Frequentie van postoperatieve wondinfecties in Nederland

Onderzoek
A.J. Mintjes-de Groot
J.M.J. van den Berg
M.L.V. Veerman-Renzikofer
A.S. de Boer
A.O.A. Smook
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:22-6
Abstract

Samenvatting

Doel

Inventariseren van postoperatieve infecties in Nederlandse ziekenhuizen.

Opzet

Beschrijvend onderzoek.

Plaats

Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing, Utrecht.

Methode

In 36 Nederlandse ziekenhuizen werden op gestandaardiseerde wijze gegevens verzameld over operatiepatiënten, postoperatieve wondinfecties en risicofactoren, als onderdeel van een kwaliteitssysteem waarbij afzonderlijke ziekenhuizen gegevens van meerdere ziekenhuizen gebruiken om hun eigen praktijk te toetsen.

Resultaten

In 36/118 (31) ziekenhuizen werd surveillance van postoperatieve wondinfecties ingevoerd. Gegevens over 32.869 ingrepen werden verzameld, waarbij 1115 (3,4) postoperatieve wondinfecties werden vastgesteld. Het infectiepercentage per wondklasse varieerde van 2,2 (95-betrouwbaarheidsinterval (95-BI): 2,0-2,4) bij schone wonden tot 11,0 (95-BI: 9,3-12,8) bij vuile wonden; het infectiepercentage naar duur van ingreep varieerde van 3,0 (95-BI: 2,8-3,2) bij ingrepen korter dan 2 h tot 10,8 (95-BI: 6,0-18,5) bij ingrepen langer dan 8 h; het infectiepercentage per klasse van de American Society of Anesthesiologists varieerde van 2,7 (95-BI: 2,3-3,2) in klasse I tot 15,5 (95-BI: 8,4-26,5) in klasse IV. Oudere leeftijd, spoedingrepen en preoperatief verblijf in het ziekenhuis bleken risicofactoren. De infectiepercentages van de frequentst geregistreerde ingrepen varieerden van 0,2 (95-BI: 0,0-1,1) bij varicesoperaties tot 9,8 (95-BI: 7,2-13,2) bij femorale bypassoperaties. Het gebruik van antimicrobiële profylaxe varieerde per soort ingreep. De frequentst geïsoleerde micro-organismen waren Staphylococcus aureus, S. epidermidis, Pseudomonas aeruginosa en Escherichia coli. Van alle geregistreerde infecties werd 32 gevonden in de 1e week na de ingreep. Na het ontstaan van de infectie verbleef 88 van de geïnfecteerde patiënten nog 1 of meer dagen in het ziekenhuis.

Auteursinformatie

Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing (CBO), Postbus 20.064, 3502 LB Utrecht.

Mw.dr.A.J.Mintjes-de Groot, gezondheidswetenschapper; J.M.J.van den Berg, arts.

Medisch Centrum Alkmaar, Alkmaar.

Mw.M.L.V.Veerman-Brenzikofer, ziekenhuishygiënist.

Afd. Chirurgie: A.O.A.Smook, chirurg.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centrum voor Infectieziektenepidemiologie, Bilthoven.

Mw.ir.A.S.de Boer, epidemioloog.

Contact mw.dr.A.J.Mintjes-de Groot

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nieuwegein, januari 1998,

Een wondinfectie na een chirurgische ingreep is vervelend voor de patiënt en draagt bij tot verhoging van de kosten van de behandeling. De suggestie van Mintjes-De Groot et al., die de frequentie van postoperatieve infecties in Nederland beschrijven (1998:22-6), dat de gepresenteerde gegevens als referentiecijfers voor Nederlandse ziekenhuizen kunnen dienen om hun praktijk te toetsen in het kader van een kwaliteitssysteem, beschouwen wij met enige terughoudendheid. Het ‘Surveillance vanpostoperatieve wondinfecties’(SWIFT)-I en SWIFT-II-project vonden plaats op verschillende tijdstippen. De registratie van het SWIFT-I-project was vrijblijvend. Binnen het SWIFT-II-project worden slechts 4 categorieën ingrepen uitgelicht. Toch voegt men bij de analyse de data van beide projecten bijeen. Voorts wordt de tijdsduur van de registratie niet vermeld. Het is onwaarschijnlijk dat men gedurende de gemeten periode in 22-23 ziekenhuizen gegevens van 539 reconstructies van de aorta verzamelt en slechts beschikt over gegevens van 1192 appendectomieën of 495 excisies van een mammatumor. De registratie kan dus niet volledig zijn, waardoor afhankelijk van de samenstelling van de niet-geregistreerde patiënten men onder- of bovenrapporteert.

