Abdominale adipositas: metabole complicaties en gevolgen voor de lever

Klinische praktijk
B. Oldenburg
H. Pijl
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:1290-4
Abstract

Samenvatting

- Adipositas gaat samen met een verhoogd risico op cardiovasculaire ziekte en diabetes mellitus type 2.

- Dit risico hangt nauw samen met een complex aan metabole en hemodynamische consequenties van (viscerale) vetstapeling die zeer waarschijnlijk het gevolg zijn van continue toevoer van vetzuren via de V. portae naar de lever.

- Hypertriglyceridemie, hyperinsulinemie, hypertensie, toegenomen hepatische glucoseproductie en insulineresistentie zijn op zichzelf risicofactoren voor de ontwikkeling van atherosclerose. De combinatie verhoogt het risico op cardiovasculaire ziekte aanzienlijk.

- Verhoogde flux van vetzuren naar de lever leidt ook tot stapeling van triglyceriden in hepatocyten.

- Steatosis hepatis werd tot voor kort afgedaan als een onschuldig gevolg van adipositas of alcoholabusus. Onlangs is echter duidelijk geworden dat zich bij een aantal patiënten een niet-alcoholische steatohepatitis ontwikkelt, die op den duur tot leverfibrose en zelfs -cirrose kan leiden.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum, afd. Gastro-enterologie, Utrecht.

Dr.B.Oldenburg, gastro-enteroloog.

Leids Universitair Medisch Centrum, afd. Algemene Interne Geneeskunde, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Dr.H.Pijl, internist.

Contact dr.H.Pijl (h.pijl@lumc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.P.J.
de Vries

Groningen, augustus 2001,

In hun heldere overzichtsartikel bespreken Oldenburg en Pijl de relatie tussen centrale obesitas en non-alcoholische steatohepatitis (NASH), als deel van een cascade die uiteindelijk kan resulteren in levercirrose (2001:1290-4). Wij onderschrijven deze mogelijkheid, maar zijn van mening dat de eveneens besproken relatie tussen centrale obesitas, hyperinsulinemie en bloeddruk nuancering behoeft. Tevens willen wij een kanttekening plaatsen bij de uiteengezette relatie tussen alcohol en NASH. Tot slot willen wij wijzen op een recent dierexperimenteel onderzoek met mogelijk een implicatie voor toekomstige therapie.

De auteurs zijn naar onze mening te stellig in hun bewering dat insuline de bloeddruk verhoogt door stimulatie van het sympathische zenuwstelsel en de renale terugresorptie van water en zout. Inderdaad is dit lange tijd de verklaring geweest voor de clustering van hypertensie binnen het insulineresistentiesyndroom, waarbij werd gesteund op extrapolatie van de resultaten van kortdurende humane experimenten met insuline-infusie tijdens euglykemische clamps naar de lange termijn. Tegenwoordig is echter duidelijk dat insuline naast pressor- ook depressor- (of vasodilatatie-)effecten op het cardiovasculaire stelsel sorteert.1 Hoewel er nog geen chronische humane experimenten zijn verricht, suggereren de resultaten van dierexperimentele onderzoeken dat de depressoreffecten van chronische hyperinsulinemie de pressoreffecten overheersen.2 Tijdens een 7 dagen durende euglykemische insuline-infusie bij normale en obese honden bleek de bloeddruk, ondanks een toename in pressoractiviteit, te dalen. Onderzoeken als deze hebben geleid tot het idee dat hyperinsulinemie (via genoemde pressormechanismen) alleen de bloeddruk verhoogt indien er een gestoord depressormechanisme bestaat, zoals een verminderde gevoeligheid voor insulinegemedieerde dilatatie van de perifere circulatie. Onlangs toonden Serné et al. bij zowel normale als hypertensieve proefpersonen aan dat de relatie tussen insulinesensitiviteit en de bloeddruk voor een belangrijk deel afhangt van deze microvasculaire vaatfunctie.3 4

De andere nuancering die wij willen geven, betreft de mogelijke rol van alcohol in de conversie van steatosis hepatis naar steatohepatitis. Wij onderschrijven het idee dat het gebruik van grote hoeveelheden alcohol een determinant kan zijn voor het ontstaan van steatohepatitis. Onlangs is echter aangetoond dat matige alcoholconsumptie bij obese patiënten gepaard gaat met een lagere kans op het ontstaan van NASH.5 De parallel met bevindingen van alcoholgebruik bij atherosclerose, waarbij een matig alcoholgebruik beschermt, terwijl een hoog gebruik het risico verhoogt, dringt zich op. De mogelijkheid van een U- of J-vormige dosis-responsrelatie tussen alcoholgebruik en het ontstaan van NASH verdient daarom nadere exploratie.

Tot slot willen wij als aanvulling op toekomstige therapeutische mogelijkheden nog de resultaten van een experiment van Lin et al. vermelden.6 Zij beschrijven de positieve invloed van metformine op de vermindering van hepatomegalie, steatose en serum-aminotransferasewaarden bij obese muizen. Metformine, een biguanide, wordt gebruikt als oraal anti-hyperglykemisch medicijn in de behandeling van patiënten met type-2-diabetes mellitus. Genoemd dieronderzoek lijkt onderbouwing te leveren voor het opzetten van een onderzoek bij de mens naar het effect van metformine op de remming van NASH.

