Artikel voor onderwijs en opleiding

Anemie

Een bloeddruppel met een verband eromheen
A.J. (Jos) Kooter
Daan A.R. Castelijn
Robbert W. Schouten
Hans H.M. Schotman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2023;167:D7847
Abstract

In de rubriek ’10 vragen over’ beantwoorden experts veelvoorkomende vragen over een bepaald onderwerp. Test je kennis met de online toets.

Toets voor nascholing

Aan dit leerartikel is een toets gekoppeld waarmee je nascholingspunten kan verdienen. De toets is beschikbaar tot 20 december 2025.

Maak de toets
Overzicht van te behalen accreditatiepunten
Specialisme Punt(en)
Alle BIG-erkende specialismen 1
  • Deze toets geldt voor alle BIG-erkende specialismen en levert je 1 nascholingspunt op. De toets is geaccrediteerd door ABAN, NAPA, KNMP en NVZA.
  • De toets telt mee binnen en buiten het eigen vakgebied voor medisch specialisten, huisartsen, sociaal geneeskundigen,specialisten ouderengeneeskunde, apothekers en physician assistants. De accreditatie geldt niet voor verpleegkundig specialisten.
  • De toewijzing van punten verloopt via PE-online (het herregistratiesysteem) na het invullen van je BIG-nummer.

Samenvatting

De oorzaak van een anemie is niet altijd eenduidig. De meest voorkomende vorm van anemie, ijzergebreksanemie, toont veel overeenkomsten met de anemie van de chronische ziekte, of beter gezegd: inflammatoire anemie. Deze twee vormen zijn van elkaar te onderscheiden aan de hand van parameters voor ijzertransport, proefbehandeling met ijzer of beenmergonderzoek. Dit artikel beschrijft het ijzermetabolisme en de interpretatie van laboratoriumbepalingen, zoals afkapwaarden voor hemoglobine bij ouderen en de meerwaarde van de manuele differentiatie om de onderliggende aard van de anemie te achterhalen. Tot slot worden verschillende vormen van ijzersuppletie besproken.

Auteursinformatie

Amsterdam UMC, locatie VUmc, Amsterdam. Afd. Interne Geneeskunde: drs. A.J. Kooter, internist; drs. D.A.R. Castelijn, internist-hematoloog; dr. R.W. Schouten, aios interne geneeskunde. Afd. Laboratoriumgeneeskunde: dr. H.H.M. Schotman, klinisch chemicus.

Contact A.J. Kooter (jkooter@amsterdamumc.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
A.J. (Jos) Kooter ICMJE-formulier
Daan A.R. Castelijn ICMJE-formulier
Robbert W. Schouten ICMJE-formulier
Hans H.M. Schotman ICMJE-formulier
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
10 vragen over
Huisartsgeneeskunde
Dit artikel wordt besproken in#28 Bloedarmoede interpreteren
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Emil
Verhoofstad

Beste auteurs, 

 

Dank voor het interessante artikel! Ik vraag me af of jullie nog iets meer toelichting kunnen geven over het wel/niet doen van DNA-diagnostiek naar milde alfa-thalassemie in de eerste lijn. 

 

Als ik het artikel lees dan begrijp ik dat bij alle patiënten met de eerder beschreven etnische achtergrond en een microcytaire anemie, die ofwel geen ijzertekort hebben ofwel niet reageren op suppletie, eerst hb-elektroforese gedaan kan worden. Als deze vervolgens niet afwijkend is (HbA2 <4% en HbF<1%) doe je dan bij iedereen DNA-diagnostiek? Dat is namelijk best een grote groep lijkt me. Of adviseren jullie nog een bepaalde selectie van patiënten? En zijn er nog andere overwegingen?

 

Mvg,

Emil

Emil Verhoofstad, huisarts

Mbt de vraag van Emil Verhoofstad:

 

Het klopt: etnische achtergrond + microcytair + geen ijzertekort en geen betathalassemie (obv hb-elektroforese), dan zou je moeten denken aan een alfa-thalassemie. Of je dan bij iedereen DNA-diagnostiek moet doen, hangt af wat je beoogde doel is. 

 

Als een patiënt met zekerheid wilt weten wat hij/zij heeft, moet je inderdaad DNA diagnostiek doen, alhoewel dat voor de persoon in kwestie (gegeven een relatief normaal Hb en dus een milde thalassemie) zeer vaak geen klinische consequentie heeft (enige cave is ijzerstapeling bij ineffectieve erytropoëse, gemeten d.m.v. het ferritine; normaal is dus goed). Dus naar mijn mening kun je ook een waarschijnlijkheidsdiagnose plakken zonder definitieve bevestiging, ook omdat er weinig alternatieve diagnoses zijn met bovengenoemde combinatie.

 

Er is één uitzondering: als de patiënt nog een kinderwens heeft, zou ik wel altijd DNA diagnostiek inzetten, omdat het dan relevant is voor het nageslacht en als de partner potentieel ook thalassemie heeft, kan er een kind geboren worden met een ernstige(re) vorm van alfa-thalassemie. 

 

Tot slot is het goed om te noemen dat bij de meeste laboratoria nu de meest voorkomende (volgens mij in totaal 7) DNA-mutaties leidend tot alfa-thalassemie worden getest in de 1e run, daarmee pik je al veel op en blijven de kosten relatief laag. Een beetje tegen de gedachte van de lezer in schat ik de hoeveelheid patiënten die in aanmerking komt voor deze DNA diagnostiek in als laag (gezien bovengenoemde combinatie), dus blijft het totaal aan diagnostiek kosten laag.

namens de auteurs, Daan Castelijn, internist/hematoloog AUMC