Het drama van 1918: Spaanse griep in Nederland

Perspectief
Marlène E. Cornelis
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2018;162:D2963
Abstract
Download PDF

De Eerste Wereldoorlog en de geneeskunde

Op 11 november 2018 is het 100 jaar geleden dat om 11:00 uur in de ochtend de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog eindigden in een wapenstilstand tussen de Centralen en de Geallieerden. De militaire of Rode Kruis-artsen die tijdens de 'Grande Guerre' probeerden om het onvoorstelbare lijden van soldaten en burgers te verlichten, kregen te maken met problemen die ze nog nooit hadden gezien, op een schaal die ze nog nooit hadden meegemaakt, maar waarvoor zij wel een verantwoorde oplossing moesten verzinnen. Op de themasite wo1.ntvg.nl vindt u alle NTvG-artikelen die gepubliceerd zijn over de Eerste Wereldoorlog en de ontwikkeling van de geneeskunde, voorzien van extra beeldmateriaal.

Samenvatting

Het was afgelopen zomer precies 100 jaar geleden dat de Spaanse griep van 1918 toesloeg. Deze maakte ongeveer 30.000 slachtoffers in Nederland. Over de sociaal-maatschappelijke gevolgen van deze epidemie is nog weinig geschreven. Ondanks de ernst van de situatie bleef de Nederlandse overheid bijzonder passief, een nationale noodtoestand is nooit uitgeroepen. De overheid liet alles aan de gemeentebesturen over, die niet veel meer konden doen dan de scholen sluiten. Over het algemeen wordt aangenomen dat epidemieën leiden tot sociale segregatie en beschuldiging van bepaalde bevolkingsgroepen. Dit was echter niet het geval in Nederland; de Spaanse griep leidde juist tot saamhorigheid en naastenliefde. Het dagelijks leven ging gewoon door en de paniek rond de Spaanse griep stelde weinig voor in vergelijking met de heisa rond de Mexicaanse griep van 2009. Het is van belang dat we blijven stilstaan bij epidemieën uit het verleden en bedenken wat we daarvan kunnen leren.

artikel

Het is dit jaar precies honderd jaar geleden dat de zogenoemde ‘Spaansche griep’ van 1918 de wereld teisterde. Met een geschatte 50 miljoen slachtoffers wereldwijd was deze influenzapandemie veel dodelijker dan de Eerste Wereldoorlog.1 Ook Nederland werd hard getroffen, met ongeveer 30.000 doden op een populatie van 6,7 miljoen mensen.2 Deze buitengewoon virulente variant van het gewone griepvirus trof opvallend veel gezonde volwassenen. Iemand kon van het ene op het andere moment onwel worden en binnen een dag of twee overlijden. De Spaanse griep houdt ook vandaag nog wetenschappers in haar greep. Inmiddels is het griepvirus geïdentificeerd, maar de uitzonderlijke virulentie is nog onvoldoende verklaard.3 Over de sociaal-maatschappelijke gevolgen voor Nederland is nog weinig geschreven. Wat deed de griep met Nederland en wat deed Nederland met de griep?

De ‘Spaanse’ griep

De naam ‘Spaanse griep’ is misleidend. De ziekte had namelijk nauwelijks met de Spanjaarden van doen. Ze kreeg deze naam doordat de eerste bekende ziektegevallen uit Spanje afkomstig waren. In een poging de moraal hoog te houden – er woedde immers een oorlog in een groot deel van de wereld – werd de uitbraak van de ziekte in veel landen in de doofpot gestopt. In het neutrale Spanje was dat op dat moment niet aan de orde. Toen koning Alfonso XIII en zijn ministers op 28 mei 1918 ziek werden, kreeg dat wereldwijde aandacht in de pers. Ook de Nederlandse kranten stonden eind mei 1918 vol van deze mysterieuze ‘Spaansche ziekte’.

Waarschijnlijk ging het om een nieuwe variant van het H1N1-influenzavirus dat van vogels via varkens op mensen was overgeslagen.3 Mogelijk werd het virus via Chinese gastarbeiders naar de VS meegebracht. Maar er zijn ook wetenschappers die beweren dat de verspreiding van het virus al in 1916-1917 begon in Étaples, Frankrijk, in een legerkamp waar ook veel vogels en varkens gehouden werden (figuur).4

Figuur
Britse soldaten in Étaples plukken kalkoenen voor het kerstdiner
Figuur | Britse soldaten in Étaples plukken kalkoenen voor het kerstdiner
Er zijn wetenschappers die beweren dat de verspreiding van het virus dat de Spaanse griep veroorzaakte al in 1916-1917 begon in Étaples, Frankrijk, in een legerkamp waar ook veel vogels en varkens gehouden werden. Foto: © Imperial War Museums (Q 26210).