A.P.J. de Vries
S.J.L. Bakker
R.O.B. Gans
Literatuur
  1. Anderson EA, Mark AL. The vasodilator action of insulin. Implications for the insulin hypothesis of hypertension. Hypertension 1993; 21:136-41.

  2. Hall JE, Brands MW, Zappe DH, Dixon WN, Mizelle HL, Reinhart GA, et al. Hemodynamic and renal responses to chronic hyperinsulinemia in obese, insulin-resistant dogs. Hypertension 1995;25:994-1002.

  3. Serné EH, Stehouwer CDA, Maaten JC ter, Wee PM ter, Rauwerda JA, Donker AJM, et al. Microvascular function relates to insulin sensitivity and blood pressure in normal subjects. Circulation 1999;99:896-902.

  4. Serné EH, Gans ROB, Maaten JC ter, Wee PM ter, Donker AJM, Stehouwer CDA. Capillary recruitment is impaired in essential hypertension and relates to insulin's metabolic and vascular actions. Cardiovasc Res 2001;49:161-8.

  5. Dixon JB, Bhathal PS, O’Brien PE. Nonalcoholic fatty liver disease: predictors of nonalcoholic steatohepatitis and liver fibrosis in the severely obese. Gastroenterology 2001;121:91-100.

  6. Lin HZ, Yang SQ, Chuckaree C, Kuhajda F, Ronnet G, Diehl AM. Metformin reverses fatty liver disease in obese, leptin-deficient mice. Nat Med 2000;6:998-1003.

B.
Oldenburg

Leiden, augustus 2001,

Wij danken de collegae De Vries et al. voor hun verhelderende commentaar op ons artikel. Het preventieve effect van matige alcoholconsumptie op de ontwikkeling van NASH bij adipeuze patiënten was ons onbekend. Wij zijn met De Vries van mening dat de bevindingen van Lin et al. veelbelovend zijn en een onderzoek naar de effecten van metformine op de ontwikkeling van steatosis en steatohepatitis bij adipeuze mensen ondersteunen. De gegevens betreffende de relatie tussen insuline en bloeddruk die worden aangedragen, behoeven enig commentaar.

De door ons in ons artikel verwerkte gegevens over de effecten van insuline op het autonome zenuwstelsel en de nier reflecteren de theorie over de relatie tussen hyperinsulinemie en hypertensie die in de afgelopen 10 jaar de meeste aanhang heeft gehad. De door De Vries et al. voor het voetlicht geplaatste gegevens zijn belangrijk en geven te denken over de pathofysiologie van hypertensie als deel van het insulineresistentiesyndroom. Naar onze mening is het echter onjuist te suggereren dat dierexperimentele onderzoeken in het algemeen wijzen in de richting van een vasodilatoreffect van chronische hyperinsulinemie. Er is een aanzienlijk aantal studies gedaan die wel degelijk een hypertensieve reactie op chronische (tot 6 weken) infusie van insuline in verschillende rattenmodellen beschrijven1-5 en er zijn zeker aanwijzingen dat het sympathische zenuwstelsel en de nier daar een prominente rol in spelen.6-8 Het lijkt aannemelijk dat de effecten van insuline op de bloeddruk via deze mechanismen uitgesprokener zijn wanneer er een gestoord depressormechanisme is. Daarmee is de rol van het autonome zenuwstelsel en de nier in de pathogenese van insuline-geïnduceerde hypertensie echter geenszins gediskwalificeerd.

B. Oldenburg
H. Pijl
Literatuur
  1. Brands MW, Hildebrandt DA, Mizelle HL, Hall JE. Sustained hyperinsulinemia increases arterial pressure in conscious rats. Am J Physiol 1991;260(4 Pt 2):R764-8.

  2. Tomiyama H, Kushiro T, Abeta H, Kurumatani H, Taguchi H, Kuga N, et al. Blood pressure response to hyperinsulinemia in salt-sensitive and salt-resistant rats. Hypertension 1992;20:596-600.

  3. Meehan WP, Buchanan TA, Hsueh W. Chronic insulin administration elevates blood pressure in rats. Hypertension 1994;23(6 Pt 2): 1012-7.

  4. Huang WC, Fang TC, Cheng JT. Renal denervation prevents and reverses hyperinsulinemia-induced hypertension in rats. Hypertension 1998;32:249-54.

  5. Fang TC, Huang WC. Angiotensin receptor blockade blunts hyperinsulinemia-induced hypertension in rats. Hypertension 1998;32:235-42.

  6. Finch D, Davis G, Bower J, Kirchner K. Effect of insulin on renal sodium handling in hypertensive rats. Hypertension 1990;15:514-8.

  7. Moreau P, Lamarche L, Laflamme AK, Calderone A, Yamaguchi N, Champlain J de. Chronic hyperinsulinaemia and hypertension: the role of the sympathetic nervous system. J Hypertens 1995;13:333-40.

  8. Brands MW, Harrison DL, Keen HL, Gardner A, Shek EW, Hall JE. Insulin-induced hypertension in rats depends on an intact renin-angiotensin system. Hypertension 1997;29:1014-9.