Glafenine: Kiespijn of kiespijn?

L. Offerhaus
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:1853-7
Abstract

Samenvatting

Glafenine is een in Frankrijk, België, Nederland alsmede in een groot aantal ontwikkelingslanden uitermate populair analgeticum. Bij bestudering van de literatuur is echter onduidelijk waarop de reputatie van dit middel gedurende ruim 2 decennia, berust, want het is opvallend slecht onderzocht en het veroorzaakt gevaarlijke bijwerkingen. De frequentie van de bijwerkingen is bij gebrek aan behoorlijke registratie niet goed te schatten, doch is bepaald niet laag. Krachtige raadgevingen en waarschuwingen om dit middel niet of slechts spaarzaam te gebruiken, lijken nog te weinig geholpen te hebben. Gepoogd wordt om aan de hand van een literatuuroverzicht nog eens de argumenten uiteen te zetten die tegen een voortgezet gebruik van dit middel pleiten.

Auteursinformatie

Deze publikatie is opgedragen aan de nagedachtenis van dr.C.P.H.van Dijke, die met een groot doorzettingsvermogen veel energie en tijd aan het behandelde probleem heeft besteed.

Contact Dr.L.Offerhaus, Postbus 119, 2280 AC Rijswijk

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.A.V.
Arnolds

Tiel, oktober 1988,

Met veel belangstelling las ik het artikel van Offerhaus over glafenine (1988;1853-7). In de inleiding staat het volgende: ‘De tegenstanders van het gebruik van aspirine halen meestal de publikatie van Hepsö et al. aan; dat 1 aspirine vóór het trekken van een verstandskies, gevolgd door 2 g per dag gedurende de drie volgende dagen, meer zwelling, meer bloedingen, hematomen en ecchymosen veroorzaakte dan een placebo, doch de pijn niet statistisch significant beter verlichtte’.

Pijn moet de patiënt subjectief vaststellen en kan door de arts niet objectief gemeten worden. Klinische verschijnselen, zoals meer zwelling en bloedingen, kunnen tot op zekere hoogte betrouwbaar worden waargenomen. Maar ik ben op grond van mijn ervaring ervan overtuigd dat niet alleen het al of niet gebruiken van geneesmiddelen genoemde ziekteverschijnselen veroorzaakt, maar dat ook de duur van de ingreep en met name de tijd dat het operatiegebied bloot staat aan de buitenlucht van belang zijn.

De volgende feiten ondersteunden mijn mening. De artsen die in 1931 afstudeerden, werden met een zeer beperkte mondchirurgische opleiding in de praktijk geconfronteerd met een veelheid van mondafwijkingen, zoals periapicale aandoeningen, al of niet veretterde cysten en alveolitis, die tot zelfhandelen dwong. Zo ontstond in Nederland een groep ‘auto-didact mondchirurgen’ die zich aangetrokken voelde tot het verrichten van chirurgische handelingen en mijn inziens van hun zeer beperkte kunnen overtuigd was. Ik rekende mij tot deze groep. Door het verrichten van mondchirurgische handelingen voor de zes destijds in Rotterdam bestaande tandheelkundige poliklinieken kreeg ik een relatief grote ervaring. Natuurlijk deed ik de ingrepen zo veel mogelijk volgens de regels, zoals werken in een steriel afgedekt operatieterrein, gebruik maken van handschoenen, etc.

Toen gedurende de Tweede Wereldoorlog handschoenen niet meer verkrijgbaar waren, was ik gedwongen de ingrepen met onbeschermde handen te verrichten, waarbij ik hoopte ‘to make the best of it’. Ik verwachtte dat verschijnselen als zwellingen, pijn, ontstekingen en hematomen in heviger mate en veelvuldiger zouden voorkomen. Door de veelheid van ingrepen kreeg ik de indruk dat juist het tegenovergestelde het geval was. Mogelijk is de oorzaak dat ik met onbeschermde handen sneller werkte dan met beschermde handen. De kortere duur bewerkstelligde het gunstige effect.

J.A.V. Arnolds