Freud en de hysterie: 1895-1995

Opinie
J. Vijselaar
H.G.M. Rooijmans
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:2171-2

In mei 1895 – dit jaar dus precies honderd jaar geleden – verscheen in Wenen het boek Studien über Hysterie van de hand van de artsen Josef Breuer en Sigmund Freud. In dit werk betoogden de beide auteurs dat de verschijnselen van hysterie toegeschreven moeten worden aan de werking van uit het bewustzijn verdrongen herinneringen aan traumatische ervaring

De Studien worden over het algemeen beschouwd als een mijlpaal in, zo niet als het begin van de ontwikkeling van Freuds psychoanalyse. In dit werk zet Freud, hier nog samen met zijn oudere vriend en collega Breuer, de fundamentele stap van een neuropathologische naar een psychodynamische verklaring van de neurose en de hysterie. Ook werkt hij hier voor het eerst enkele essentiële analytische begrippen uit, zoals het concept van de ‘afweer’ of de verdringing en de overdracht (naar de therapeut). Niet minder belangrijk is dat hij tijdens de therapieën die in de…

Auteursinformatie

Nederlands Centrum Geestelijke Volksgezondheid, Postbus 5103, 3502 JC Utrecht.

Drs.J.Vijselaar, historicus.

Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Amsterdam.

Prof.dr.H.G.M.Rooijnmans, psychiater.

Contact drs.J.Vijselaar

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, november 1995,

Naar aanleiding van het artikel van de historicus Vijselaar en de psychiater Rooijmans waarin sprake is van onder meer op historische argumenten stoelende kritiek op Freud (1995;2171-2), wil ik attenderen op een zo langzamerhand klassieke ‘vergissing’ in het weergeven van de historische feiten over Freuds ontdekking van de psychodynamische achtergronden van de hysterie. En ‘vergissen’ kan, zoals Freud als eerste wetenschappelijk aantoonde, van diepgaande betekenis zijn. In dit geval toont de vergissing aan hoe negentiende-eeuws de 20e eeuw nog is, en waarschijnlijk zal de 21e eeuw dat op dit terrein ook nog wel blijven. Niet alleen omdat de hysterie – waaraan de verdringingsmechanismen zijn ontdekt – ondanks de ‘verdringing’ van het ziektebeeld uit de DSM-IV nog steeds geheel volgens Weens model voorkomt, en ook na de millenniumwende zal voorkomen, zoals (poli)klinisch werkzame psychiaters en neurologen en ook kinderartsen weten. Maar ook blijft de toon waarin over dit onderwerp gesproken wordt ‘klassiek’. Voor de goede verstaander zal ik een regel uit het onderhavige artikel citeren en er het betreffende citaat van Freud naast zetten. Vijselaar en Rooijmans: ‘Freud ontwikkelde zijn baanbrekende psychodynamische theorieën in het therapeutische contact met een klein aantal hoogbegaafde zenuwzieke dames van goeden huize’ (bl. 2172). Freud: ‘In sämtlichen achtzehn Fällen (von reiner Hysterie und Hysterie mit Zwangsvorstellungen kombiniert, sechs Männer und zwölf Frauen) bin ich, wie erwähnt, zur Kenntnis solcher sexueller Erlebnisse des Kindesalters gelangt.’1

Ter zijde wil ik opmerken dat ook de psychohistoricus Peter Gay niet ontkomt aan deze klassieke vergissing als hij schrijft: ‘He [Freud] was relying, in large part, on the scandalous confession of his female patients; one after the other reported that she had been seduced in childhood by her father.’2 Wellicht heeft de historicus Vijselaar zijn kennis uit dit boek gehaald.

G.F. Bögels
Literatuur
  1. Freud S. Werke aus den Jahren 1892-1899. In: Gesammelte Werke 1. Frankfurt am Main: Fischer, 1952:444.

  2. Gay P. Freud for historians. New York: Oxford University Press, 1985.