Diagnose in beeld (337). Een zuigeling met een bomberende fontanel

Wat is de diagnose?
A.E.J. Poodt
E. de Vries
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1829
Abstract

Casus

Een 5 maanden oude mannelijke zuigeling werd door de huisarts verwezen vanwege een sinds 2 dagen bolle, gespannen fontanel. Hij was niet ziek en had geen koorts. Zijn schedelomtrek was toegenomen van 0 SD op de leeftijd van 4 maanden naar +1 SD. Patiënt had geen insulten en er was geen toename van spugen. Zijn psychomotorische ontwikkeling verliep ongestoord. De familieanamnese was blanco. Bij onderzoek zagen wij een vrolijke, niet-zieke, alerte zuigeling met een bomberende, gespannen fontanel (figuur a en b). Patiënt had een prominerend voorhoofd en de venetekening op zijn schedel was duidelijk te zien, hetgeen…

Auteursinformatie

Jeroen Bosch Ziekenhuis, locatie Groot Ziekengasthuis, afd. Kindergeneeskunde, Postbus 90.153, 5200 ME ’s-Hertogenbosch.

Mw.A.E.J.Poodt, assistent-geneeskundige; mw.dr.E.de Vries, kinderarts.

Contact mw.A.E.J.Poodt (a.poodt@jbz.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nieuwegein, augustus 2007,

Collegae Poodt en De Vries beschrijven een zuigeling zonder neurologische of infectieuze afwijkingen bij wie slechts een toename van de schedelomvang waar te nemen is (2007:1829). In de casus wordt melding gemaakt van een blanco familieanamnese; de hoofdomvang van de ouders wordt niet vermeld. De vraag van de clinicus aan de radioloog is of er een hydrocefalus, een meningitis of een ruimte-innemend proces aanwezig is. De gekozen diagnostiek is naar onze mening niet de juiste. Bij een zuigeling met een nog niet gesloten fontanel geven wij de voorkeur aan schedelechografie, mede omdat het klinisch beeld het best past bij een externe hydrocefalus. Echografie heeft een belangrijk voordeel ten opzichte van een CT-onderzoek van de schedel en mist een belangrijk nadeel. Met behulp van schedelechografie kan men direct de dynamiek van vasculaire structuren in relatie tot de hersenvliezen beoordelen en aldus de lokalisatie van de effusie bepalen (Boomsma MF. Neuroradiology case of the week. Case 239. University of Rochester Medical Center. www.urmc.rochester.edu/smd/RAD/neurocases/Neurocase239.htm).1 Schedelechografie heeft een groter onderscheidend vermogen voor beoordeling van de hersenvliezen dan CT. De hersenvliezen zijn bij een CT-schedelonderzoek zonder contraststof minder goed te zien. Verder is de specificiteit van CT voor meningitis laag. Onzes inziens had de patiënt niet blootgesteld hoeven te worden aan röntgenstraling. Bovendien kan op grond van het getoonde CT-beeld geen onderscheid worden gemaakt tussen een externe hydrocefalus en een dubbelzijdige subdurale effusie. Tenslotte staat ten onrechte in de toelichting bij de figuur dat op de getoonde coupe de subarachnoïdale ruimte en het hersenweefsel zich buiten de schedelcontour bevinden.

M.F. Boomsma
A.S.A. van der Linden
J.P.M. van Heesewijk
Literatuur
  1. Chen CY, Chou TY, Zimmerman RA, Lee CC, Chen FH, Faro SH. Pericerebral fluid collection: differentiation of enlarged subarachnoid spaces from subdural collections with color Doppler US. Radiology. 1996;201:389-92.

‘s-Hertogenbosch, augustus 2007,

Collegae Boomsma et al. merken terecht op dat de hoofdomvang van de ouders belangrijk is bij het beoordelen van een versnellende schedelgroei bij een zuigeling. Wij hebben dit niet in de casus vermeld aangezien niet de versnelde schedelgroei, maar de sinds kort opvallend bolle fontanel de reden voor de verwijzing was. Inderdaad verdient schedelechografie als diagnostische methode de voorkeur; deze werd ook verricht. Omdat er gezien het anamnestisch snelle ontstaan van de bolle fontanel twijfel over bestond of er een bijkomend probleem zou kunnen zijn, zoals een trauma, werd er ook een CT verricht ter uitsluiting van de aanwezigheid van oud bloed of een hygroom. Het getoonde CT-beeld is uitgezocht om de zichtbare zwelling te tonen. Andere beelden waren in dit opzicht minder illustratief.

A.E.J. Poodt
E. de Vries
M.H. van Leuken
M.L.
Brinkman-Mees

Middelburg, september 2007,

Collegae Poodt en De Vries beschrijven een zuigeling met een bomberende fontanel (2007:1829). Het gaat om een gezonde, 5 maanden oude jongen. Als consultatiebureauarts met een lange ervaring vind ik het opvallend dat niet vermeld wordt of deze gezonde jongen op het consultatiebureau werd gezien. Bij het preventieve gezondheidsonderzoek (dat normaliter bij kinderen van 1 en 3 maanden wordt verricht) zou mogelijk al een – begin van de – afwijking gevonden kunnen zijn. Het verloop van de afmetingen van de fontanel is naast de schedelomtrek een interessant gegeven.

M.L. Brinkman-Mees