Een zure geschiedenis van arrogantie

Yvo Smulders
Yvo Smulders
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2016;160:B1303

artikel

Toen ik zelf nog in opleiding was had je ranitidine. Drie keer per dag 50 mg intraveneus als patiënten een maagzweer hadden, en soms orale therapie bij evidente maagzuurgerelateerde klachten. Eind jaren 80 verscheen een nieuwe ster aan het firmament: de protonpompremmer omeprazol. Zijn zuurremming was superieur en enkele patiëntencategorieën hadden daar veel baat bij. Omeprazol verpletterde ranitidine en de fabrikant had er een absolute blockbuster aan.

Het succes bij een relatief beperkte doelgroep smaakte naar meer, zowel bij de producent als bij voorschrijvers. Wat volgde was een decade waarin het gebruik van protonpompremmers ridicule proporties aannam. Zoals internist Marcel Levi eens grapte: ‘Als je bij ons op de Eerste Hulp alleen even de weg komt vragen, krijg je al een protonpompremmer.’ Toen omeprazol uit patent ging kwam de linksdraaiende vorm esomeprazol op de markt en beleefde het voorschrijven een nieuwe opleving.

Als ik tegenwoordig spreekuur doe, is het meer regel dan uitzondering dat patiënten – zeker oudere mensen – chronisch protonpompremmers nemen, maar de indicatie is lang niet altijd duidelijk of domweg niet aanwezig (D338). Niet zelden hebben ze aspecifieke bovenbuiksklachten, een verminderde eetlust of misselijkheid, wat hen en hun arts motiveert het prazolletje maar te blijven gebruiken. Maar als mensen wat vaker de bijsluiter of het Farmacotherapeutisch Kompas zouden raadplegen, zouden ze weten dat juist díe klachten de frequentste bijwerking van protonpompremmers zijn. Steevast stop ik dan het middel. Patiënten moeten soms nog een lastige periode van reboundeffect door, maar vaak voelen ze zich daarna echt stukken beter. Zelden tref ik collega’s die zich realiseren dat protonpompremmers juist regelmatig de óórzaak zijn van de klachten die ze ermee beogen te behandelen.

Maagzuur is slecht, nietwaar? Het levert alleen maar klachten en ellende op. Dat is het beeld waarmee niet alleen leken maar ook artsen zijn geïndoctrineerd, zowel door de commerciële pillenboeren als door onze eigen ‘mollen’ (medische opinieleiders). Slechts weinigen maakten zich in de jaren 90 of daarna druk over het jarenlang remmen van een fenomeen waarmee de evolutie ons zo zorgvuldig heeft toegerust, of uitten zorgen over de mogelijkheid van ‘off-target’-effecten van een middel dat, links- of rechtsom, simpelweg lichaamsvreemd is. De laatste jaren worden – heel geleidelijk – de schadelijke effecten van onze kortzichtigheid zichtbaar: niet alleen meer buikklachten, maar ook meer infecties, elektrolyt- en nierfunctiestoornissen, deficiënties, botbreuken en mogelijk zelfs dementie (D49, D338, D487). De veronderstelde gunstige effecten blijken er soms helemaal niet te zijn (D382).

De kwalificatie ‘kortzichtig’ is misschien nog te mild. Is het geen arrogantie? Arrogantie, omdat we denken dat we slimmer zijn dan de evolutie, dat we straffeloos langdurig natuurlijke lichaamsprocessen kunnen ontregelen, zonder dat we ons over de gevolgen van ons handelen druk hoeven te maken, omdat er immers ‘geen aanwijzingen zijn dat het schadelijk is’. Naarmate ik langer meedraai, word ik steeds terughoudender met het voorschrijven van chronische medicatie en andere vormen van betweterij. Wie wil er nou arrogant zijn? En: hoeveel zure geschiedenissen staan ons nog te wachten?

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties