artikel
Op 7 juli 2016 informeerde minister Schippers de Tweede Kamer over de vorderingen in de bestrijding van antibioticaresistentie.1 De meest opvallende mededeling was dat de bestrijding van antibioticaresistentie in Nederland in 10 zorgregio’s georganiseerd gaat worden: 8 academische en 2 topklinische ziekenhuizen moeten netwerken gaan samenstellen, waarin regionale samenwerking tussen ziekenhuizen, laboratoria, verpleeghuizen, GGD-afdelingen en huisartsen moet worden gerealiseerd. Voor de activiteiten zal een aanzienlijk budget beschikbaar zijn.
Antibioticaresistentie wordt inmiddels wereldwijd beschouwd als een van de grootste bedreigingen voor de gezondheidszorg. In zijn rapport heeft Sir Jim O’Neill, voormalig bankier van Goldman Sachs, becijferd dat in 2050 meer dan 10 miljoen mensen per jaar zullen overlijden aan de gevolgen van antibioticaresistentie.2 Behoudens onduidelijkheid over de onderliggende aannames en rekenmodellen, laat het rapport niets aan de verbeelding over.
Antibioticaresistentie: lieveling van de media
Ik vraag me weleens af waarom antibioticaresistentie de lieveling van de media is. Het aantreffen van een ‘extended’-spectrum-bètalactamase(ESBL)-producerende bacterie op pastinaak haalde in 2011 het 8-uurjournaal, en het ochtendnieuws van 20 juli 2011 opende met ‘nieuwe besmettingen’ in het Maasstad Ziekenhuis die slechts uit oude, ingevroren materialen kwamen. Elke wetenschappelijk onderbouwde nuancering leidt tot meer nadruk op de omvang van het probleem. In Nederland kennen we inmiddels infecties die zijn veroorzaakt door ESBL-producerende bacteriën. Die zijn soms lastig te behandelen, maar echte problemen zijn pas te verwachten met carbapenemase-producerende Enterobacteriaceae (CPE). Die worden in ons land tot nu toe sporadisch aangetroffen.
Nederland is een gidsland: onze huisartsen zijn de meest terughoudende antibioticavoorschrijvers en onze ziekenhuizen hebben de minste infecties door antibioticaresistente bacteriën. Deze conclusies zijn onbetwistbaar, want er is geen land met zo veel cijfers ter onderbouwing. Tegelijkertijd was er geen land in Europa – van landen daarbuiten waren nauwelijks gegevens voorhanden – dat zo veel antibiotica gebruikte in de veehouderij. Maar ook dat gebruik is inmiddels met meer dan 50% gereduceerd,3 en ook dat dwingt wereldwijd respect af.
Maatregelen in de langdurige zorg
Toch ligt er nu een Kamerbrief waarin veel maatregelen worden aangekondigd die noodzakelijk geacht worden om ons ook in de toekomst te beschermen. Veel van deze maatregelen richten zich op de langdurige zorg. Het is een feit dat verspreiding van resistentie in verpleeghuizen kan plaatsvinden. In 2013 kwam een uitbraak van de gevreesde CPE in een Brabants ziekenhuis en verpleeghuis, waarbij in totaal 6 patiënten besmet raakten, landelijk in het nieuws. Maar hoewel deze uitbraak de spreekwoordelijke uitzondering op de regel was, is mede hierdoor het beeld ontstaan dat de verpleeghuizen weleens een ‘mer à boire’ van resistentie zouden kunnen zijn. In vergelijking met de ziekenhuizen en de eerste lijn hebben we weinig informatie uit de verpleeghuissector, vooral omdat microbiologische diagnostiek daar minder vaak verricht wordt. Het opheffen van dit gebrek aan kennis is noodzakelijk. Dat wordt een van de activiteiten van de zorgnetwerken die de minister heeft aangekondigd.
