Bruikbaarheid van de 'Mini-mental state examination' voor het vaststellen van dementie; onderzoek naar de criteriumvaliditeit in een Nederlandse plattelandspopulatie

Onderzoek
J.A. Eefsting
F. Boersma
W. van Tilburg
W. van den Brink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:2066-70
Abstract

Samenvatting

Doel

Vaststellen van de criteriumvaliditeit (sensitiviteit en specificiteit) van de ‘Mini-mental state examination’ (MMSE) voor dementie in een algemene populatie.

Opzet

Beschrijvend.

Plaats

Acht huisartspraktijken in de gemeenten Dalfsen en Heerde, zes verpleeghuizen en twee algemeen psychiatrische ziekenhuizen met deze gemeenten als verzorgingsgebied.

Methode

In de eerste (screenings)fase van het onderzoek werd de MMSE toegepast, in de tweede (diagnostische) fase werd een gestandaardiseerde dementiediagnose conform DSM-III-R-criteria gesteld met behulp van de ‘Cambridge examination for mental disorders of the elderly’ (CAMDEX). Na uitsluiting van personen met gehoor- en gezichtsproblemen werden de analysen gebaseerd op de gegevens van 2151 gescreende personen, van wie door middel van een niet-proportionele gestratificeerde ‘random’-steekproef met de MMSE-score als stratificatievariabele 390 personen werden onderzocht met de CAMDEX. Bij 77 patiënten werd de DSM-III-R-diagnose ‘dementie’ gesteld. Op basis van 390 gepaarde waarnemingen werd de relatie tussen de MMSE-score en de kans op dementie logistisch gemodelleerd. Door deze relatie te extrapoleren naar de totale gescreende populatie werden sensitiviteits- en specificiteitscijfers berekend bij verschillende afkappunten, en werden ‘receiver operating characteristic’(ROC)-curven geconstrueerd voor de totale populatie en vier subpopulaties naar leeftijd (< 80 en ≥ 80 jaar) en geslacht.

Resultaten

Bij het klassieke afkappunt 2324 voor het onderscheid tussen géén en lichte cognitieve achteruitgang bedroegen sensitiviteit en specificiteit respectievelijk 0,76 en 0,91 in de totale populatie. De criteriumvaliditeit verschilde sterk voor de vier subpopulaties en was slecht bij vrouwen jonger dan 80 jaar.

Conclusie

In de klinische praktijk moet de MMSE als aanvullend instrument met voorzichtigheid gehanteerd worden. Daarbij dient men geen vaste afkappunten toe te passen.

Auteursinformatie

Verpleeg- en reactiveringscentrum Het Zonnehuis, Zwartewaterallee 20, 8031 DX Zwolle.

Dr.J.A.Eefsting, verpleeghuisarts.

Verpleeghuis Anna Schotanus, Heerenveen.

Dr.F.Boersma, verpleeghuisarts.

Vrije Universiteit, vakgroep Psychiatrie, Amsterdam.

Prof.dr.W.van Tilburg, psychiater.

Amsterdams Instituut voor Verslavingsonderzoek, Amsterdam.

Prof.dr.W.van den Brink, arts-epidemioloog.

Contact dr.J.A.Eefsting

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties