Acupunctuur als geneeswijze; feiten en perspectieven

Klinische praktijk
H.G. Kho
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:1896-902

Inleiding

Van acupunctuur heeft iedere arts tegenwoordig wel gehoord. Deze uit China stammende geneeswijze is anno 1987 één der belangrijkste alternatieve geneeswijzen in Nederland. Alternatief, omdat de theoretische achtergrond van de acupunctuur (nog) niet met de natuurwetenschappelijke basis van de westerse geneeskunde te vergelijken is. Een duidelijk anatomisch substraat voor de meridianen en punten ontbreekt immers. Toch ziet menige onderzoeker in de acupunctuur een boeiend ‘Forschungsobjekt’, waardoor in vergelijking met andere alternatieve geneeswijzen acupunctuur wetenschappelijk het meest onderzocht is. Terecht meende de Commissie Alternatieve Geneeswijzen, mede door de maatschappelijke betekenis van de acupunctuur, de bijzondere plaats ervan binnen de alternatieve geneeswijzen te moeten toekennen.1 Niet alleen het aantal beoefenaars van deze kunst is in de laatste decennia fors toegenomen,2 ook de artsen tonen er meer begrip voor indien patiënten bij hen op deze behandeling aandringen. In zekere zin heeft de acupunctuur thans een plaats gekregen binnen de gezondheidszorg…

Auteursinformatie

Sint Radboudziekenhuis, afd. Anesthesiologie, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

H.G.Kho, anesthesioloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, januari 1988,

Uitgangspunt blijft en is, dat acupunctuur een geneeswijze is. De consequentie daarvan is dat de beoefenaar een arts moet zijn. Terecht wijst De Vos erop dat artsen-organisaties in de verschillende landen dezelfde mening zijn toegedaan.1

De ‘International Council of Medical Acupuncture and Related Techniques’ (ICMART) heeft sinds haar oprichting (Wenen, 1984) het standpunt ingenomen, dat het toepassen van acupunctuur aan artsen moet worden voorbehouden. In haar algemene vergadering, gehouden tijdens de ‘Second World Congress of Scientific Acupuncture’ (Londen, mei 1986) is dat standpunt ongewijzigd gehandhaafd. Het is overigens niet te verwachten dat de algemene vergadering van de ICMART, die zal plaatsvinden in Praag (juni 1988) te zamen met de ‘Third World Congress of Scientific Acupuncture’ een ander standpunt terzake zal innemen. Aan welke bronnen De Vos ontleent dat de meerderheid van de ICMART over deze zaak anders denkt, is mij een raadsel.

Over de ‘World Federation of Acupuncture and Moxibustion Societies’ (WFAS) het volgende. Deze organisatie is pas opgericht tijdens het Eerste Internationale Symposium over Acupunctuur (Beijing, 22-26 november 1987). Het idee om de wereldorganisatie op te richten, was eerst gelanceerd tijdens de WHO-workshop (Manila, 1984). In 1984 was de voorbereidende Commissie ter oprichting van de WFAS in Beijing geïnstalleerd. Blijkens de gehouden vergadering van de voorbereidende Commissie (Hongkong, 1985) is de mening over welke organisaties tot de WFAS toegelaten zouden moeten worden, verdeeld.2 De unieke situatie die China binnen deze organisatie inneemt, is hier debet aan.3 In China kent men, aan de ene kant, een opleiding tot arts in de Chinese traditionele geneeskunde (TCM) en, aan de andere kant, een opleiding tot arts in de westerse geneeskunde. De discussie spitst zich toe op het begrip arts – met de westerse dan wel traditionele Chinese opleiding – en beslist niet op ‘artsen’ dan wel ‘niet-artsen’ in de zin van fysiotherapeuten. Vlak voor de oprichting van de WFAS heeft de ICMART een voorstel gelanceerd volgens welke omstandigheden de WFAS zou kunnen functioneren.4 Nergens blijkt dat de meerderheid van de aangesloten verenigingen een andere mening zou zijn toegedaan, zoals De Vos stelt. Het blijft onduidelijk hoe hij aan dergelijke informaties komt. Evenmin is het duidelijk wanneer hij stelt dat ‘door verschillende onderzoekers reeds aangegeven is dat minimale vooropleiding voor acupuncturist fysiotherapeut zou moeten zijn’.

