Antiseptische wondbehandelingsmiddelen; een overzicht

Klinische praktijk
R.H. Houwing
R.F.E. de Wit
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1991;135:1908-11

Zie ook de artikelen op bl. 1900 en 1905.

Inleiding

Reeds eeuwenlang hebben mensen wonden behandeld ter bevordering van de genezing. De oudste berichten dateren uit 1600 voor Christus (de Smith papyrusrol) waarin melding werd gemaakt van het gebruik van honing en reuzel.1 Het duurde echter tot 1867 voordat de vader van de antiseptische wondbehandeling, de chirurg J.Lister (1827-1882), beschreef hoe hij met succes geïnfecteerde wonden behandelde met carbolzuur (fenol).2 Sindsdien zijn er vele, minder toxische, lokaal toe te passen middelen ontdekt. Literatuur hierover is echter voor de medicus practicus niet eenvoudig te verkrijgen, buiten de standaardwerken.3-5

Stoffen die micro-organismen doden op levenloze voorwerpen, zoals instrumentaria, noemt men desinfectantia. Desinfectantia die eveneens geschikt zijn voor desinfectie van intacte of verwonde huid- en slijmvliezen heten antiseptica. Van wondinfectie is sprake als er in de wond vermenigvuldiging van bacteriën plaatsvindt. Dit wordt klinisch gekenmerkt door roodheid en (of)…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Dermatologie, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

R.H.Houwing, assistent-geneeskundige; dr.R.F.E.de Wit, dermatoloog.

Contact R.H.Houwing

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, november 1991,

Het artikel van Howing en De Wit (1991;1908-11) vraagt om commentaar.

De betekenis die aan bepaalde termen wordt gegeven is verwarrend en vaak niet conform het algemeen gebruik. Antiseptica zijn in principe kiemdodende middelen waarvan het werkingsmechanisme geen onderscheid maakt tussen (pathogene en apathogene) micro-organismen en weefselcellen. Met het woord ‘antisepticum’ bedoelen de schrijvers waarschijnlijk ‘huiddesinfectans’, een chemische stof die in lage concentratie micro-organismen (en weefselcellen) doodt, meestal door eiwitdenaturatie.

De term ‘antimicrobieel’ wordt gereserveerd voor antibiotica en chemotherapeutica, en niet voor desinfectantia als jodium. Antibiotica zijn stoffen, geproduceerd door schimmels en bacteriën, die andere micro-organismen kunnen doden of in groei remmen door ingrijpen in specifieke groei en stofwisselingsprocessen. Antibiotica zijn in de gebruikelijke concentraties niet schadelijk voor weefselcellen. ‘Antiseptica op basis van een antibioticum’ (zie het artikel) bestaan niet.

Aangezien antiseptica even schadelijk zijn voor weefselcellen als voor micro-organismen, is het gebruik van antiseptica in open wonden niet bepaald een gezonde aanbeveling. Zo blijkt dat irrigatie van het intacte peritoneum met het door de auteurs genoemde povidon-jood aanleiding geeft tot een sterke ontstekingsreactie.1

Uit de publikatie van Robson en Heggers zou blijken ‘dat bacteriën de wondgenezing pas vertragen als er meer dan 10 bacteriën per gram weefsel aanwezig zijn’. In genoemd artikel blijkt echter dat secundaire wondsluiting met 96% kans op succes kan geschieden, als er 105 of minder bacteriën per gram weefsel aanwezig zijn.2 Dat is dus 10.000 maal meer.

Ten slotte dient een en ander te worden rechtgezet betreffende de chirurg Joseph Lister. Volgens de auteurs leefde hij van 1827-1882. Toch werd Lister pas in 1912 ter aarde besteld. Wel werd omstreeks 1882 zijn principe van de antiseptische wondbehandeling met carbolzuur begraven. De eerste regel van de conclusie in het artikel van Houwing en De Wit luidt dat ‘Lister wondinfectie met carbolzuur introduceerde’. Wellicht ware een correcter formulering geweest dat ‘Lister wondontsteking met carbolzuur induceerde’.

R.J.A. Goris
J.A.A. Hoogkamp-Korstanje
Literatuur
  1. Kuijpers HC. Is prophylactic abdominal irrigation with polyvinylpyrrolidone iodine (PVPI) safe? Dis Colon Rectum 1985; 28: 481-3.

  2. Robson MC, Heggers JP. Delayed wound closure based on bacterial counts. J Surg Oncol 1970; 2: 379-83.

Utrecht, december 1991,

Wij zijn de collegae Goris en Hoogkamp-Korstanje erkentelijk voor hun aanvullende en verduidelijkende opmerkingen. Ten overvloede willen wij hun kanttekeningen als volgt omlijnen.

De nomenclatuur is in de hele medische wereld een crux en soms zelfs een bron van verwarring. Het ware duidelijker geweest als wij de herkomst van onze interpretatie van de begrippen ‘antiseptica’ en ‘desinfectantia’ hadden vermeld. Wij hebben ons laten leiden door de ‘British standard glossary of terms relating to desinfectans’ uit 1976: een antisepticum is een chemische stof die micro-organismen op levend weefsel vernietigt of remt, met als effect: het verminderen of voorkomen van de gevolgen van een infectie.

De term ‘antimicrobieel’ beduidt onzes inziens ‘tegen microben’ en (niet alleen) wij spreken bijvoorbeeld ook van antimicrobiële antistoffen en gebruiken de term zelfs in verband met verhitten.

Nogmaals willen ook wij erop wijzen dat antiseptica alleen gebruikt dienen te worden op geïnfecteerde wonden of wonden welke vrijwel zeker geïnfecteerd zullen worden. In open schone wonden of op een intact peritoneum moeten ze natuurlijk niet worden toegepast.

Tien bacteriën per gram weefsel is wel erg weinig. Een betrokken lezer begrijpt direct dat hier sprake moet zijn van een storende schrijffout. Goris en Hoogkamp-Korstanje geven reeds aan dat hier 10 tot de vijfde macht moest staan.

Lister bereikte inderdaad de voor die tijd formidabele leeftijd van 85 jaar in 1912. Rond 1880 deed hij wel afstand van carbolzuur als antisepticum. Gelukkig niet van de ‘principles of antisepsis’.

R.H. Houwing
R.F.E. de Wit