Naar aanleiding van de mededeling van Herwig-Kempers (1996;1416) geef ik gaarne een samenvatting van wat D'Harcourt over schedelvervorming heeft opgemerkt.1
In het hoofdstuk ‘Déformation du crâne’ schrijft hij dat reeds bij de oudstbekende indiaanse stammen Keshua en Aymará de gewoonte bestond om het hoofd van pasgeborenen te vervormen. De deformaties van de schedel betroffen de zogenaamde circulaire en fronto-occipitale vorm. Bij de circulaire compressie ontstond een zeer sterk uitgesproken dolichocefaal hoofd, bij de fronto-occipitale een brachycefaal vervormd hoofd. D'Harcourt spreekt – in navolging van anderen – van ‘dolichocéphalie’ en ‘brachycéphalie artificielle érigée ou oblique’.
Bij opgravingen uit 1918 in het Amazonegebied, in Humahuaca, vond men kinderlijkjes met vervormde hoofden en de comprimerende apparatuur en bandages in situ. Het hoofd bleek op 3 manieren vervormd te worden. De eerste methode bestond hieruit dat tot het einde van het 3e levensjaar steeds strakkere circulaire omsnoeringen van het hoofd werden…
Reacties