H.G. Kho
Literatuur
  1. Enquête naar de juridische situatie met betrekking tot alternatieve geneeswijzen in het buitenland: bijlage B van het rapport van de Commissie Alternatieve Geneeswijzen. Den Haag: Staatsuitgeverij, 1981; 1-15.

  2. Meng Chaolai. Kurzer Bericht über das 2. Meeting des Vorbereitungskommittees der WFAS in Hongkong, 19-21 juli 1985. Dtsch Z Akupunktur 1985; 1: 98-9.

  3. Wang XT. On preparatory work for the establishment of the World Federation of Acupuncture-Moxibustion Societies (WFAS). J Tradit Chin Med 1987; 7: 221-2.

  4. Beyens F, Umlauf R. Bedingungen zur Möglichkeit eines WFAS-Beitritts der Europäischen ärtzlichen Akupunktur-Gesellschaften. Dtsch Z Akupunktur 1987; 3: 50-1.

Amsterdam, februari 1988,

De uitspraak van Kho in zijn antwoord op mijn ingezonden brief en andere ingezonden brieven, dat alleen artsen bevoegdheid hebben tot uitoefening van acupunctuur wordt geïmpliceerd door het uitgangspunt ‘acupunctuur is een geneeswijze’ (1988;318-9), klopt taalkundig niet. Die redenering zou hooguit juist zijn als acupunctuur als ‘geneeskunde’ wordt gezien; maar dan kan het probleem van de bevoegdheid omgedraaid worden door te stellen dat een ieder die geschoold is in de acupunctuur dus een arts genoemd kan worden. Hetgeen een situatie is als in China, zoals Kho in zijn antwoord uiteenzette. De discussie over de acupunctuuropleiding is echter nog ver weg vanwege de onenigheden over de vereiste vooropleiding. Toch heeft de overheid al min of meer de keuze gemaakt, dat gewaakt moet worden voor de kwaliteit van de acupunctuur.1 Ik heb inderdaad geen cijfers of momenteel artsen of niet-artsen de meeste acupunctuurbehandelingen verrichten, maar een aanwijzing kan zijn, dat in de Gouden Gids van Amsterdam 63 acupuncturisten reclame maken, van wie slechts 14 als arts-acupuncturist. Uiteraard kan de beslissing tot erkenning niet bij een opleiding zelf liggen, maar in tegenstelling tot Kho vind ik dat de belanghebbenden juist wel moeten meediscussiëren. Pas daarna kan duidelijkheid ontstaan welke vooropleiding noodzakelijk is voor de gewenste kwaliteit. Vervolgens kan dan de overheid een stap verder gaan door erkenning afhankelijk te maken van de acupunctuuropleiding. Zijn er kwaliteitseisen te stellen, dan is een eerste eis logischerwijs, dat een afgestudeerd student(e) in principe bij elk geaccepteerd opleidingscentrum had kunnen slagen. Omdat de acupunctuuropleidingen zo verschillend zijn, zou een tijdelijke oplossing kunnen zijn: het invoeren van een staatsexamen. Voor consciëntieuze beoefenaars hoeft het examen geen grote krachtsinspanning te zijn en het stelt de vele mensen die in het verleden met acupunctuur bezig zijn geweest voor de keus de stof weer op te halen. Uiteraard kan dan blijken, dat een opleiding van 1 weekend te weinig kennis oplevert om het examen te halen, zelfs al ben je arts of tandarts.