Binnen de langdurige zorg worden de voorgenomen maatregelen met angst en beven bekeken. Waarom? In de Kamerbrief is grootschalig prevalentieonderzoek aangekondigd om asymptomatisch dragerschap van resistente bacteriën vast te stellen; de eerste resultaten worden begin 2017 verwacht. Dergelijk onderzoek zal naar alle waarschijnlijkheid clusters van ESBL-dragers identificeren, waarna beheersmaatregelen conform de huidige richtlijnen onvermijdelijk zijn; de Inspectie voor de Gezondheidszorg ziet immers ook in verpleeghuizen toe op strikte naleving van richtlijnen. Die beheersmaatregelen zijn grotendeels afgeleid van de succesvolle aanpak in ziekenhuizen: verbetering van de basishygiëne van medewerkers, reductie van de overdracht van bacteriën tussen patiënten – bijvoorbeeld door isolatiemaatregelen – en zo snel mogelijke identificatie van alle nog onbekende dragers.
Bezwaren
Het is niet aangetoond dat de genoemde beheersmaatregelen in verpleeghuizen even effectief zijn als in ziekenhuizen. Bovendien is vooralsnog onduidelijk wie er voor de kosten opdraait en hoe de extra werkzaamheden worden opgevangen. Andere bezwaren zijn dat isolatiemaatregelen om transmissie te verminderen haaks staan op het stimuleren van contacten tussen bewoners, en dat de combinatie van langdurig verblijf en langdurig dragerschap een snel einde van een uitbraak verhindert.
Dragerschap gaat niet gepaard met symptomen. Waarschijnlijk ontwikkelt slechts een minderheid van de dragers van resistente bacteriën een infectie, waardoor de vraag gerechtvaardigd is of de inspanningen die deze maatregelen vergen ‘in het belang van anderen’ gevraagd mogen worden. Het gevaar schuilt immers vooral in de verspreiding van deze bacteriën in ziekenhuizen, waar ze opportunistische, lastig te behandelen infecties bij ernstig zieke patiënten kunnen veroorzaken.
Antibioticaresistentie in verpleeghuizen
Wat weten we over het vóórkomen van antibioticaresistente bacteriën bij de naar schatting 100.000 bewoners in de naar schatting 1000 verpleeghuizen in Nederland? In een tiental studies was de prevalentie van dragerschap van ESBL-producerende bacteriën bij mensen in de open populatie tussen de 3,9 en 10,6%. Vergelijkbare percentages werden gevonden in 2 puntprevalentie-studies in verpleeghuizen: in 107 verpleeghuizen produceerden 123 van 2934 Escherichia coli-isolaten (4,2%) ESBL en in 9 verpleeghuizen werd ESBL-dragerschap aangetoond bij 70 van 643 onderzochte bewoners (10,9%).4,5 In ander onderzoek werd ESBL-dragerschap bij ziekenhuisopname aangetoond bij 50 van 579 ouderen (8,6%) die afkomstig waren uit een verpleeghuis en bij 61 van 772 ouderen (7,9%) die nog in hun eigen huis woonden.6
Conclusie
Het instellen van zorgnetwerken zal ons beter beschermen tegen de toenemende dreiging van antibioticaresistentie. Het is verstandig om nu extra maatregelen te nemen teneinde toestanden als in Griekse ziekenhuizen te voorkomen. Hoewel er in een aantal regio’s al constructief wordt samengewerkt, dreigt nu echter een situatie waarin een gedreven groep deskundigen – ongetwijfeld met de beste intenties – zich met politieke steun en een aanzienlijk budget op een sector stort die het toch al niet gemakkelijk heeft. Er is echter geen sprake van een noodsituatie die om acuut ingrijpen vraagt. Als verpleeghuizen daadwerkelijk een mer à boire van resistentie zouden zijn, zijn de gevolgen voor de ziekenhuizen vooralsnog beperkt geweest. Er is dus alle ruimte om samen met de verpleeghuizen en specialisten ouderengeneeskunde een gefaseerde aanpak op te stellen om de omvang van het resistentieprobleem in verpleeghuizen beter in beeld te krijgen.