Wellicht begon de ziekte in de Amerikaanse staat Kansas, waar voor het eerst patiënten met deze ziekte werden gedocumenteerd, aan zijn opmars in de VS. Vanaf daar is het griepvirus goed te volgen: het verspreidde zich razendsnel onder Amerikaanse soldaten, die het virus meenamen naar het westfront in Europa. Vervolgens breidde de ziekte zich uit over de hele wereld.

In Nederland

In de aanloop naar de zomer van 1918 werden meer en meer ziektegevallen gemeld in Europa. Soldaten en andere bevolkingsgroepen die dicht op elkaar verbleven, werden in grote aantallen getroffen. De ziekte verliep vooralsnog relatief mild. Het griepvirus greep snel om zich heen, maar de meeste patiënten kwamen er na een week of wat weer bovenop.

Nederland moest er in de zomer van 1918 ook aan geloven. Tijdens de eerste week van juli werden de ziektegevallen steeds dichter bij onze grenzen gerapporteerd. De Centrale Gezondheidsraad plaatste een oproep in het NTvG om artsen te vragen alle gevallen van deze geheimzinnige griep direct te melden.5

Op 10 juli 1918 gebeurde het onvermijdelijke: de Tilburgsche Courant kopte ‘Spaansche ziekte (?)’ en deed kort verslag van de eerste uitbraak van de Spaanse griep onder Nederlandse arbeiders die over de grens in Essen werkten. Diezelfde dag bracht de Leeuwarder Courant een honderdtal gevallen in een kamp voor Engelse krijgsgevangenen in Groningen aan het licht. Desondanks constateerde de krant dat de situatie niet ernstig was.

De ziekte verspreidde zich in een mum van tijd over heel Nederland. Op 12 juli meldde het Nieuwsblad van het Noorden dat er 800 mijnwerkers van de staatsmijn Emma getroffen waren door de griep. Er zijn geen landelijke ziektestatistieken bekend, maar de cijfers van het leger laten niets aan de verbeelding over: onder het Nederlandse krijgspersoneel werden maar liefst 43.250 gevallen van de Spaanse griep gemeld in de periode 14 juli-2 september 1918.6

Tweede en derde griepgolf

Daarmee leek het ergste voorbij, maar niets bleek minder waar. Een tweede griepgolf sloeg toe in oktober 1918, waarna de sterftecijfers in de wintermaanden tot ongekende hoogtes stegen en pas in het voorjaar van 1919 weer normaliseerden.7 In 1920 volgde een derde griepgolf.

Het is niet goed bekend of het griepvirus op zich dodelijker was dan andere influenzavirussen; de hoge sterfte in de tweede griepgolf werd vooral veroorzaakt door secundaire bacteriële pneumonieën (zie info ‘Wat maakte de Spaanse griep zo fataal?’).8 Als de sterfte aan influenza, acute bronchitis, bronchopneumonie, croupeuze pneumonie en aandoeningen van de pleuraholten bij elkaar worden opgeteld, was de landelijke sterfte aan deze ziekten ruim 30 per 1000 inwoners.2 Er waren echter grote regionale verschillen. De sterfte was het hoogst in de arme veenstreken in het oosten van ons land. De provincie Drenthe spande de kroon met een mortaliteit van bijna 77 per 1000 inwoners in november 1918. In sommige gemeenten overschreed het sterftecijfer zelfs de 100 per 1000 inwoners.2 Waarschijnlijk is dit te wijten aan de armoedige leefomstandigheden in deze oorden. Eenkamerwoningen waren bijvoorbeeld nog heel gebruikelijk. In welvarende steden als Utrecht daarentegen was de sterfte veel lager.

De overheid

Wie de archieven van de Staten-Generaal doorzoekt op de Spaanse griep, hoeft geen verhitte discussies, paniek of drastische quarantaineplannen te verwachten. De griepepidemie schittert vooral door afwezigheid; er werd verbazingwekkend weinig ondernomen om de gevolgen in te perken.

