Diagnosen en ontslagbestemmingen van patiënten opgenomen wegens psychisch disfunctioneren op een afdeling Geriatrie

Onderzoek
T. Albronda
E. Bruijns
F.L.A. Willekens
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:1993-6
Abstract

Samenvatting

Doel

Bepalen van de prevalentie van psychiatrische en somatische stoornissen en evaluatie van het functioneringsniveau en van de ontslagbestemming bij patiënten die waren opgenomen op een geriatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis in verband met psychisch disfunctioneren.

Plaats

Ziekenhuis Rijnstate, afdeling Geriatrie, Arnhem.

Opzet

Beschrijvend prospectief onderzoek.

Patiënten en methoden

In 1993 werden 43 patiënten onderzocht die in verband met recentelijk ontstaan psychisch disfunctioneren waren opgenomen. Er vond registratie plaats van de onlangs ontstane of verergerde somatische aandoeningen, van het beloop van de klachten en van de ontslagbestemming. De psychiatrische diagnose werd geclassificeerd volgens de DSM-III-R-criteria. Beoordeling van de zelfredzaamheid en het psychisch functioneren vond plaats met behulp van de ‘Barthel-index’ voor de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), de ‘Mini-mental state examination’, de ‘Hamilton depression scale’ en de ‘Delirium rating scale’.

Resultaten

Alle patiënten hadden psychiatrische problemen: onder andere delier (n = 28), dementieel syndroom (n = 23), depressie (n = 6) of een combinatie van psychiatrische problemen (n = 21). Bij 38 patiënten (88) werden recente somatische aandoeningen aangetroffen, bij 21 (49) waren de ADL-functies onlangs verslechterd (p < 0,001). Tijdens opname verbeterde het algehele functioneren van veel patiënten (verbetering in psychisch functioneren bij 70, in ADL-functies bij 26, in somatische toestand bij 79). Volledig somatisch herstel ging in 87 van de gevallen gepaard met een verbetering van het psychisch functioneren (bij patiënten zonder somatisch herstel (21) trad die verbetering op in 50 van de gevallen (p < 0,05)). Van de ontslagen patiënten werd 53 naar het verpleeghuis verwezen (van de totale patiëntengroep op de afdeling Geriatrie: 13 (p < 0,001)).

Conclusies

Bij 65 van de onderzochte groep bestond een delier; 53 had een dementieel syndroom, dat in de meeste ge vallen voorheen niet bekend was. Verbetering van de somatische toestand hing significant samen met de verbetering van het psychisch functioneren. Patiënten die in verband met psychisch disfunctioneren op een afdeling Geriatrie van een algemeen ziekenhuis worden opgenomen lopen een groter risico na ontslag te worden verwezen naar een verpleeghuis dan opgenomen geriatrische patiënten in het algemeen.

Auteursinformatie

Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem.

Afd. Klinische Geriatrie: T.Albronda, assistent-geneeskundige (thans: klinisch geriater, Psychiatrisch Ziekenhuis Veldwijk, afd. Ouderen Psychiatrie, Postbus 1000, 3850 BA Ermelo); mw.dr.E.Bruijns, klinisch geriater.

Afd. Klinische Chemie: drs.F.L.A.Willekens, klinisch chemicus.

Contact T.Albronda

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Apeldoorn, oktober 1996,

In hun interessante artikel vermelden Albronda et al. (1996;1993-6) tamelijk onthutsende cijfers over de prognose bij patiënten die in verband met psychisch disfunctioneren op een afdeling Geriatrie werden opgenomen. Er blijkt bij deze patiënten vaak sprake te zijn van een slechts partieel herstel of van ernstige restinvaliditeit, waardoor terugkeer naar de oorspronkelijke woonsituatie meestal niet meer mogelijk is en een opname in het verpleegtehuis vaak de oplossing vormt.