Literatuur
Kamerbrief over Voortgang aanpak antibioticaresistentie. Den Haag: ministerie van VWS; 7 juli 2016.
Review on antimicrobial resistance. http://amr-review.org, geraadpleegd op 2 augustus 2016.
MARAN 2016: Monitoring of antimicrobial resistance and antibiotic usage in animals in the Netherlands in 2015. Bilthoven: RIVM; 2016.
Verhoef L, Roukens M, de Greeff S, Meessen N, Natsch S, Stobberingh E. Carriage of antimicrobial-resistant commensal bacteria in Dutch long-term-care facilities. J Antimicrob Chemother. 30 mei 2016 (epub). Medline
Willemsen I, Nelson-Melching J, Hendriks Y, et al. Measuring the quality of infection control in Dutch nursing homes using a standardized method; the Infection prevention RIskScan (IRIS). Antimicrob Resist Infect Control. 2014;3:26. Medlinedoi: 10.1186/2047-2994-3-26
Platteel TN, Leverstein-van Hall MA, Cohen Stuart JW, et al. Predicting carriage with extended-spectrum beta-lactamase-producing bacteria at hospital admission: a cross-sectional study. Clin Microbiol Infect. 2015;21:141-6. Medlinedoi: 10.1016/j.cmi.2014.09.014
Antibioticaresistentie en de media
Marc Bonten werpt in zijn commentaar Antibioticaresistentie: de dreiging van en voor verpleeghuizen de vraag op “waarom antibioticaresistentie de lieveling van de media is”. Ik neem aan dat hij met die elegant geformuleerde vraag eigenlijk bedoelt dat de media te veel aandacht schenken aan dit thema. Hij illustreerde zijn vraag/bewering met twee voorbeelden, waarvoor ondergetekende verantwoordelijk is. Het eerste betreft de aanwezigheid van ESBL-producerende bacteriën op groenten (1). Bonten lijkt zich er over te verbazen dat het journaal een onderzoek belicht waaruit dit blijkt. Het bericht kwam in een tijd dat veel studies werden gepubliceerd over de aanwezigheid van (multi)-resistente bacteriën op vlees. Dat leverde de vraag op of vegetariërs dan geen risico zouden lopen om resistente bacteriën binnen te krijgen. De paar onderzoeken over groenten en resistente bacteriën doen vermoeden dat die ontsnappingsroute er geen is.
Zijn tweede voorbeeld betreft de uitbraak van Klebsiella oxa-48 in het Maasstad Ziekenhuis. Het ochtendjournaal van 20 juli 2011 opende met een bericht (2) over nieuwe besmettingen. Het ging zelfs om ‘nieuwe doden’. Later bleek het om tijdens het retrospectief onderzoek nieuw gevonden besmettingen/doden te gaan. Ik weet nog goed het ging. Het Maasstad Ziekenhuis verspreidde zelf het bericht waarin ze van nieuwe doden spraken. Voor de Inspectie reden om het ziekenhuis onder verscherpt toezicht te stellen. In mijn boek Het Einde van de antibiotica (De Geus 2013) schreef ik er dit over:
‘Een van de patiënten’, vertelde hoofd communicatie Dick Berkelder, ‘lag in het brandwondencentrum, de anderen op de afdelingen chirurgie, cardiologie en nefrologie van het gewone ziekenhuis.’ Wat Berkelder niet vertelde, maar wat ik een dag later hoorde van een van de leden van het team van rivm en umc Utrecht, was dat het in drie van de vier gevallen om ‘oude’ gevallen ging. ‘Er komen nog steeds bacteriestammen uit de vriezer die we testen. De positieve zijn nieuw bekend geworden besmettingen, nieuw op de lijst van besmette patiënten dus. Maar dat is heel wat anders dan nieuwe gevallen. Dat zijn patiënten die hier en nu besmet raken. Het is echt buitengewoon dom hoe ze dat naar buiten brengen. Maar ja, zij gaan over de communicatie.’
