Arts, mits bescheiden en met inzicht in eigen niet-weten

Klinische praktijk
Ger Th. van der Werf
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B305
Abstract
Download PDF

artikel

Wat is er eenvoudiger dan onderwijs? Formuleer leerdoelen, geef uitleg, maak toetsvragen en kijk of de leerling de vereiste kennis en vaardigheid bezit; of niet. Maar een goede onderwijzer is bescheiden, die weet dat al die kennis en vaardigheid niets waard zijn, tenzij de leerling heeft geleerd open te staan voor de vragen uit de praktijk van alle dag.

Geneeskunde lijkt vaak te bestaan uit ‘zeker weten’ en snel, doelgericht zonder twijfel handelen, met als adagium: ‘Nu ingrijpen, straks reflecteren’. Die houding past bij de technische beheersing van een instrumentele handeling, bij het heroïsche gevecht tegen ziekte en dood. Dat is een belangrijk deel van ons werk.

Een flitsende demonstratie van kennis en kunde is echter niet genoeg. Minstens even belangrijk is de samenspraak tussen arts en patiënt over de mogelijkheden en grenzen van het medisch ingrijpen. Daarbij past het adagium: ‘Nu reflecteren om straks weloverwogen en doelgericht te kunnen handelen’. Stervensbegeleiding is dan de ultieme kwaliteitstoets.

Is de arts die bewezen heeft de vereiste kennis te hebben en over de nodige vaardigheid te beschikken een goede dokter? Die vraag valt slechts te beantwoorden als we een goede, valide en betrouwbaar te meten, ‘harde’ uitkomstmaat hebben. Ik stel 3 criteria voor. Een goede dokter: (a) kent de eigen beperkingen, de beperkingen van het vak en van de geneeskunde als geheel; (b) is in staat openlijk uit te komen voor fouten en leert ervan; (c) is in staat beargumenteerd beslissingen te nemen in het belang van deze ene patiënt, ook als die tegen de stand van de wetenschap ingaan of indruisen tegen wat de patiënt zelf vraagt.

Kennis is van groter volmaaktheid dan twijfelen. Maar alle ‘evidence’ ten spijt, onze wetenschap is niet volmaakt. Wat gisteren de hoogste waarheid was, lijkt vandaag soms hopeloos verouderd. Medisch-wetenschappelijk onderzoek sluit zich vrijwel af voor de maatschappelijke en ethische vragen die we in de dagelijkse praktijk tegenkomen. Nascholing richt zich overwegend op overdracht van wetenschappelijke kennis. Maar in de praktijk moeten we handelen. Pas als we ons rekenschap geven van wat we niet beheersen en niet weten, is verwondering mogelijk over wat er rondom ons te zien en te doen valt.1

Toetsing met consequenties voor de beroepsuitoefening heeft alleen zin als we ook toetsen of de arts kan omgaan met de grenzen van het weten en kunnen. Bij postacademisch onderwijs past altijd: ‘nu reflecteren om straks weloverwogen en doelgericht te kunnen handelen’. Daarom: beter een dokter die weinig weet en dat van zichzelf weet, dan één die ernaar streeft alles zeker te weten.

Bewaar me voor ‘schriftgeleerden’ die op grond van beperkte inzichten menen te kunnen beoordelen of ik voldoe aan hun normen en daar consequenties aan verbinden. De kwaliteit van dokters schuilt niet in alwetendheid, maar in bescheidenheid, in inzicht in grenzen en beperkingen.

Literatuur
  1. Zhuang Zi. De volledige geschriften. Vert. K. Schipper. Amsterdam: Augustus; 2007.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum Groningen, Academische Huisartspraktijk, Groningen.

Contact Dr. G.Th. van der Werf, huisarts (g.th.van.der.werf@ahg.umcg.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 19 september 2008

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties