Blaren in de zwangerschap: herpes gestationis

Klinische praktijk
M.T. Bastiaens
Th.M. Starink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1991;135:2105-8

Dames en Heren,

Huidafwijkingen komen veelvuldig voor tijdens de zwangerschap, Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen dermatosen die niet specifiek samenhangen met de zwangerschap en dermatosen waarbij dat wel het geval is, de zogenaamde genuïene zwangerschapsdermatosen. Hiertoe behoort herpes gestationis, een immunodermatose die weinig voorkomt en soms een atypisch beloop toont. Daardoor komt het nogal eens voor dat niet de juiste diagnose gesteld wordt, vooral indien het immunofluorescentie-onderzoek van de aangedane huid – dat de hoeksteen van de diagnostiek vormt – achterwege blijft.

Aan de hand van 4 ziektegeschiedenissen willen wij het ziektebeeld herpes gestationis bespreken en de diagnostiek bij niet direct te classificeren huidafwijkingen tijdens de zwangerschap toelichten.

Patiënt A, een 34-jarige Marokkaanse vrouw, kreeg in de 4e zwangerschapsmaand een sterk jeukende huidafwijking die begon aan de voeten. Zij was IX-gravida, VIII-para. De eerste 2 zwangerschappen waren geëindigd in een partus praematurus; het kind dat na de 3e zwangerschap…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, afd. Dermatologie, Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam.

M.T.Bastiaens, assistent-geneeskundige; prof.dr.Th.M.Starink, dermatoloog.

Contact M.T.Bastiaens

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

H.J.
Furstner

Arnhem, november 1991,

Met belangstelling las ik het artikel van Bastiaens en Starink (1991;2105-8). Het zij mij vergund enkele kanttekeningen te maken naar aanleiding van de microscopische beschrijving van het huidbiopt van patiënt A (figuur 2). De beschrijving spreekt over subepidermale bullavorming, terwijl de afbeelding van het microscopische preparaat evidente intra-epidermale, haast subcorneale bullavorming laat zien. Van een re-epithelisatie van oorspronkelijk subepidermaal gelokaliseerde bullae lijkt gezien de dikte van het stratum Malpighii (stratum basale plus stratum spinosum; red.) geen sprake te zijn. Slechts zelden zullen zich naast een uitgebreide subepidermale bullavorming door spongiosis ook in de epidermis vesikels vormen, die dan met eosinofielen zijn gevuld. De in het microscopische verslag beschreven exocytose van hoog cutaan gelokaliseerd ontstekingsinfiltraat in de epidermis is in de afbeelding niet te zien. (Een bronvermelding (beoordelaar van het histologische beeld) is niet gegeven. Hebben de auteurs soms abusievelijk een verkeerde afbeelding in het artikel laten opnemen?)

H.J. Furstner
M.T.
Bastiaens

Amsterdam, december 1991,

Wij danken collega Furstner voor zijn reactie op ons artikel. Op de afbeelding zijn onmiskenbaar blaren in de epidermis zichtbaar. Daarbij kan sprake zijn van intra-epidermale blaarvorming of van een van oorsprong subepidermale blaar die door re-epithelisatie van de bodem naar boven opgeschoven is. Het maken van een onderscheid is op basis van deze overzichtsfoto niet goed mogelijk. In een eerder ingezonden detailopname was duidelijker zichtbaar dat de blaarvorming subepidermaal is. Bij het vervangen van deze detailopname door een overzichtsfoto hebben wij verzuimd om de tekst aan te passen en de aanduiding ‘opnieuw geëpitheliseerde subepidermale bullae’ toe te voegen. Overigens zijn op de overzichtsafbeelding toch ook aanwijzingen daarvoor aanwezig. Dit kan afgeleid worden uit de afwijkingen van dermale papillen, die wij hier nog nader willen bespreken.

De reactie van Furstner biedt een goede aanleiding om iets verder op de microscopische bevindingen bij herpes gestationis in te gaan. Deze blijken namelijk op enkele punten te verschillen van hetgeen in een aantal dermatopathologische handboeken wordt gesteld. Shornick et al. onderzochten 25 huidbiopten van 23 patiënten met herpes gestationis en vonden slechts bij 10 biopten vorming van vesikels.1 Deze vesikels waren in 5 biopten intra-epidermaal gelegen en bij 3 biopten subepidermaal; bij 2 biopten werden zowel subepidermale als intra-epidermale blaren gezien. Andere auteurs kennen veel betekenis toe aan de vorming van sterke oedemateuze dermale papillen (zogenaamde ‘teardrop-shaped dermal papillae’), die beschouwd worden als een vroeg stadium van subepidermale blaarvorming.2

Deze veranderingen zijn op de afbeelding in ons artikel duidelijk zichtbaar. Overigens bevestigt deze discussie eens te meer een van de essentiële punten van onze klinische les, namelijk dat de uiteindelijke diagnose gesteld dient te worden op grond van het immunofluorescentie-onderzoek. Routinematig histopathologisch onderzoek draagt minder bij tot het stellen van de diagnose en kan kennelijk zelfs misleidende beelden te zien geven.

M.T. Bastiaens
Th.M. Starink
Literatuur
  1. Shornick JK, Bangert JL, Freeman RG, Gilliam JN. Herpes gestationis: clinical and histologic features of twenty-eight cases. J Am Acad Dermatol 1983; 8: 214-24.

  2. Hertz KC, Katz SI, Maize J, Ackermann AB. Herpes gestationis. A clinicopathologic study. Arch Dermatol 1976; 112: 1543-8.