Tenslotte, al die media-aandacht voor antibioticaresistentie heeft de positie van de microbiologie en de infectiepreventie – en daarmee het patiëntenbelang - geen kwaad gedaan, dunkt me.
Rinke van den Brink, Redacteur Gezondheid NOS Nieuws
(1) http://nos.nl/artikel/234009-resistente-bacterien-in-groenten.html
(2) http://nos.nl/artikel/257549-opnieuw-besmette-patienten-rotterdam-overl…
Media-aandacht en antibioticaresistentie (auteur)
Het is niet zozeer dat ik vind dat de media teveel aandacht aan antibioticaresistentie besteden, het is meer dat ik vind dat zaken te eenzijdig belicht worden. In beide voorbeelden, en andere gevallen, wordt de risicozijde vermeld maar niet de – op dat moment ook beschikbare – gegevens die een meer genuanceerd beeld geven. Daardoor ontstaat, mijns inziens, een foutief beeld van onveiligheid; van wat we eten en van onze ziekenhuizen. Dat verkleint het vertrouwen van patiënten in ons gezondheidszorgsysteem. Over de precieze gang van zaken tijdens de uitbraak in het Maasstadziekenhuis hebben we een andere interpretatie, maar dat de media-aandacht iets met de positie van de microbiologie en infectiepreventie gedaan heeft is helder. Dat legt een zware druk op deze beroepsgroep om genuanceerd over de consequenties van antibioticaresistentie voor de Nederlandse bevolking te communiceren.
Antiobioticaresistentie en de media, vervolg
In het artikel over door Bonten genoemde voorbeeld van resistente bacteriën op groenten geef ik aan dat het om een beperkt onderzoek gaat waarin 120 groentemonsters betrokken waren. Dat er daarvan zeven multiresistente bacteriën bevatten geeft al aan dat er geen sprake van is dat al ons voedsel onveilig is. Het bericht is feitelijk en zaait geen paniek. Het andere voorbeeld over het Maasstad Ziekenhuis dan. Dat ziekenhuis meldt zoals eerder gezegd zelf dat er vier “nieuwe doden” zijn gevallen (ten onrechte naar later bleek). Welke nuance ontbreekt daar? Had ik daarbij soms moeten vermelden dat er ook patiënten niet besmet of overleden waren? Bontens bewering dat de andere kant van het verhaal in deze beide voorbeelden ontbreekt en dat daardoor een onterecht beeld ontstaat van onveiligheid van ons voedsel en in onze ziekenhuizen klopt in mijn ogen niet. Het gaat om beide gevallen om feitelijke berichtgeving.
Rinke van den Brink, redacteur gezondheidszorg NOS, auteur van Het Einde van de Antibiotica
De kamerbrief over antibioticaresistentie
Marc Bonten vraagt zich af waarom antibioticaresistentie de lieveling van de media is, verbaast zich dat er “toch” een Kamerbrief is en maakt zich zorgen over de langdurige zorg, een “sector die het toch al niet gemakkelijk heeft”. Graag wil ik op deze drie punten reageren.
Antibioticaresistentie lijkt juist één van de onderwerpen dat in de media minder aan bod komt. Kanker en Alzheimer halen de kranten vaker: de site van de Volkskrant geeft voor het afgelopen jaar, het jaar dat Minister Schipper antibioticaresistentie hoog op de agenda heeft gezet, 493 hits op “kanker”, 78 op “Alzheimer”, 7 op “antibiotica resistentie” en 3 op “resistente bacteriën”.