De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde is gestart met een eenduidige complicatieregistratie, waaronder een voor wondinfecties. Deze registratie zal in alle heelkundige praktijken door de behandelaars zelf worden bijgehouden. Het is te verwachten dat deze registratie vollediger is dan die in het artikel wordt gepresenteerd en daarmee meer valide referentiecijfers zal opleveren. Cruse en Foord wezen als een van de eersten op de relatie tussen wondklasse en kans op een postoperatieve wondontsteking.1 De suggestie dat er een relatie zou bestaan tussen enerzijds oudere leeftijd, spoedingreep, lengte van preoperatief ziekenhuisverblijf, duur van de ingreep of klasse van de American Society of Anesthesiologists en anderzijds de kans op postoperatieve wondinfectie, kan onzes inziens niet losstaan van de wondklasse. Alleen als de wondklassen binnen de subgroepen van genoemde factoren gelijk zijn verdeeld, mag men aan de hand van de gevonden verdeling vaststellen of de factoren tot de risicofactoren behoren.

Het verzamelen van referentiecijfers en het benoemen van risicofactoren is een goed streven. Deze gegevens vergroten het inzicht in de frequentie van postoperatieve wondinfecties, die kunnen leiden tot maatregelen door behandelaars en beleidsmakers. Wel dienen ze te berusten op valide onderzoek.

P.M.N.Y.H. Go
J.R. de Jong
R.F. Schmitz
Literatuur
  1. Cruse PJE, Foord R. The epidemiology of wound infection. A 10-year prospective study of 62,939 wounds. Surg Clin North Am 1980;60:27-40.

A.J.
Mintjes-de Groot

Utrecht, januari 1998,

Wij danken Go, De Jong en Schmitz voor hun kritische reactie op ons artikel over de frequentie van postoperatieve wondinfecties. Natuurlijk moeten referentiecijfers berusten op valide onderzoek, reden waarom de SWIFT-projecten werden uitgevoerd door geschoold personeel, volgens een uniforme beproefde methode en met gestandaardiseerde definities en criteria. De onafhankelijkheid van de surveillant voorkomt bevooroordeling. De gestandaardiseerde methode ondervangt het bezwaar dat de SWIFT-projecten op verschillende tijdstippen werden uitgevoerd (ook de genoemde Cruse en Foord verzamelden hun gegevens in de loop van 10 jaar). De registratie was niet volledig in termen van het volgen van alle ingrepen en de infectiepercentages per risicofactor zijn inderdaad beïnvloed door de selectie van de gevolgde ingrepen. Derhalve zijn niet de infectiepercentages per risicofactor, maar de infectiepercentages per ingreep de juiste cijfers om aan te refereren. Nauwkeuriger vergelijkingsmateriaal bieden ingreepspecifieke infectiepercentages naar risicofactor. Deze cijfers zijn inmiddels beschikbaar binnen het project ‘Preventie ziekenhuisinfecties door surveillance’ (PREZIES).1

De keuze om de registratie te richten op bepaalde ingrepen komt voort uit de overtuiging dat alleen ingreepspecifieke vergelijkingen zinvol zijn. De soort ingreep is immers bepalend voor het risico op complicaties, zoals postoperatieve wondinfecties. Bovendien bieden dergelijke vergelijkingen betere mogelijkheden tot het nemen van gerichte interventiemaatregelen. Wanneer de steekproef groot genoeg is, geeft het voor ingreep specifieke infectiepercentage de kans op infectie bij een bepaalde ingreep goed weer. In het PREZIES-project gaf de analyse per ingreep aan dat wondklasse geen onafhankelijke risicofactor van belang was.

Reeds in 1996 is er contact geweest met de commissie Uitkomst van Zorg van de Nederlandse Vereniging voor Heelkunde (NVH) over de relatie tussen de complicatieregistratie van de NVH en de infectieregistratie van het PREZIES-project. Vergelijking van de opzet van beide registraties leerde dat ze elkaar grotendeels aanvullen. Ook dienen ze een gemeenschappelijk doel: verbetering van de kwaliteit van zorg op basis van inzicht in het vóórkomen van postoperatieve wondinfecties en daarmee samenhangende risicofactoren. Met belangstelling zien wij dan ook de resultaten van de complicatieregistratie van de NVH tegemoet.

A.J. Mintjes-de Groot
J.M.J. van den Berg
M.L.V. Veerman Brenzikofer
A.S. de Boer
A.O.A. Smook
Literatuur
  1. Geubbels ELPE, Mintjes-de Groot AJ, Boer AS de, Kalmeijer D, Berg JMJ van den. PREZIES: deelcomponent postoperatieve wondinfecties 1997. Rapportnr. 212200003. Bilthoven: RIVM en Utrecht: Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing, 1997.