De ervaring met patiënten die eveneens wegens psychisch disfunctioneren op de afdeling Gerontopsychiatrie van een algemeen psychiatrisch ziekenhuis worden opgenomen, laat een geheel ander patroon zien. Alhoewel ook bij die patiënten veel somatische morbiditeit voorkomt, wordt een minderheid van hen naar het verpleegtehuis verwezen. Vergelijkbaar prospectief onderzoek hiernaar is mij helaas niet bekend. Wel wordt een identieke tendens gezien in een retrospectief onderzoek van Van Nieuwkerk.1

Deze zo verschillende bevindingen hangen vermoedelijk samen met de mate van causaliteit tussen de psychiatrische en somatische ziekten. Nu wordt in de beschouwing vermeld dat verbetering van de somatische toestand significant samenhing met de verbetering van het psychisch functioneren. Hierin wordt een bevestiging gezien van de opvatting dat psychiatrische en somatische ziekten nauw met elkaar zijn verweven. In het onderhavige onderzoek was echter bij 28 van de 43 patiënten sprake van een delier, terwijl bij 23 patiënten een dementieel syndroom werd vastgesteld en slechts bij 7 patiënten een functionele psychiatrische stoornis. Dat bij verbetering van de somatische toestand, in het bijzonder bij patiënten met een delier, een verbetering in het psychische functioneren optreedt, zal niemand bevreemden, daar juist het delier een symptoom kan zijn van een onderliggende somatische aandoening. Hier is veelal sprake van een hoge mate van causaliteit, terwijl het begrip ‘verwevenheid’ meer dan dat impliceert. Met hun wijze van concluderen gaan de auteurs helaas voorbij aan de complexiteit van de verwevenheid van psychiatrische en somatische ziekten.

F.M. Bekker
Literatuur
  1. Nieuwkerk JF van. Contouren van een geriatrische afdeling in een psychiatrisch ziekenhuis. Tijdschr Gerontologie en Geriatrie 1984; 15:25-33.

Ermelo, november 1996,

Dat de door ons gevonden verwevenheid van somatische en psychiatrische ziekten op velerlei factoren en verbanden berust, zijn wij ons zeer wel bewust. Wij zijn het met Bekker eens dat in het geval van het symptoom ‘delier’ bij somatische ziekten een eenduidig causaal verband voor de hand ligt. In ons onderzoek kwamen echter 21 patiënten met gecombineerde psychiatrische problemen voor, bij wie het psychisch functioneren ook verbeterde bij somatisch herstel. Toch werd ook zonder somatisch herstel verbetering van het psychisch functioneren gevonden, zij het bij een veel kleiner percentage van de patiënten. Hier spelen eenduidige causale verbanden geen rol meer, maar wederzijdse beïnvloeding en onderlinge samenhang, kortom verwevenheid.

In onze beschouwing hebben wij vooral willen benadrukken dat een acuut optredende achteruitgang van het psychisch functioneren bij een somatische ziekte zo vaak berust op een psychiatrische aandoening, die op dat moment pas onderkend wordt, en dat de gevolgen ook na opname op de geriatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis zo ingrijpend kunnen zijn. ndien daardoor de indruk is gewekt dat wij voorbijgaan aan de complexiteit van de verwevenheid van somatische en psychiatrische ziekten, betreuren wij dat.

Het retrospectieve onderzoek van Van Nieuwkerk vermeldt dat ongeveer 60&percnt; van de ‘totale’ populatie van patiënten die waren opgenomen op een geriatrische afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis werd ontslagen naar een verpleeghuis (ons onderzoek: 13&percnt;); wij onderzochten echter een specifieke (sub)groep van ouderen. Gezien de ‘positieve’ ervaring van de briefschrijver met patiënten die zijn opgenomen op een afdeling Gerontopsychiatrie van een algemeen psychiatrisch ziekenhuis lijkt het ons interessant deze populatie eens aan een vergelijkbaar onderzoek te onderwerpen. Dit zal ongetwijfeld ons inzicht in het functioneren van de oudere patiënt doen toenemen en leiden tot een optimalisering van de behandeling.

T. Abronda
E. Bruijns
F.L.A. Willekens