artikel
Bijna of pas afgestudeerde artsen die nog een beetje onzeker zijn over hun competenties of die zouden willen weten hoe lotgenoten daarmee zijn omgegaan, moeten de 7 verhalen uit Aantekeningen van een jonge arts van Michael Boelgakov lezen. Boelgakov krijgt in 1916 zijn artsendiploma en werkt daarna in een plattelandsziekenhuis. Hij is de enige arts en er is 1 verpleegkundige. Vol onzekerheid begint hij aan de baan, om al snel te merken dat vrijwel iedereen denkt dat hij nog student is. Misschien moet hij een bril aanschaffen, denkt hij. Maar er is weinig tijd voor nadenken. Hij moet een in de baarmoeder dwarsliggend kind goed leggen en hij bladert nog gauw in zijn leerboek om te zien hoe dat ook al weer moet. Als het zo ver is, komt hij over als een zelfverzekerde dokter. Ook moet hij een meisje met difterie een tracheostoma geven – zeer tegen de zin van de moeder – en redt hij haar. Zo laat Boelgakov zien hoe je, nadat je dokter werd, nog een keer dokter wordt. Deze verhalen hebben ondanks hun leeftijd nog steeds een universele waarde.
Zijn 8e dokterverhaal, dat niet in deze bundel staat, gaat over een heel ander mogelijk probleem uit een dokterscarrière: verslaving. Het verhaal Morfine is, ondanks de literaire versluiering, autobiografisch. Het verhaal begint zo: ‘Lang geleden hebben verstandige mensen al opgemerkt dat geluk is als gezondheid: als het er is, valt het je niet op.’ Het geluk is in dit geval een bezoekje vanuit zijn medische buitenpost aan de provinciehoofdstad, waar hij het verhaal hoort van een verslaafde vriend en collega-dokter. Na een onverklaarbare pijnaanval schrijft deze dokter in zijn dagboek: ‘Ik kan degene die als eerste morfine aan papaverbollen heeft onttrokken niet genoeg loven. Een ware weldoener van de mensheid. De pijn verdween 7 minuten na de injectie.’ Alle aspecten van verslaving komen in dit verhaal terug: de ontkenning en bagatellisering van het probleem, de almaar toenemende behoefte, de steeds slimmere methoden om het middel te krijgen en de angst om ontdekt te worden.
Boelgakov overwon zijn verslaving en werkte nog een paar jaar als arts. Het was een roerige tijd in Kiev, waar hij woonde. Verschillende partijen streden om de macht. Uiteindelijk wonnen de bolsjewieken, die niet de favoriet van Boelgakov waren.
Hij stopte na 4 jaar als medicus practicus en werd schrijver en journalist in Moskou. Hij publiceerde onder andere De witte garde in meerdere afleveringen, een verslag van zijn wederwaardigheden in Kiev tijdens de gevechten. Hoewel zijn talent werd erkend, had het wel een ‘reactionair sociaal karakter’. Daardoor had hij de vrijwel permanente aandacht van de geheime politie. Zijn belangrijkste roman, De meester en Margarita, die onder andere een parodie op Stalin was, werd streng gecensureerd en werd pas 26 jaar na zijn dood – in 1966 – in de Sovjet-Unie gepubliceerd.
In 1926 werden tijdens een inval zijn dagboekaantekeningen en de tekst van Hondenhart in beslag genomen. Hij kreeg ze weliswaar na 3 jaar weer terug, maar verbrandde toen zelf al zijn dagboeken. Rond 1990 bleek echter dat de geheime dienst deze dagboeken eerder had gekopieerd. Door dit merkwaardige feit is Boelgakov eigenlijk pas ná 1990 echt voor ons gaan leven.
Reacties