Kho verzwakt zijn stelling dat alleen artsen bevoegd zouden mogen zijn, door vervolgens op te merken, dat acupunctuur zeker geen praatvak is. Elke specialist hoort in te gaan op de vragen van de patiënt(e). In de acupunctuur geldt net zo sterk als in de geneeskunde, dat je niet een ziekte maar een zieke behandelt. Hier naar te handelen hoeft niet de vraag op te roepen of je als dokter dan nog wel in het geneesmiddel gelooft. Volgens acupunctuur behandelen kan natuurlijk op verschillende manieren, maar de norm voor vergoeding zou kunnen zijn: 1 patiënt per 3 kwartier. Zodoende is er ook tijd om te praten. De verontwaardiging die Kho wederom in zijn antwoord uit over een acupuncturist die een patiënte had geadviseerd om geen kinderen meer te krijgen, vind ik niet zonder meer invoelbaar. Er zijn immers ook diverse medische indicaties om gezinsuitbreiding af te raden, wat eveneens tot wanhoop van patiënten kan leiden. Overigens zegt de overheid in nota's over de wet Beroepsuitoefening in de gezondheidszorg, dat voor erkenning een zekere spreiding van de beroepsbeoefenaren gewenst is, zodat een groot deel van de bevolking met hen in contact kan komen. Uit deze nota's kan ook geconcludeerd worden, dat juist omdat veel niet-artsen acupunctuur verrichten, erkenning een dwingende noodzaak is. Patiënten hebben het recht om de beroepsidentiteit van een hulpverlener te kennen.2

Kho ijvert voor uitbreiding van de kennis en voor de erkenning van de acupunctuur, maar tegelijk bestaat het gevaar, dat door zijn resolute en mijns inziens onnodige afwijzing van alle niet-arts-acupuncturisten het proces van de erkenning vertraagd wordt.

J. van de Pol
Literatuur
  1. Staatssecretaris WVC. Alternatieve geneeswijzen moeten voldoen aan kwaliteitseisen. 's-Gravenhage: Staatscourant, 1987: 219-5.

  2. Nationale Raad voor de Volksgezondheid. Advies regeling en criteria beroepen in de Wet BIG. 's-Gravenhage: Nationale Raad Volksgezondheid, 1986.

Vanuit wetenschappelijk standpunt is het artikel van H.G.Kho uitstekend (1987;1896-902), maar enkele zaken wil ik duidelijk aan de orde stellen, ook Kho's antwoord op de ingezonden brief van J.van de Pol (1988;319).

1. ‘Traditional chinese medicine’ (TCM) gaat wel uit van een bepaalde logica, maar is niet gebaseerd op de wet van Aristoteles. Daarom is het geen analytisch systeem en kan het geen onderdeel zijn van de westerse geneeskunde.

2. Een van de negatieve punten van veel beoefenaars (al dan niet arts) is, dat ze niet op de juiste plaats en juiste punten prikken.

3. Kho noemt de USA als land dat slechts arts-acupuncturisten erkent. Waardoor komt dat? Ik heb er 6 jaar TCM gestudeerd (een officiële opleiding op universitair niveau van 2 jaar pre-medisch, 3 jaar TCM, 1 jaar stage) en ik heb 2 jaar gewerkt als acupuncturist in het Lemuel-Shattuck Hospital in Boston. Ik ben geen westerse arts. Deze opleidingen zijn de enig erkende in de meeste staten van de USA en Canada voor het behalen van een licentie. Ook Frankrijk erkent nu dat niet-artsen even goed TCM kunnen uitoefenen als artsen. Daarom komt er een opleiding TCM aan de universiteit van Parijs voor medici en niet-medici.

Chinese geneeskunde is inderdaad niet meer weg te denken, maar zij dient haar eigenheid en integriteit te bewaren. Zij moet geen analytisch westers systeem worden, dat zou verleiden tot een symptomatische benadering zonder veel resultaat (alleen bij pijnen zou het toepasbaar zijn).

Arnhem, februari 1988,

Na een halfjaar mogelijkheid tot discussie blijken geen nieuwe gezichtspunten naar voren te komen, zodat de discussie thans is gesloten (Redactie).

E. Aversano