Een gespierd en pijnvrij 2020

Opinie
Yolanda van der Graaf
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2020;164:B1643
Download PDF

artikel

Spierverlies hoort niet thuis in de spreekkamer van de dokter, schrijft collega Westendorp (D4345) naar aanleiding van een klinische les (D3824) waarbij Visser en collega’s twee patiënten presenteren die sluipend een deel van hun spieren waren kwijtgeraakt. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, maar ik ben het hartgrondig met Westendorp eens. We kunnen niet alles dat hapert en waarvoor we in hoge mate zelf verantwoordelijk zijn naar de geneeskunde schuiven. Je moet naarmate je ouder wordt nu eenmaal steeds meer doen om het lichaam in vorm te houden. Als je niet oplet ben je opeens een verschrompeld besje dat niet meer van de fiets kan springen als het nodig is, omdat de spieren die eens zo sterk en vanzelfsprekend waren langzaam zijn verdwenen.

Mij overkwam dat na een episode met rugpijn. Ik was één van die jaarlijkse 1,5 miljoen Nederlanders die met rugpijn kampen (D3933). Maar gelukkig was er bij mij een oorzaak voor de rugpijn en werd ik na anderhalf jaar pijn, chagrijn, vele warmtecompressen en kersenpitten geopereerd. Maar wat heb ik moeten buffelen om die spieren in mijn bovenbeen weer terug te krijgen. Ik heb er vooral van geleerd hoe belangrijk die spieren zijn voor de gewone dingen in het leven. Maar ik heb ook geleerd dat het als je pijn hebt armoe troef is in de geneeskunde. Het leerartikel over lagerugpijn laat zien hoe weinig we patiënten kunnen bieden. Slechts bij 5% van de patiënten is er echt een duidelijke oorzaak voor hun pijn te vinden en die andere 95% moet maar blijven tobben.

Waarom is er zo weinig wetenschappelijk onderzoek op dit terrein, zijn studies te klein en gloort er weinig licht aan de horizon? Waarom hoor ik nooit dokters opscheppen op tv dat de rugpijn bijna de wereld uit is? Aan de ziektelast kan het niet liggen, die is immens. De geneeskunde vermag heel veel, maar rugpijn is kennelijk te moeilijk of gewoon niet sexy genoeg. Toch hoop ik dat we onze onderzoeksagenda nog eens laten leiden door ziektelast in plaats van de impactfactor van tijdschriften en ondertussen wens ik u een gespierd en pijnvrij 2020 toe.

Auteursinformatie

y.vandergraaf@ntvg.nl

Contact (y.vandergraaf@ntvg.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Dit redactioneel commentaar is ons uit het hart gegrepen. Yolanda van de Graaf, die zelf sarcopenie en rugpijn ervaarde! Er valt voor rugpijn en spierzwakte genoeg zinvol onderzoek te doen om te kijken hoe de mechanismes werken hoe een vooral zittend leven vanaf de start vroeg of laat tot rugpijn leidt en wat aan het verminderen van de groeiende ziektelast, juist ook preventief kan worden gedaan. Effectieve, primaire preventie brengen is nu eenmaal ook een overheidstaak. Wetgeving genoeg om dit juist bij het kind te waarborgen, zou je zeggen. Cynisch geredeneerd werkt een groot deel van de Nederlandse jeugd momenteel vrijwillig mee aan een groot experiment met extreem veel zituren (RIVM-gegevens). Kijken of ”if you don ’t use it, you loose it” nu een fabeltje is of niet. Nee dus. Veel zitten is een uitgesmeerde ruimtevlucht., zou de arts André Kuiper kunnen zeggen, die behoorlijk wat sarcopenie en osteoporose opliep. Door te vroeg,  te veel verkeerd te gaan zitten leren onze jonge spieren en zenuwen niet hoe ze onder alle omstandigheden later effectief met de zwaartekracht moeten omgaan om een duurzame balans en dus een gezonde houding te creëren en te behouden. Anders ga je vanzelf meer vallen.  

Een volgens ons bruikbaar onderzoekmodel is dat van het uitzoeken hoe de scheefbelasting op botten, spieren en zenuwen door zitten en gebogen lopen (kijken op smartphone, etc.) uitwerkt op een kinderlichaam. Tot wanneer is scheefbelasting onschuldig, wat zijn de mogelijke prodromen/ voorstadia die zichtbaar worden? Zijn dat de verstijving, verlies flexibiliteit wervelkolom, achterblijven rek op zenuwen en spieren, ongelijke werking spiergroepen, die de gymleraren en de therapeuten aantreffen? Welke klachten zijn te relateren aan prodromen, en wanneer kunnen deze optreden? We leverden het NTvG een onderzoek aan, waar prodromen in bijna 80% van een adolescentencohort werd aangetoond. In 2013 waarschuwden we met enkele hoogleraren in een artikel in Medisch Contact voor de gevolgen van verslechterende houdingspatronen ( “de gameboyrug”) bij de jeugd als aanjager voor latere rugklachten. Dat begint zich nu onherroepelijk te vertalen in extra ziektelast. Die onbetaalbaar wordt, omdat al onze orgaansystemen “meedoen”.

Indien nu gericht onderzoek zou worden gestart naar de relatie zitten- houdingsproblemen en chronische aandoeningen, dan kan houdingsonderzoek een mooie biomechanische ingang zijn. Er kan dan volgens ons goed worden voortgebouwd op het functionele en anatomische onderzoekswerk rond anders en beter zitten wat o.a Keegan, Nachemson, Bashir, Schoberth deden bij volwassen “zitters”. Of waar de klassieke orthopeden en gymnasten deze hygiënekennis rond het kind al in hun leerboeken (Duits) plaatsten.

Wie pakken de uitdagingen op om de jeugd (en de bewuste burger) weer recht van lijf en leden te maken?

Piet van Loon, orthopeed/houdingsdeskundige, Houding Netwerk Nederland