Cholesterolverlagende therapie; een advies van de Gezondheidsraad

Opinie
M.L. Simoons
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:2442-4
Abstract

Het advies betreffende cholesterolverlagende therapie dat in juli 2000 werd uitgebracht door een commissie van de Gezondheidsraad komt in grote lijnen overeen met de aanbevelingen die in 1998 werden uitgebracht door een werkgroep van het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (CBO).1 2 Kort samengevat:

- Het risico op hart- en vaatziekten (HVZ) wordt bepaald door een samenspel van een aantal risicofactoren. Evenzo wordt het risico op nieuwe manifestaties van ischemisch vasculair lijden bij personen met HVZ door meerdere factoren bepaald.

- Rokers moeten worden gestimuleerd het roken te staken, zo nodig met steun van een gerichte interventie.

- Leefstijladviezen, gericht op het bevorderen van een gezonde voeding en voldoende lichaamsbeweging, dienen een wezenlijk onderdeel te vormen van elke cholesterolverlagende therapie.

- Voor medicamenteuze behandeling van hypercholesterolemie zijn statinen de middelen van eerste keus.

- Ten aanzien van het beginnen van cholesterolverlagende therapie bij mensen ouder dan 70 jaar is…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, Thoraxcentrum, Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam.

Contact Prof.dr.M.L.Simoons, cardioloog (simoons@tch.fgg.eur.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Alkmaar, december 2000,

Simoons komt tot de conclusie dat op grond van de CBO-richtlijnen doelmatige cholesterolverlagende therapie jaarlijks 300-700 miljoen gulden kost (2000:2442-4). Hij stelt mijns inziens terecht dat de Gezondheidsraad geen standpunt heeft geformuleerd over het effect van multifactoriële leefstijlinterventies. De ‘regel van 8’ impliceert al een zwaarder gewicht van TC/HDL (TC is de gemeten totale serumcholesterolconcentratie en HDL is de gemeten ‘high-density’-lipoproteïnecholesterolconcentratie in het serum) in de ‘formule van ongelijke grootheden’. Simoons betreurde ook dat er verschillende commissies naast elkaar functioneren.

Laten we leren van elkaars expertise en niet tevreden zijn met alleen cholesterolparameters. Iedere curatief en preventief werkende arts kan (en moet) patiënten ondersteunen bij leefstijlinterventies als bijvoorbeeld het stoppen met roken. Relatieve risicoreductie voor primaire preventie is ‘relatief’ en kost een hoop geld, nog los van de medicalisering en tijdrovende adviezen. Daarom ten overvloede nog wat gegevens: 34% van de Nederlanders rookt. Stoppen met roken vermindert de cardiovasculaire morbiditeit en sterfte aanzienlijk. Het leidt tot minder patiënten met een cerebrovasculair accident, angina pectoris, claudicatie, hartdecompensatie en chronische obstructieve longziekte. Roken is verantwoordelijk voor 86% van de sterfte aan longkanker en 36% van de cardiovasculaire sterfte.1 Van de patiënten kan 10-20% stoppen door adviezen en ondersteuning met bupropion en/of nicotinevervangende therapie. Persoonlijk merk ik in de praktijk dat meer dan 20% stopt door alleen extra gestructureerde ondersteuning als de ‘Minimale interventie strategie’ (MIS). Op een hart- en longrevalidatieafdeling is MIS eigenlijk een onmisbaar stuk gereedschap.

M.L.A. Comans
Literatuur
  1. Berkmortel FW van den, Bootsma GP, Heijdra YF, Spiegel PI van, Wollersheim H. Smoking cessation: which aids are worthwhile? Neth J Med 2000;57:198-205.