuntherapie (PIT) met donorplasma berust op de ‘aanwezigheid van antistoffen gericht tegen deze infecties’. Ons is geen onderzoek bekend waarin is aangetoond dat deze beschermende werking te danken is aan specifieke antistoffen en niet aan aspecifieke immuunfactoren, eveneens aanwezig in het plasma. Tevens is de vraag of bij de veelvuldig toegepaste profylaxe tegen Pneumocystis carinii-pneumonie met trimethoprim-sulfamethoxazol nog steeds een meerwaarde te verwachten is van passieve immuuntherapie wat betreft infectieprofylaxe. Onlangs evalueerden Spector et al. het profylactisch effect van de toediening van intraveneuze immunoglobulinen op het optreden van bacteriële infecties bij met HIV geïnfecteerde kinderen met en zonder trimethoprim-sulfamethoxazol-profylaxe.2 Alleen de kinderen die geen profylaxe kregen, bleken een significant voordeel te ondervinden van de immunoglobulinen. Bij de groep die zowel trimethoprim-sulfamethoxazol als immunoglobulinen kreeg toegediend, leek zelfs een toename te zijn van het aantal streptokokken-infecties ten opzichte van de groep met alleen trimethoprim-sulfamethoxazol. Deze bevinding zou men deels kunnen verklaren door de negatieve invloed van immunoglobulinen op antibiotische behandeling.3 Ook in het door Laane aangehaalde onderzoek van Levy et al., waarin alle patiënten P. carinii-pneumonieprofylaxe kregen toegediend, werd geen effect waargenomen van PIT op het optreden van opportunistische infecties.

Laane concludeert verder dat de 2 door hem gerefereerde onderzoeken opnieuw de veiligheid van het toedienen van gepoold humaan plasma bevestigen. De gegevens waarop hij deze conclusie baseert, worden door hem niet genoemd. Een recent onderzoek benadrukt echter nogmaals de risico's (vooral de transmissie van virussen) die zijn verbonden aan het gebruik van humane produkten zoals gammaglobulinen, serum en donorplasma.4

M.A. Leverstein-van Hall
J. Goudsmit
Literatuur
  1. Levy J, Youvan T, Lee ML, the Passive Hyperimmune Therapy Study Group. Passive hyperimmune plasma therapy in the treatment of acquired immunodeficiency syndrome: results of a 12-month multicenter double-blind controlled trial. Blood 1994;84;2130-5.

  2. Spector SA, Gelber RD, McGrath N, Wara D, Barzilai A, Abrams E. A controlled trial of intravenous immune globulin for the prevention of serious bacterial infections in children receiving zidovudine for advanced human immunodeficiency virus infection. N Engl J Med 1994;331:1181-7.

  3. Spector SA, Gelber RD, Wara DW. Prophylactic immune globulin in children with HIV disease &lsqb;letter&rsqb;. N Engl J Med 1995;332:750-2.

  4. Bjøro K, Frøland SS, Yun Z, Samdal HH, Haaland T. Hepatitis C infection in patients with primary hypogammaglobulinemia after treatment with contaminated immune globulin. N Engl J Med 1994;331:1607-11.