Toen Tweede Kamerlid Van Ravesteijn (Communistische Partij Holland) minister Aalberse van Arbeid (Rooms-Katholieke Staatspartij) bekritiseerde voor zijn gebrek aan initiatief, rechtvaardigde laatstgenoemde zich door de Centrale Gezondheidsraad te citeren. Deze was namelijk tot de conclusie gekomen ‘[…] dat er geen maatregelen bekend waren, die tegen een zoo besmettelijke en zich zoo snel verspreidende aandoening, met kans op slagen te nemen waren.’9 Tweede Kamerlid De Groot (Economische Bond) vroeg Aalberse op 3 december 1918 of de Spaanse griep niet alsnog opgenomen moest worden in artikel 1 van de Wet Besmettelijke Ziekten, maar de minister wees dit opnieuw af, want: ‘De smetstof van die ziekte is niet met zekerheid bekend; daardoor staat de wijze van uitbreiding niet vast. De ziekte zelve is over het algemeen goedaardig en leidt, zonder bijkomende omstandigheden, zelden tot den dood. De groote sterfte wordt veroorzaakt door bijkomende longaandoeningen, die het gevolg zijn van secundaire besmetting met andere meer bekende ziektekiemen, die bijna geregeld bij die longaandoeningen worden gevonden. Ook de wijze, waarop die bijkomende besmetting wordt verkregen, is evenwel nog onvoldoende bekend.’10

Aalberse beperkte zich daarom tot algemeen advies over persoonlijke hygiëne en het vermijden van volksophopingen. Toch werd besloten de broodrantsoenen van het volk te verhogen naar 280 g per dag, in een poging de algemene gezondheid van het volk te verbeteren.9 Dat Nederland neutraal bleef tijdens de oorlog mocht niet baten, er heerste honger in het land. De situatie werd nog eens verergerd door vluchtelingen – vooral uit België – die in ons land asiel zochten.

Gemeentelijk beleid

De rijksoverheid liet het merendeel van de beslissingen over aan de individuele gemeentebesturen. De meeste gemeenten besloten openbare voorzieningen te sluiten. Veel scholen – vooral basisscholen – gingen voor een periode van 6 tot 8 weken dicht, behalve in Amsterdam, waar de GGD van mening was dat kinderen thuis minstens zoveel risico liepen als op school. De Universiteit Leiden werd tijdelijk gesloten, in Heerlen werden openbare samenkomsten verboden. Desalniettemin bleven deze maatregelen beperkt tot de afzonderlijke gemeenten; van een landelijk uitgeroepen noodtoestand is nooit sprake geweest.

Intussen was er een ernstig tekort aan medisch personeel ontstaan. De situatie was zo nijpend, dat geneeskundestudenten gevraagd werd hun studie tijdelijk te laten voor wat het was en huisartsen bij te staan in hun strijd tegen de griep. Ook zette het leger medisch personeel in op het platteland.

Het volk

In 1988 beschreven Nelkin en Gilman hoe epidemieën zouden kunnen leiden tot sociale segregatie, beschuldiging van bepaalde bevolkingsgroepen en geweld tegen deze groepen.11 De Spaanse griep van 1918, ’s werelds dodelijkste pandemie en bovendien van onbegrepen aard, leent zich bij uitstek voor hun theorie. In Nederland heeft de ziekte echter nooit geleid tot het beschuldigen van een etnische, religieuze of andere minderheid. Hoewel het de naam ‘Spaanse griep’ droeg, werden Spanjaarden niet vervolgd of beschuldigd. De vluchtelingen – die de situatie er ook niet beter op maakten – werd evenmin iets verweten. De gastarbeiders uit Essen die de ziekte meebrachten, zijn nooit geboycot of ergens van beticht.

Hoe reageerden de Nederlanders dan wel op deze ziekte? Er zijn allerlei voorbeelden te vinden van liefdadigheid en naastenliefde; de Spaanse griep leidde juist tot saamhorigheid. De Orde van Malta richtte vijftienhonderd veldhospitalen in tussen Roosendaal en Maastricht, waar katholieke zusters de zieken opvingen. Een artikel in De Groene Amsterdammer van 18 september 1918 beschrijft hoe een zeilkamp voor meisjes beïnvloed werd door de griep. Hoewel 50 van de 105 deelneemsters getroffen waren door influenza, werd besloten het kamp niet af te gelasten, ‘omdat de kampgeest en de kampvreugde op bijna alle schepen merkwaardig weinig te lijden hadden van de epidemie en de deelneemsters met alle macht protesteerden als slechts over ontbinden van het kamp werd gekikt.’ Het Limburgs Dagblad schreef op 30 oktober dat onderwijzers in Enschede het werk overnamen van zieke werknemers in de voedselproductie. De onderwijzers waren immers vrij vanwege de schoolsluiting. In het Twentsch Zondagsblad van 3 november stond het bericht dat de gemeenteraad in Vriezenveen had besloten om tien vrouwen aan te stellen die arme families, getroffen door de griep, uit de brand moesten helpen.

