Bloedsuikerverlagende middelen

D.W. Erkelens
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:748-51

Inleiding

Er zijn twee manieren om een te hoog bloedsuikergehalte te normaliseren: parenterale toediening van insuline en gebruik van sulfonylureumderivaten of biguaniden per os. Beide manieren worden toegepast bij diabetes mellitus. Voor de definitie van diabetes mellitus type I (insuline-afhankelijke diabetes mellitus) en diabetes mellitus type II (niet van insuline-afhankelijke diabetes mellitus) houde men zich aan de criteria van de WHO.1

Aangezien diabetes mellitus type I gekenmerkt wordt door een absoluut insulinetekort is substitutietherapie met exogeen insuline de enige mogelijkheid om ontregeling en keto-acidose te voorkomen. Bij diabetes mellitus type II – met relatief insulinetekort – kan de therapie…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Kliniek voor Inwendige Geneeskunde, Catharijnesingel 101, 3511 GV Utrecht.

Prof.dr.D.W.Erkelens, internist.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.
van der Kuy

Tilburg, mei 1987,

In dit artikel schrijft Erkelens betreffende metformine: ‘De werking berust – behalve op pancreasstimulatie – op remming van de resorptie van glucose in de darm, en mogelijk op andere extrapancreatische effecten.’ (1987;748-51). Aangezien het werkingsmechanisme van een farmacon beslissend kan zijn voor zijn plaats binnen de farmacotherapie, het volgende: als werkingsmechanismen voor biguaniden in het algemeen zijn verondersteld: (1) toename van de anaërobe glycolyse; dit zou via de Emden-Meyerhof-cyclus kunnen leiden tot een verhoogd melkzuurgehalte; (2) verminderde opname van glucose in de darm; (3) anorectisch effect; (4) verhoogde glucose-opname in de spiercellen; (5) verminderde gluconeogenese en (6) toename dan wel gevoeliger worden van de insulinereceptoren.

De effecten op de anaërobe glycolyse en op de gluconeogenese blijken slechts bij toxische doseringen op te treden.1-5 Het anorectische effect komt alleen voor bij aanvang van de therapie (het verdwijnt na enkele dagen) en klinisch onderzoek heeft aangetoond dat er geen samenhang is aan te tonen van therapeutisch effect, gewichtsverlies en vermindering van eetlust.6 De remming van resorptie van glucose in de darm is inderdaad aangetoond bij in vitro-proeven met geïsoleerde darm en bij in vivo-proeven met ratten.7-9 Er werd echter geen effect waargenomen bij onderzoekingen bij de mens.10 Een ander essentieel gegeven is dat metformine in staat is het verbruik van intraveneus toegediende glucose te beïnvloeden.

Uit bovenstaande moet geconcludeerd worden dat het aangrijpingspunt van metformine voornamelijk gezocht moet worden in de perifere weefsels. Vooral voor het laatst genoemde werkingsmechanisme, een invloed op de insulinereceptoren, pleiten vele gegevens.11 Van stimulatie van de pancreas door metformine is mij niets bekend.

A. van der Kuy
Literatuur
  1. Meyer F. Étude sur le mode d'action des biguanides hypoglycémiants. CR Acad Sci (Paris) 1960; 251: 1928-30.

  2. Söling HD, Moshagen D, Skutella E, Kneer P, Creutzfeldt W. The effect of N1-[NADRUK TYPE="C"]n[/NADRUK]-butylbiguanide on the metabolism of isolated perfused livers of normal and alloxan-diabetic ketotic rats. Diabetologia 1967; 3: 318.

  3. Strohfeldt P, Kettl H. Obermaier U, Weinges KF. Effects of buformin on the metabolism of the isolated haemoglobin-free perfused hindlimp of normal rats. Diabetologia 1975; 11: 187-9.

  4. Kuhl C, Jensen SL, Nielsen OV, Pedersen J. The effect of dimethylbiguanide (DMB) on plasma insulin and glucagon concentrations in portal and peripheral venous blood (Abstract 155). Diabetologia 1976; 12; 403.

  5. Medina JM, Sánchez-Medina F, Mayor F. Effect of phenformin on gluconeogenesis in perfused rat liver. II. Dependence on the ATP-ADP ratio. Rev Esp Fisiol 1973; 29: 197.

  6. Clarke BF, Duncan LJP. Combined metformin-chlorpropamide therapy in 108 diabetic sulphonylurea failures. Lancet 1965; i: 1248.

  7. Caspary WF, Creutzfeldt W. Analysis of the inhibitory effects of biguanides on glucose absorption, inhibition of active sugar transport. Diabetologia 1971; 7: 379.

  8. Caspary WF. Effect of biguanides on intestinal transport of sugars, aminoacids and calcium. Naunyn Schmiedebergs Arch Pharmacol 1971; 269: 421-2.

  9. Caspary WF, Creutzfeldt W. Inhibition of bile salt absorption by blood sugar lowering biguanides. Diabetologia 1975; 11: 113-7.

  10. Mainguet P, Lauvaux JP, Franckson JRM. Étude de l'absorption intestinale du glucose chez le sujet diabétique après administration aigue de dimethylbiguanide. Le diabète 1972; 20: 39.

  11. Kuy A van der. Metformine: kind met badwater weggegooid. Pharm Weekbl 1985; 120: 666-78.