Evaluatie van de röntgenologische en de endoscopische diagnostiek bij maligniteiten van de proximale tractus digestivus

Onderzoek
C.J.H. Gerrits
J.H.J. Enneking
R.W. de Koning
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:2442-4
Abstract

Samenvatting

Bij 3154 endoscopische onderzoeken van de proximale tractus digestivus verricht door één endoscopist werd bij 400 (13) een maligniteit gevonden. Hierbij bleek het belang van een goede indicatiestelling voor endoscopie, namelijk persisterende dyspepsie of afwijkingen bij röntgenologisch maagonderzoek. Bij 7 van 242 patiënten met een eerdere maagresectie werd een maagstompcarcinoom gevonden. Er was geen significant verschil in voorkomen van maagcarcinoom bij patiënten met BI- resp. BII-maagresectie.

Bij 9 patiënten (2,3) werd aanvankelijk geen maligniteit gevonden; de diagnose werd na operatie gesteld. De maximale vertraging in de diagnostiek bedroeg 5 maanden. Deze bevinding onderstreept het belang van een stringente follow-up bij de beoordeling van de diagnostische waarde van röntgenologische en endoscopische onderzoeken naar maligniteit in het bovenste deel van de tractus digestivus.

Auteursinformatie

Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, afd. Interne Geneeskunde, Postbus 9015, 6500 GS Nijmegen.

C.J.H.Gerrits, assistent-geneeskundige; dr.J.H.J.Enneking, internist; dr.R.W.de Koning, internist-gastro-enteroloog.

Contact C.J.H. Gerrits

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

C.J.H.
Gerrits

Nijmegen, januari 1991,

Het artikel behelst geen vergelijkend onderzoek, maar evalueert de dagelijkse praktijk van een internist in een grote perifere kliniek over een periode van 20 jaar, waarbij tevens is gekeken naar de bijdrage van afzonderlijke onderzoektechnieken in de diagnostiek. In de dagelijkse praktijk is het gebruikelijk voorafgaand aan een endoscopisch onderzoek kennis te nemen van de uitslag van verricht röntgenonderzoek. Radiodiagnostiek, ook al zou deze ‘matig’ zijn, levert in 81% toch een juiste voorspelling met betrekking tot maligniteiten; hiermee zij aangegeven dat het röntgenonderzoek een functie heeft gehad in de diagnostiek. De betrouwbaarheid van lege artis uitgevoerd röntgenonderzoek is onlangs weergegeven in een prospectief onderzoek.1

De betrouwbaarheid van endoscopisch onderzoek van het proximale deel van de tractus digestivus hangt eveneens af van de ervaring van de endoscopist en van het nemen van biopten uit maligniteiten in de maag.23 Ons onderzoek bevestigt dat een stringente follow-up dient als gouden standaard bij de beoordeling van onderzoek naar maligniteiten van de proximale tractus digestivus.

Wij onderschrijven dat constructieve samenwerking tussen clinici en radiologen essentieel is in de dagelijkse praktijk en bij wetenschappelijk onderzoek van patiënten met bovenbuikklachten.

C.J.H. Gerrits
Literatuur
  1. Chandie Shaw MP, Romunde LKJ van, Griffioen G, Janssens AR, Kreuning J, Lamers CBHW. Vergelijking van bifasisch radiologisch maag- en duodenumonderzoek met fiberendoscopie voor de diagnostiek van peptische zweren en maagcarcinomen. [LITREF JAARGANG="1990" PAGINA="345-9"]Ned Tijdschr Geneeskd 1990; 7: 345-9.[/LITREF]

  2. Fraser GM, Earnshaw PM. The double-contrast barium meal: a correlation with endoscopy. Clin Radiol 1983; 34: 121-31.

  3. Dekker W, Tytgat GN. Diagnostic accuracy of fiberendoscopy in the detection of upper intestinal malignancy. A follow-up analysis. Gastroenterology 1977; 73: 710-4.