Tot slot

De Spaanse griep sloeg toe in drie opeenvolgende golven, waarvan de tweede verreweg het dodelijkst was. Vooral militairen, vluchtelingen en arbeiders werden hard getroffen. Er lijkt echter geen sprake te zijn geweest van ‘nationale paniek’. Ondanks de ernst van de epidemie bleef de nationale overheid bijzonder passief. Alle mogelijke maatregelen werden bij voorbaat al kansloos bevonden, een nationale noodtoestand is nooit uitgeroepen. Gemeentebesturen deden nog een poging de ziekte in te dammen door de scholen te sluiten, maar deze maatregel kwam te laat en het ontbrak aan systematiek.

Een zekere mate van paniek was in 1918 gerechtvaardigd geweest. Misschien had de overheid dan harder ingegrepen of zich op zijn minst voorbereid op de naderende epidemie. Vergeleken met de paniek rond de Mexicaanse griep van 2009 is het moeilijk voor te stellen dat het dagelijks leven in 1918 bijna ongestoord doorging. In de moderne samenleving, waarin de geneeskunst geen grenzen lijkt te kennen en nieuws zich via het internet razendsnel verspreidt, is dat wel anders. We hebben hogere verwachtingen van de overheid en de gezondheidszorg. In de publieke opinie kan de overheid het eigenlijk alleen maar fout doen: ofwel ze verspreidt onnodig paniek, ofwel ze reageert inadequaat op een dreigende epidemie. Het is daarom van belang dat we blijven stilstaan bij epidemieën uit het verleden en bedenken wat we daarvan kunnen leren. Want dat er een volgende grieppandemie komt is een zekerheid, de vraag is alleen wanneer.

Literatuur
  1. Johnson NP, Mueller J. Updating the accounts: global mortality of the 1918-1920 “Spanish” influenza pandemic. Bull Hist Med. 2002;76:105-15. doi:10.1353/bhm.2002.0022. Medline

  2. Vugs R. Bijlage II: CBS-cijfers. In: In veel huizen wordt gerouwd. De Spaanse griep in Nederland. Soesterberg: Aspekt; 2002.

  3. Taubenberger JK, Morens DM. 1918 Influenza: the mother of all pandemics. Emerg Infect Dis. 2006;12:15-22. doi:10.3201/eid1209.05-0979. Medline

  4. Oxford JS. The so-called Great Spanish Influenza Pandemic of 1918 may have originated in France in 1916. Philos Trans R Soc Lond B Biol Sci. 2001;356:1857-9. doi:10.1098/rstb.2001.1012. Medline

  5. Binnenland – De ‘Spaansche griep’. Ned Tijdschr Geneeskd. 1918;62:108.

  6. ‘t Hart PD. Kerels als boomen worden in één dag door de Griep weggemaaid: De Spaanse griep 1918-1920. Tijdschrift voor geschiedenis van stad en provincie Utrecht. 2002;75:147-51.

  7. Muntendam P. De sterfte aan de Spaansche griep in mei 1919. Ned Tijdschr Geneeskd. 1919;63:138-9.

  8. Morens DM, Taubenberger JK, Fauci AS. Predominant role of bacterial pneumonia as a cause of death in pandemic influenza: implications for pandemic influenza preparedness. J Infect Dis. 2008;198:962-70. Medline

  9. VRAGEN van den heer Van Ravesteijn betreffende het nemen van sanitaire maatregelen ter voorkoming van uitbreiding van de “Spaansche griep”. Beantwoord op 16 nov 1918. Aanhangsel Tweede Kamer 1918-1919, nr. 57.

  10. VRAAG van den heer De Groot betreffende het van toepassing verklaren van de wet op de besmettelijke ziekten op de Spaansche griep. Beantwoord op 17 dec 1918. Aanhangsel Tweede Kamer 1918-1919, nr. 123.

  11. Nelkin D, Gilman SL. Placing blame for devastating disease. Soc Res (New York). 1988;55:361-78 Medline.

Auteursinformatie

Erasmus Universiteit Rotterdam: M.E. Cornelis, MSc, student geneeskunde (tevens: University of Glasgow, masterstudent History of Medicine).

Contact M.E. Cornelis (marlenecornelis@hotmail.com)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Informatiekader
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Medische geschiedenis
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Wellicht één van de meest mooie leermomenten uit deze bijzondere uitgave van het NTvG: de ontdekking dat de meeste slachtoffers van de Spaanse griep overleden ten gevolge van een bacteriële superinfectie. Volgens mij was dit ook de oorzaak van het veel grotere aantal overledenen ten gevolge van de lange griepperiode van afgelopen jaar. Welke invloedrijke groep gaat artsenorganisaties en overheid verzoeken om in de komende maanden huisartsen erop te attenderen actiever antibiotica voor te schrijven aan met name de 60 plus groep met "griepachtige" verschijnselen? Het zal het aantal overlijdensgevallen beduidend kunnen gaan verminderen.

Robert Mol, huisarts