Bonten’s verbazing over de Kamerbrief lijkt gestoeld op het feit dat infecties met extended-spectrum betalactamase producerende bacteriën (ESBL) soms lastig te behandelen zijn, maar niet echt een behandelprobleem vormen. Echte probleem bacteriën zijn carbapenemase producerende stammen, die in Nederland nauwelijks voorkomen. Dat is waar. Het probleem zit uiteraard in de behandeling van ESBL met carbapenem antibiotica; als we dat steeds vaker doen omdat het aantal ESBL toeneemt, zal carbapenem resistentie vanzelf volgen. Opvallend in dit kader is dat het gebruik van carbapenems in Nederlandse ziekenhuizen tussen 2006 en 2014 bijna drievoudig is toegenomen (van 0.6 defined daily doses (DDD) naar 1,6 DDD per 100 patiënten dagen).1
Volgens Bonten richten veel van de maatregelen in de Kamerbrief zich op de langdurige zorg. Zo lees ik de Kamerbrief niet. Ik lees dat er voorgesteld wordt om meer samenhang te brengen tussen eerste, tweede lijn en langdurige zorg en om die samenhang in de vorm van zorgregio’s te organiseren. De langdurige zorg wordt dus terecht gezien als een deel van het geheel. Alle aandacht richten op ziekenhuizen en een sector buiten beschouwing laten omdat die het toch al niet gemakkelijk heeft, zou veel weg hebben van het spreekwoordelijke “dweilen met de kraan open”. De getallen die Bonten aanhaalt over de frequentie van ESBL in verpleeghuizen laten zien dat het probleem daar minstens even groot is als in ziekenhuizen en dus recht heeft op minstens even veel aandacht. De Kamerbrief merkt op dat “antibioticaresistentie [in de langdurige zorg] een andere aanpak behoeft … dan in de acute zorg gebruikelijk is” en benadrukt: er “dient specifiek rekening gehouden te worden met de inhoudelijke en ethische component” die verschilt van die van ziekenhuizen. Dit lijkt mij helemaal terecht.
Christina Vandenbroucke-Grauls, Afd Medische Microbiologie en Infectiepreventie, VUmc, Amsterdam
1. NethMap 2016 http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:320165&type=org&dispositio…
Resistentie, media en Kamerbrief
Ik dank collega Vandenbroucke-Grauls voor haar reactie. Overigens was ik niet verbaasd over de kamerbrief, maar over de media aandacht en dan vooral, zoals ook uitgelegd in mijn reactie aan Rinke van den Brink, de – in mijn ogen – eenzijdige benadering daarin. Ik onderschrijf volledig het belang van betere surveillance en samenwerking in regio’s om het resistentieprobleem op het huidige niveau te houden. En ook ik vind dat de langdurige zorg een onlosmakelijk onderdeel van het geheel is. Mijn punt is dat ik vind dat de huidige resistentieproblematiek in Nederland een “shock and awe” strategie gekoppeld aan “search and destroy” in verpleeghuizen niet noodzakelijk maakt. Ik heb een lans proberen te breken voor een stapsgewijze aanpak, zodat er meer tijd is om de specialisten ouderengeneeskunde en organisaties in de langdurige zorg meer te betrekken. Een inventarisatie van reeds operationele zorgnetwerken leert dat dit op dit moment nog niet overal zo is.
Collega Vandenbroucke-Grauls stelt dat de getallen over de prevalentie van ESBL-dragerschap in verpleeghuizen “laten zien dat het probleem daar minstens even groot is als in ziekenhuizen.” Maar, die prevalentiecijfers in verpleeghuizen zijn niet veel hoger dan de prevalentiecijfers bij mensen die niet in een verpleeghuis of ziekenhuis liggen. Zonder wetenschappelijke onderbouwing denk ik dat de “Volkskrant-ziektebarometer” weleens een goede afspiegeling zou kunnen zijn van de verhoudingen tussen sterfte ten gevolge van de genoemde ziektes. Het is goed dat we ervoor zorgen dat dat ook in de toekomst zo blijft.