De praktijk van systematische reviews. IX. Plaatsbepaling in behandelbeslissingen in richtlijnen

Klinische praktijk
W.J.J. Assendelft
M.W. van Tulder
J.J.E. van Everdingen
M. Offringa
L.M. Bouter
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:1527-31
Abstract

Samenvatting

- In een systematische review (SR) wordt omtrent een klinische vraagstelling het klinische bewijs uit verschillende studies systematisch en zo volledig mogelijk verzameld, op de mogelijkheid voor vertekening (bias) beoordeeld en op reproduceerbare wijze samengevoegd.

- De resultaten van een SR kunnen worden gebruikt in de individuele patiëntenzorg of bij het opstellen van een behandelrichtlijn.

- Een vast systeem volgens hetwelk het beschikbare bewijs naar validiteit van het gebezigde studietype wordt geordend (bewijsniveau of ‘levels of evidence’) wordt overal in de wereld toegepast door (nationale) organisaties voor richtlijnontwikkeling, ook in Nederland.

- Bij het nemen van een behandelbeslissing moet rekening gehouden worden met de verschillende factoren die de kracht van het bewijs bepalen: het studietype, de consistentie van de resultaten (indien meerdere studies beschikbaar zijn), de kwaliteit van de afzonderlijke studies, de grootte van het effect, de precisie waarmee een effect is vastgesteld, en de klinische relevantie van de gebruikte uitkomstmaten. Binnen een SR kan dit problemen opleveren omdat er soms onvoldoende studies met dezelfde uitkomsten zijn.

- Ook blijkt in de praktijk de inschatting van de mate van bewijskracht van een bepaalde SR ten opzichte van een andere review of primaire studies problemen op te leveren. Er kunnen over hetzelfde onderwerp tegenstrijdige reviews zijn, er kunnen verschillen bestaan tussen reviews en megatrials of er kan maar 1 gerandomiseerde trial beschikbaar zijn. Deze problemen kunnen vaak opgelost worden met een systematische analyse. Dit vereist in de regel zowel methodologische als vakinhoudelijke kennis.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.

Emma Kinderziekenhuis, afd. Kindergeneeskunde: prof.dr.M.Offringa, kinderarts-epidemioloog (tevens: Dutch Cochrane Centre).

Vrije Universiteit, Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek, Amsterdam.

Dr.M.W.van Tulder en prof.dr.L.M.Bouter, epidemiologen.

Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, Utrecht.

Dr.J.J.E.van Everdingen, adjunct-directeur medisch-specialistische kwaliteit.

Contact Dutch Cochrane Centre en Divisie Public Health, Afd. Huisartsgeneeskunde: dr.W.J.J.Assendelft, huisarts-epidemioloog (p.assendelft@nhg-nl.org)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties